Hof Arnhem, 03-07-2008, nr. 24-002160-07
ECLI:NL:GHARN:2008:BD6175, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
03-07-2008
- Zaaknummer
24-002160-07
- LJN
BD6175
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BD6175, Uitspraak, Hof Arnhem, 03‑07‑2008; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BL6723
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BL6723, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 03‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Hof veroordeelt verdachte wegens het medeplegen van poging tot moord tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren. Verdachte heeft gepoogd tezamen en vereniging met medeverdachte, met wie hij een buitenechtelijke relatie had, de echtgenoot van medeverdachte van het leven te beroven. Zij hebben hiertoe maandenlang uitvoerig verschillende scenario's besproken. Verdachte en medeverdachte hebben vervolgens samen een mes gekocht. Tevens heeft verdachte het medicijn Oxazepam aan medeverdachte gegeven. De medeverdachte heeft haar echtgenoot de Oxazepam toegediend en heeft vervolgens op koelbloedige wijze in de keel/hals van haar slapende echtgenoot gesneden. De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte dient vrijgesproken te worden van medeplegen van poging tot moord. Verdachte is niet aan te merken als medepleger, maar als medeplichtige, aldus de raadsman. Gelet op de in het arrest omschreven gedragingen van verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, is er tussen verdachte en medeverdachte sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij de opzet van verdachte zowel op de samenwerking als het doden van het slachtoffer gericht is geweest, aldus het hof. Daaraan doet niet af dat verdachte niet zelf het slachtoffer heeft gesneden en niet fysiek aanwezig is geweest bij deze handeling, noch of de reden daarvan was dat hij dat niet wilde of durfde. De raadsman heeft heeft aangevoerd dat bij verdachte sprake was van psychische overmacht ten tijde van het plegen van het feit, zodat hij van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen. Het hof verwerpt dit verweer. Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting van de rechtbank en het hof is dit niet aannemelijk geworden. In het kader van de strafoplegging overweegt het hof (onder meer) dat de rechtsorde ernstig is geschokt door deze koelbloedige poging tot moord. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer en zijn kinderen groot leed berokkend. Het slachtoffer moet verder leven met het gegeven dat zijn (ex-)echtgenote met verdachte heeft geprobeerd hem te doden, om haar relatie met verdachte te kunnen voortzetten. De kinderen moeten verder leven met het gegeven dat hun moeder om die reden hun vader heeft geprobeerd te vermoorden. Ten slotte houdt het hof rekening met de vaststelling dat het feit verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Voor oplegging van een hogere gevangenisstraf - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - ziet het hof geen aanleiding.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002160-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-440127-07
Arrest van 3 juli 2008 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 augustus 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in PI Achterhoek Ooyerhoekseweg te Zutphen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.I. Witlox, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing genomen over de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van voorarrest en de vordering van de benadeelde partij bij wijze van voorschot hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 2000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 13 mei 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 13 mei 2007 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen dat mes te kopen en/of dat mes heeft verstrekt aan die [medeverdachte] en/of een of meer bewustzijnverlagende middelen aan die [medeverdachte] heeft verschaft.
Bewijsverweer
Door en namens verdachte is ter terechtzitting aangevoerd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord. Verdachte heeft het slachtoffer niet zelf gestoken en was hier ook niet bij aanwezig. Daarnaast was zijn opzet slechts gericht op behulpzaamheid, nu hij uitdrukkelijk had aangegeven dat hij zelf niet wilde steken. Hierdoor is sprake van een gradueel mindere betrokkenheid van verdachte bij het strafbare feit. Verdachte is niet aan te merken als medepleger maar als medeplichtige, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte had een buitenechtelijke relatie met medeverdachte [medeverdachte], de echtgenote van het slachtoffer [slachtoffer]. Verdachte en [medeverdachte] hebben maandenlang gepraat over manieren om [slachtoffer] om het leven te brengen. Diverse opties zijn hierbij de revue gepasseerd, waarbij verdachte via internet nader onderzoek heeft gedaan naar een bepaalde methode.
