RBP 2022/84
Zekerheidstelling voor de proceskosten. Heeft eiser aan de voorwaarden van de zekerheidstelling voor de proceskosten voldaan?
HR 09-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1181
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 september 2022
- Magistraten
Mrs. H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons, G.C. Makkink
- Zaaknummer
20/01452
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS678766:1
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Notaris
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1181, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑09‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:151, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2022
ECLI:NL:HR:2021:651, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:55, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑01‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑04‑2020
- Wetingang
Art. 224 Rv
Essentie
Zekerheidstelling voor de proceskosten.
Heeft eiser aan de voorwaarden van de zekerheidstelling voor de proceskosten voldaan?
Samenvatting
IPMI is een in Teheran, Iran gevestigde onderneming. Verweerster, een Nederlandse B.V., voert in hoger beroep een incidenteel verweer tot zekerheidstelling ex art. 224 Rv voor de proceskosten. Het hof heeft deze incidentele vordering gehonoreerd en bij arrest van 25 juni 2019 bevolen dat IPMI uiterlijk op 6 augustus 2019 zekerheid stelt voor € 25.754,50 voor de proceskosten waarin zij kan worden veroordeeld, in de vorm van een depotstorting op de derdengeldrekening van een Nederlandse notaris, op straffe van niet-ontvankelijkheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.