Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2004
- Bronpublicatie:
04-11-2003, PbEU 2003, L 299 (uitgifte: 18-11-2003, regelingnummer: 2003/88/EG)
- Inwerkingtreding
02-08-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-11-2003, PbEU 2003, L 299 (uitgifte: 18-11-2003, regelingnummer: 2003/88/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (3), waarin de minimumvoorschriften worden vastgesteld inzake veiligheid en gezondheid op het gebied van de organisatie van de arbeidstijd met betrekking tot dagelijkse rusttijd, pauzes, wekelijkse rusttijd, maximale wekelijkse arbeidstijd en de jaarlijkse vakantie en aspecten van nacht- en ploegenarbeid en het werkrooster, is ingrijpend gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient derhalve tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
In artikel 137 van het Verdrag wordt bepaald dat de Gemeenschap het optreden van de lidstaten ter verbetering van met name het arbeidsmilieu ondersteunt en aanvult, teneinde de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen. In op basis van dit artikel aangenomen richtlijnen moet worden vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor kunnen worden gehinderd.
- (3)
Het bepaalde in Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (4), blijft ten volle van toepassing op de onder deze richtlijn vallende gebieden, onverminderd strengere en/of meer specifieke bepalingen die in deze richtlijn zijn vervat.
- (4)
De verbetering van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid van de werknemers op het werk is een doelstelling die niet aan overwegingen van zuiver economische aard ondergeschikt mag worden gemaakt.
- (5)
Voor alle werknemers moeten passende rusttijden gelden. Het begrip ‘rusttijd’ moet worden uitgedrukt in tijdseenheden, dat wil zeggen in dagen, uren en/of delen daarvan. De werknemers in de Gemeenschap moeten — dagelijkse, wekelijkse en jaarlijkse — minimumrusttijden en voldoende pauzes genieten. In dit verband dient ook een maximale duur voor de werkweek te worden vastgesteld.
- (6)
Er moet rekening worden gehouden met de beginselen van de Internationale Arbeidsorganisatie ter zake van de organisatie van de arbeidstijd, met inbegrip van de beginselen op het gebied van nachtarbeid.
- (7)
Onderzoek heeft uitgewezen dat het menselijk organisme 's nachts gevoeliger is voor verstoringen van het milieu en voor bepaalde belastende vormen van arbeidsorganisatie en dat lange perioden van nachtarbeid schadelijk voor de gezondheid van de werknemers zijn en hun veiligheid op het werk in gevaar kunnen brengen.
- (8)
De duur van de nachtarbeid, met inbegrip van overwerk, moet worden beperkt en er moet worden bepaald dat de werkgevers die regelmatig gebruikmaken van nachtarbeiders, de bevoegde autoriteiten op hun verzoek daarvan kennis geven.
- (9)
Het is van belang dat nachtarbeiders, alvorens zij bij nachtarbeid worden ingezet en daarna op gezette tijden, recht hebben op een gratis medische keuring en dat zij bij gezondheidsproblemen, voorzover mogelijk, passend dagwerk krijgen.
- (10)
De situatie van nachtarbeiders en werknemers in ploegendienst ten aanzien van hun veiligheid en gezondheid vereist een op de aard van het werk afgestemde bescherming en de beschermende en preventieve diensten en voorzieningen moeten doeltreffend zijn qua organisatie en werking.
- (11)
Sommige arbeidspatronen kunnen schadelijke gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers hebben. Bij de organisatie van het werk volgens een bepaald rooster dient rekening te worden gehouden met het algemene beginsel van de aanpassing van de arbeid aan de mens.
- (12)
Een Europese overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden is in werking gesteld door middel van Richtlijn 1999/63/EG van de Raad van 21 juni 1999 inzake de Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST) (5) op grond van artikel 139, lid 2, van het Verdrag. Bijgevolg dienen de bepalingen van de onderhavige richtlijn niet op zeevarenden van toepassing te zijn.
- (13)
Het is aan de lidstaten om overeenkomstig deze richtlijn vast te stellen onder welke voorwaarden deelvissers in dienstverband recht hebben op jaarlijkse vakantie en op welke wijze de toekenning en de vergoeding daarvan worden geregeld.
- (14)
Meer specifieke voorschriften die in andere communautaire besluiten zijn vastgesteld voor bijvoorbeeld rusttijden, arbeidstijd, jaarlijkse vakantie en nachtarbeid van bepaalde categorieën werknemers, moeten prevaleren boven de bepalingen van deze richtlijn.
- (15)
Gelet op de problematiek in verband met de organisatie van de arbeidstijd, dient in enige soepelheid bij de toepassing van sommige bepalingen van deze richtlijn te worden voorzien, maar dienen daarbij de beginselen van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in acht te worden genomen.
- (16)
Er dient te worden bepaald dat van sommige bepalingen van deze richtlijn naar gelang van het geval kan worden afgeweken door de lidstaten of de sociale partners. De betrokken werknemers moeten bij afwijkingen in het algemeen gelijkwaardige compenserende rusttijden worden geboden.
- (17)
Deze richtlijn dient geen afbreuk te doen aan de verplichtingen van de lidstaten wat betreft de in bijlage I, deel B, vervatte termijnen voor omzetting van de richtlijnen,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 61 van 14.3.2003, blz. 123.
Advies van het Europees Parlement van 17 december 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 september 2003.
PB L 307 van 13.12.1993, blz. 18. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2000/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 195 van 1.8.2000, blz. 41).
PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.
PB L 167 van 2.7.1999, blz. 33.