Uiteindelijk hebben verdachte en zijn medeverdachte een manier uitgekozen waarop zij [slachtoffer] van het leven zouden beroven. Zij zouden hem oxazepam toedienen teneinde hem te versuffen en hem daarna de keel doorsnijden. Verder hebben zij een datum voor de levensberoving bepaald en hebben zij ten behoeve daarvan samen met zorg een daarvoor geschikt mes uitgezocht en aangeschaft. Dit mes heeft verdachte vervolgens in zijn woning opgeborgen. [medeverdachte] heeft verdachte enkele uren voor het gebeurde in zijn woning opgezocht. Daar besloot [medeverdachte] dat zij zelf de keel van haar echtgenoot zou doorsnijden, omdat verdachte aangaf dat niet te willen doen. Verdachte heeft haar in zijn woning een aantal tabletten oxazepam gegeven en haar de werking van die tabletten uitgelegd. [medeverdachte] heeft die tabletten ter plekke fijngemaakt en heeft de woning vervolgens verlaten met medeneming van de fijngestampte tabletten en het - eerder door verdachten aangeschafte - mes. Verdachten hebben afgesproken dat [medeverdachte] verdachte zou laten weten wanneer zij [slachtoffer] de oxazepam had toegediend. Verdachte zou dan naar de woning van [slachtoffer] en [medeverdachte] gaan, om in de buurt te zijn.
[medeverdachte] is naar de echtelijke woning gegaan en heeft daar haar echtgenoot [slachtoffer] de oxazepam toegediend en vervolgens - toen hij op de bank lag te slapen - in zijn keel/hals gesneden met het mes dat zij met verdachte daartoe had aangeschaft. Zij is vervolgens naar buiten gelopen om te zien waar verdachte zich bevond, maar is weer naar binnen gegaan toen ze hem niet kon vinden. Toen haar daar bleek dat [slachtoffer] nog leefde en hun oudste zoon op het hulpgeroep van hem was afgekomen, heeft zij 112 gebeld en de hulpdiensten ingeschakeld. Ze heeft verdachte op de hoogte gesteld van het inschakelen van de hulpdiensten. Verdachte heeft daarop gereageerd met een sms-bericht, dat - naar zijn zeggen - luidde: "Niet doen mafkees".
Naast bovenomschreven gedragingen van verdachte met betrekking tot de poging om [slachtoffer] van het leven te beroven, blijken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van het hof nog de volgende gedragingen van verdachte.
Verdachte heeft op enig moment voorafgaande aan c.q. gedurende de poging tot levensberoving [medeverdachte] (nadere) aanwijzingen gegeven omtrent het moment en de manier waarop en de plek waar zij [slachtoffer] het best in zijn keel/hals kon snijden. Voorts heeft hij zich - na een telefonische oproep daartoe van zijn medeverdachte - in de nabijheid van de echtelijke woning van [medeverdachte] en [slachtoffer] begeven om [medeverdachte] - volgens een tevoren gemaakte afspraak - te assisteren bij het naar buiten dragen van het lichaam van [slachtoffer], als de levensberoving voltooid zou zijn, om te doen voorkomen dat het slachtoffer buiten was aangevallen en verwond door een derde. Verdachte heeft enige tijd buiten de echtelijke woning vertoefd en zijn medeverdachte toen telefonisch (een deel van) voornoemde (nadere) aanwijzingen gegeven. Bovendien hebben verdachte en zijn medeverdachte elkaar buiten de echtelijke woning nog ontmoet en daar (nogmaals) besproken hoe [slachtoffer] omgebracht zou moeten worden.
Tot slot heeft verdachte ter zitting van het hof verklaard dat zijn medeverdachte het ten laste gelegde feit naar zijn mening nooit zou hebben begaan zonder hem.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien is er tussen verdachte en zijn medeverdachte sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij het opzet van verdachte zowel op deze samenwerking als op het doden van [slachtoffer] gericht is geweest. Daaraan doet niet af dat verdachte niet zelf het slachtoffer heeft gesneden en niet fysiek aanwezig is geweest bij deze handeling, noch of de reden daarvan was dat hij dat niet wilde of niet durfde. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 mei 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van poging tot moord.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door drs. H. Scharft, psycholoog NIP, d.d. 19 juli 2007 een psychologisch rapport uitgebracht. Voorts is er door C.J.F. Kemperman, zenuwarts, d.d. 20 juli 2007 een psychiatrisch rapport uitgebracht.
