Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft
Bijlage IV Procedures voor reiniging, ontsmetting en, indien nodig, bestrijding van insecten en knaagdieren
Geldend
Geldend vanaf 23-06-2020
- Bronpublicatie:
17-12-2019, PbEU 2020, L 174 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/687)
- Inwerkingtreding
23-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2019, PbEU 2020, L 174 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/687)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
A. Algemene voorschriften
1
Bij de keuze van biociden en procedures voor reiniging en ontsmetting moet rekening worden gehouden met:
- a)
de veroorzaker van de infectie;
- b)
de aard van de inrichtingen, voertuigen, voorwerpen en materialen die moeten worden behandeld, en
- c)
de toepasselijke wetgeving.
2
De omstandigheden waaronder biociden worden gebruikt, moeten garanderen dat de werkzaamheid ervan niet wordt verminderd. Met name moeten de door de producent voorgeschreven technische parameters, zoals druk, temperatuur, vereiste contactduur of opslagomstandigheden, in acht worden genomen. De werkzaamheid van het ontsmettingsmiddel mag niet worden verminderd door interactie met andere stoffen.
3
Herbesmetting van eerder gereinigde delen moet worden voorkomen, met name wanneer wordt gewassen met vloeistoffen onder druk.
4
Het water dat voor de reiniging wordt gebruikt, moet op zodanige wijze worden opgevangen en verwijderd dat elk risico op verspreiding van verwekkers van ziekten van categorie A wordt vermeden.
5
Biociden moeten op zodanige wijze worden gebruikt dat eventuele negatieve gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van het gebruik ervan zo veel mogelijk worden beperkt.
B. Voorlopige reiniging en ontsmetting
Om tijdens de voorlopige reiniging en ontsmetting zoals bedoeld in artikel 15 de verspreiding van de ziekte van categorie A te voorkomen:
- a)
moeten hele kadavers of delen van dode gehouden dieren van in de lijst opgenomen soorten met ontsmettingsmiddel worden besproeid en in gesloten, lekvrije voertuigen of laadkisten uit de inrichting worden verwijderd voor verwerking en verwijdering;
- b)
moet het weefsel of het bloed dat tijdens het doden, het slachten of het post-mortemonderzoek eventueel is gemorst, zorgvuldig worden verzameld en verwijderd;
- c)
moeten, zodra de hele kadavers of delen van dode gehouden dieren van in de lijst opgenomen soorten voor verwerking of verwijdering zijn verwijderd, de delen van de inrichting waar deze dieren werden gehouden alsook alle delen van andere gebouwen, oppervlakken of uitrusting die tijdens het doden of tijdens het post-mortemonderzoek besmet zijn geraakt, met ontsmettingsmiddel worden besproeid;
- d)
moet mest, met inbegrip van gebruikt strooisel, grondig worden doordrenkt met ontsmettingsmiddel;
- e)
moet het ontsmettingsmiddel ten minste 24 uur op het behandelde oppervlak aanwezig blijven;
- f)
moeten de uitrusting, recipiënten, verbruiksvoorwerpen, oppervlakken of materialen die na het wassen en ontsmetten waarschijnlijk besmet zijn, worden vernietigd.
C. Definitieve reiniging en ontsmetting
Voor de definitieve reiniging en ontsmetting zoals bedoeld in artikel 57:
- 1.
moet mest, met inbegrip van gebruikt strooisel, worden verwijderd en als volgt worden behandeld:
- a)
de dikke fractie van mest, met inbegrip van gebruikt strooisel, moet:
- i)
met stoom worden behandeld bij een temperatuur van minimaal 70 °C;
- ii)
door verbranding worden vernietigd;
- iii)
diep genoeg worden begraven zodat er geen dieren bij kunnen, of
- iv)
worden opgehoopt om te laten broeien, met ontsmettingsmiddel worden besproeid en ten minste 42 dagen blijven liggen; tijdens deze periode moet de hoop worden afgedekt of opnieuw worden opgehoopt opdat de warmte op alle lagen kan inwerken;
- b)
de dunne fractie van mest moet opgeslagen blijven gedurende ten minste 42 dagen, en in het geval van hoogpathogene aviaire influenza 60 dagen, nadat voor het laatst besmet materiaal is bijgevoegd;
- 2.
moeten gebouwen, oppervlakken en uitrusting grondig worden gewassen en gereinigd door het resterende vet en vuil te verwijderen en met ontsmettingsmiddelen worden besproeid;
- 3.
moeten de inrichtingen na zeven dagen opnieuw worden gereinigd en ontsmet.