JAR 2018/318
Duitse wetgeving waardoor aanspraak op vakantie vervalt als werknemer geen aanvraag heeft ingediend, is strijdig met de Arbeidstijdenrichtlijn.
HvJ EU 06-11-2018, ECLI:EU:C:2018:874 (Max-Planck-Gesellschaft zur Förderung der Wissenschaften)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
6 november 2018
- Magistraten
K. Lenaerts, J.-C. Bonichot, A. Prechal, M. Vilaras, T. von Danwitz, F. Biltgen, K. Jürimäe, C. Lycourgos, M. Ilešič, J. Malenovský, E. Levits, L. Bay Larsen, S. Rodin
- Zaaknummer
C-684/16
- Roepnaam
Max-Planck-Gesellschaft zur Förderung der Wissenschaften
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2018:874, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 06‑11‑2018
ECLI:EU:C:2018:338, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 29‑05‑2018
- Wetingang
Essentie
Shimizu is een oud-werknemer van Max-Planck. Bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst weigert Max-Planck om de niet opgenomen vakantiedagen uit te betalen. In de toepasselijke Duitse federale vakantiewetgeving is opgenomen dat vakantiedagen alleen naar een volgend kalenderjaar mogen worden “overgedragen indien dringende bedrijfsbelangen of met de werknemer verband houdende redenen dit rechtvaardigen.” Ook in de toepasselijke CAO voor de openbare dienst is bepaald dat vakantiedagen in het lopende kalenderjaar moeten worden toegekend. Als de werknemer in staat was om de vakantie op te nemen, vervallen de vakantiedagen aan het einde van het kalenderjaar. Dat is alleen anders als de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.