In de rapporten wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten een zodanige gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond dat deze feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt vorenstaande conclusies over en maakt die tot de zijne.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat bij verdachte sprake was van psychische overmacht ten tijde van het plegen van het strafbare feit. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting van de rechtbank en het hof is niet aannemelijk geworden dat ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit bij verdachte sprake was van een van buiten komende drang die van zodanige aard was dat verdachte daaraan redelijkerwijze geen weerstand kon en behoefde te bieden. Van psychische overmacht was derhalve geen sprake. Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van hem overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tezamen met [medeverdachte] gepoogd de echtgenoot van [medeverdachte], [slachtoffer], van het leven te beroven. Verdachte en [medeverdachte], met wie hij een buitenechtelijke relatie had, hebben hiertoe maandenlang uitvoerig verschillende scenario's besproken. Uiteindelijk kwamen ze tot het besluit [slachtoffer] te versuffen met medicijnen en hem vervolgens de keel door te snijden.
Nadat zij samen een geschikt mes hadden gekocht heeft verdachte aan zijn medeverdachte oxazepam gegeven. De medeverdachte heeft haar echtgenoot de oxazepam toegediend en heeft vervolgens op koelbloedige wijze in de keel/hals van haar slapende echtgenoot gesneden. Een en ander vond 's nachts plaats in de echtelijke woning van [slachtoffer] en [medeverdachte], terwijl hun twee kinderen lagen te slapen. De oudste van de twee kinderen heeft zijn vader gevonden nadat deze bloedend en om hulp roepend onderaan de trap stond.
Door deze koelbloedige poging tot moord is de rechtsorde ernstig geschokt. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer en zijn kinderen groot leed berokkend, hetgeen het slachtoffer treffend tot uitdrukking heeft gebracht in zijn schriftelijke slachtofferverklaringen. Het slachtoffer moet verder leven met het gegeven dat zijn
- (ex-)
echtgenote met verdachte heeft geprobeerd hem te doden, om haar relatie met verdachte te kunnen voortzetten. De kinderen van het slachtoffer moeten verder leven met het gegeven dat hun moeder om die reden hun vader heeft geprobeerd te vermoorden.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 29 april 2008 - al eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Ten slotte heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met de vaststelling - zoals hierboven nader geëxpliciteerd - dat het bewezen verklaarde feit verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur dient te worden opgelegd. Daarbij overweegt het hof dat ter terechtzitting van het hof door de verschillende deskundigen naar voren is gebracht dat verdachte weliswaar behandeling nodig heeft voor de bij hem vastgestelde stoornis(sen), maar dat zijn behandelperspectief niet nadelig wordt beïnvloed door het tijdsverloop dat zal optreden bij het opleggen van een lange gevangenisstraf. De door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf doet naar het oordeel van het hof recht aan het bewezenverklaarde feit. Voor oplegging van een hogere gevangenisstraf - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - ziet het hof geen aanleiding.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering van de benadeelde partij bestaat uit € 148,28 aan materiële schade en € 2004,-- als voorschot aan immateriële schade. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade toewijsbaar. Het hof verstaat de vordering voor zover zij ziet op de immateriële schade als strekkende tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Het hof acht de vordering ten aanzien van dat bedrag van eenvoudige aard, zodat zij zich leent voor toewijzing door de strafrechter.
Verdachte is voor voldoening van het aan [benadeelde partij] toegewezen bedrag met zijn mededader hoofdelijk verbonden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Verdachte is voor voldoening van het aan [benadeelde partij] toegewezen bedrag met zijn mededader hoofdelijk verbonden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van negen jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend honderdtweeënvijftig euro en achtentwintig cent;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend honderdtweeënvijftig euro en achtentwintig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. P.W.J. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.