V-N 2018/20.4
A-G adviseert om ‘absoluut-aanzienlijk’-vereiste bij omkering bewijslast te laten vallen
HR (A-G) 08-03-2018, ECLI:NL:PHR:2018:231, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
8 maart 2018
- Zaaknummer
17/04145
17/04146
- Conclusie
A-G IJzerman
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS24551:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Bewijs
Fiscaal bestuursrecht / Aangifte
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1312, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑08‑2018
ECLI:NL:HR:2018:1358, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑08‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:231, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑10‑2017
- Wetingang
Essentie
Advocaat-generaal IJzerman concludeert dat de bewijslast moet worden omgekeerd. De A-G stelt hierbij voor om het ‘absoluut-aanzienlijk-vereiste’ te laten vallen, waardoor in casu de vereiste aangiften niet zijn gedaan.
Samenvatting
Belanghebbende exploiteerde in 2008 samen met zijn echtgenote in de vorm van een vennootschap onder firma een restaurant. Op 1 september 2009 heeft de inspecteur de aangifte IB/PVV 2008 ontvangen, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning heeft aangegeven van € 12.321, resulterend in een bedrag van € 509 aan te betalen belasting. De aanslag IB/PVV 2008 is opgelegd conform de aangifte. De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.