Einde inhoudsopgave
Algemeen militair ambtenarenreglement
Artikel 54f Opname van spaaruren
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2006. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 05-09-2005
- Bronpublicatie:
03-07-2006, Stb. 2006, 353 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-08-2006, terugwerkend tot: 05-09-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2006, Stb. 2006, 353 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De spaaruren, bedoeld in artikel 54e, tweede lid, worden geheel of gedeeltelijk in een aaneengesloten periode van ten minste 288 spaaruren en ten hoogste 960 spaaruren opgenomen. Voor de militair die in verband met deeltijdverlof een arbeidsduur heeft van gemiddeld minder dan 38 uur per week wordt de in de vorige volzin genoemde verplichting vastgesteld op een aaneengesloten periode van een evenredig aantal spaaruren van het aantal dat geldt voor een militair met een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.
2.
De spaaruren worden in beginsel opgenomen bij functiewisseling, voorafgaand aan de datum van plaatsing op de nieuwe functie.
3.
In afwijking van het tweede lid kan de opname van spaaruren gedurende de functievervulling worden toegestaan, tenzij het dienstbelang zich hiertegen verzet.
4.
Indien de militair van functie wisselt kan het hoofd defensieonderdeel op aanvraag van de militair afwijken van het minimum aantal op te nemen spaaruren. Indien met een dergelijke aanvraag wordt ingestemd, dan wordt het gehele tegoed aan spaaruren opgenomen bij functiewisseling, voorafgaand aan de datum van plaatsing op de nieuwe functie.
5.
Een aanvraag voor de opname van spaaruren wordt ten minste 6 maanden voorafgaande aan de gewenste datum van aanvang van de opnameperiode, ingediend bij het hoofd defensieonderdeel.
6.
De in een kalenderjaar opgebouwde spaaruren vervallen na een periode van 10 kalenderjaren, te rekenen vanaf de dag van aanvang van het daarop volgende kalenderjaar.
7.
Indien vanwege dienstbelang dan wel persoonlijke omstandigheden de militair gedurende de periode van 10 jaar bedoeld in het zesde lid niet in de gelegenheid is gesteld de spaaruren op te nemen, maakt het hoofd defensieonderdeel in afwijking van het zesde lid met de militair afspraken over de opname van de spaaruren binnen de 2 daaropvolgende kalenderjaren.
8.
Ten aanzien van de opname van spaaruren zijn de artikelen 64, 65, 66 en 67 van overeenkomstige toepassing.