Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 537 [Afgewezen vorderingen tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke strafdelen]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2020, Stb. 2020, 224 (uitgifte: 03-07-2020, kamerstukken: 35122)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2021, Stb. 2021, 252 (uitgifte: 10-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
1.
In de gevallen waarin een vordering tot tenuitvoerlegging, als bedoeld in artikel 6:6:20, eerste lid, of artikel 6:6:21, eerste lid, wordt afgewezen of het openbaar ministerie in zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, kan de rechter die als laatste over de vordering heeft geoordeeld op verzoek van de veroordeelde hem een vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming die voorafgaand aan de beslissing op de vordering is ondergaan.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in de gevallen dat het gerechtshof in beroep de beslissing tot tenuitvoerlegging van de rechter of de rechter-commissaris vernietigt, of indien de zaak eindigt zonder oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel bedoeld in artikel 38v, van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Indien de rechtbank een bezwaarschrift tegen de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gegrond heeft geacht of de voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen vanwege het niet naleven van de algemene voorwaarde, maar de zaak betreffende het nieuwe strafbare feit eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, kan de rechtbank op verzoek van de veroordeelde een vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 6:2:13b.
4.
De artikelen 533, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, en zesde lid, 534 en 536 zijn van overeenkomstige toepassing.