NJ 2012/166
Griffierecht. Verzet als bedoeld in art. 29 lid 1 Wgbz. Maatschap rechtspersoon in zin van Wgbz?
HR 08-07-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2800, m.nt. H.J. Snijders
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juli 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
11/00567
- Conclusie
A-G Huydecoper
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
BQ2800
- JCDI
JCDI:ADS127437:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ2800, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ2800, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑04‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑01‑2011
- Wetingang
Wgbz art. 3 lid 5, 29lid 1
Essentie
Griffierecht. Verzet als bedoeld in art. 29 lid 1 Wgbz. Maatschap rechtspersoon in zin van Wgbz?
Kennelijk is de strekking van de op 1 november 2010 in werking getreden Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) dat voor natuurlijke personen, zoals dit begrip in het rechtsverkeer pleegt te worden verstaan, het lage tarief geldt en dat voor alle andere procespartijen, die zijn samengevoegd onder de minder gelukkige benaming rechtspersonen, het hoge tarief van toepassing is. Daarom moet worden aangenomen dat een maatschap het hoge tarief verschuldigd is.
Samenvatting
In deze zaak heeft een maatschap van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.