Rb. Noord-Holland, 18-05-2016, nr. 4896511
ECLI:NL:RBNHO:2016:9049
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
18-05-2016
- Zaaknummer
4896511
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2016:9049, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 18‑05‑2016; (Beschikking)
- Vindplaatsen
AR 2016/3188
AR-Updates.nl 2016-1229
VAAN-AR-Updates.nl 2016-1229
Uitspraak 18‑05‑2016
Inhoudsindicatie
WWZ. Verzoek tot vernietiging van ontslag op staande voet afgewezen. Wel is werkgever veroordeeld tot het betalen van een transitievergoeding.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 4896511 \ AO VERZ 16-97
Uitspraakdatum: 18 mei 2016
Beschikking op grond van artikel 7:681 BW in verbinding met artikel 223 Rv in de zaak van:
[werknemer] ,
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. N.R. Schaap
tegen
de besloten vennootschap G4S Aviation Security B.V.,
gevestigd te Schiphol
verwerende partij
verder te noemen: G4S
gemachtigde: mr. S.W.J. Koenen.
1. Het procesverloop
1.1.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om het door G4S gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. [werknemer] heeft subsidiair een verzoek gedaan om G4S te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding en billijke vergoeding te betalen. [werknemer] heeft gelijktijdig het verzoek gedaan om voor de duur van het geding op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat G4S wordt veroordeeld tot betaling van het bruto maandloon van € 2.522,71 met vakantietoeslag en emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, de buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente over voornoemde bedragen en met veroordeling van G4S tot het verstrekken van loonspecificaties. [werknemer] heeft tenslotte verzocht G4S te veroordelen in de kosten van het geding. G4S heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 20 april 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij brief van 18 april 2016 het verzoek in de hoofdzaak gewijzigd en stukken toegezonden en bij brief van 19 april 2016 wederom stukken toegezonden.
2. De feiten
2.1.
De onderneming van G4S verricht bewakings- en beveiligingswerkzaamheden op de luchthaven Schiphol.
2.2.
[werknemer] , geboren [geboortedatum] 1960, is op 9 juli 2001 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van G4S. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van Teamlid (Vis B) met een loon van € 2.522,71 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao van G4S van toepassing.
2.3.
In de cao van G4S staan specifieke dringende redenen vermeld als aanvulling op de dringende redenen vermeld in de wet.
2.4.
[werknemer] voerde op 3 januari 2016 de taak van visiteur uit. Hij werd die dag eerst op vertrekfilter 3 ingezet. Daarna is hij in opdracht van G4S vanaf 8.30 uur het beveiligings-bedrijf ICEC op vertrekfilter 2 gaan ondersteunen. Nadat bagage door een andere beveiliger achter de X-Ray kijker was aangemerkt als een bedreiging, kwam die bagage via een band bij [werknemer] uit. De taak van [werknemer] was om bagage op eventuele gevaarlijke stoffen te controleren.
2.5.
Op 4 januari 2016 is [werknemer] door G4S op staande voet ontslagen. In de brief waarbij het ontslag op staande voet wordt bevestigd, staat:
“(…)
Middels deze brief bevestigen wij dat u op staande voet en met onmiddellijke ingang ontslagen bent. De reden hiervoor is samengevat als volgt:Op 3 januari jl. had u de taak als visiteur op vertrekfilter 1. Er werd geconstateerd door de SAM Junior dat de doorstroomsnelheid afweek op de lane waar u werkzaam was. De doorstroomsnelheid bij de bagage dat aangemerkt was als zijnde een bedreiging verliep namelijk veel sneller dan normaal. Amsterdam Airport Security (AAS) heeft hierop de camerabeelden terug gekeken. Er is hierbij duidelijk geconstateerd dat u, de gehele periode dat u belast was met de taak van visiteur, alle bagage heeft meegegeven aan passagiers. AAS heeft hierbij ook geconstateerd dat dit geldt voor bagage dat aangemerkt was als zijnde een bedreiging en heeft gezien dat u deze bagage niet heeft gevisiteerd.
De X-Ray kijker bepaalt of bagage een bedreiging kan vormen. Wanneer dit zo is, dient u deze bagage te aller tijde op de RWS positie te zetten zodat u precies weet welk deel u moet visiteren en moet controleren op mogelijk gevaarlijke voorwerpen, vloeistoffen, etc. Dit staat duidelijk in de werkinstructies omschreven en deze werkinstructies zijn bij u bekend. Op de camerabeelden is te zien dat u de bagage aangemerkt als zijnde een bedreiging echter meteen heeft meegegeven. Daarnaast heeft u ook meerdere stuks bagage meegegeven aan passagiers zonder op de RWS positie te zetten of aan enige andere controlewerkzaamheden te onderwerpen.
U geeft toe nagelaten te hebben de bewuste bagage te visiteren. U zegt zich hier echter niet van bewust te zijn geweest. U zegt ermee bekend te zijn dat bagage aangemerkt als zijnde een bedreiging altijd gevisiteerd dient te worden. Door uw handelen c.q. nalaten is er een onacceptabel veiligheidsrisico ontstaan waardoor er dus bijvoorbeeld wapens of explosieven aan boord van gereedstaande vliegtuigen konden komen. U heeft ermee de veiligheid van de burgerluchtvaart bewust in gevaar gebracht. U heeft aldus opzettelijk anderen aan ernstig gevaar blootgesteld.
De hierboven beschreven omstandigheden vormen een dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 2 sub H BW op grond waarvan wij uw arbeidsovereenkomst per direct beëindigd hebben.
Amsterdam Airport Schiphol (AAS) heeft op grond van uw handelen besloten uw Schipholpas in te trekken waardoor u niet meer inzetbaar bent op de luchthaven Schiphol.(…)”
2.6.
[werknemer] lijdt aan diabetes. Dit is bekend bij G4S.
3. Het verzoek
3.1.
[werknemer] verzoekt naast de verzochte voorlopige voorzieningen primair de opzegging van 4 januari 2016 te vernietigen en G4S te veroordelen tot doorbetaling van het bruto maandloon met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, tot betaling van de wettelijke verhoging over het loon, de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente over voornoemde bedragen. [werknemer] verzoekt daarnaast G4S te veroordelen tot afgifte van loonspecificaties. Aan dit verzoek legt [werknemer] ten grondslag
– kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor het gegeven ontslag op staande voet. Niet bewezen kan worden dat [werknemer] de hele dienst alle bagage zonder te controleren heeft meegegeven, nu er slechts beeldmateriaal bewaard is gebleven van de dienst over de periode van 11.10 uur tot 11.15 uur. Verder volgt uit de beelden dat [werknemer] wel de bagage heeft gecontroleerd. Dat sprake is van bewust en/of opzettelijk handelen en het in gevaar brengen van de veiligheid van de burgerluchtvaart door [werknemer] wordt betwist. Indien [werknemer] al bagage onvoldoende heeft gecontroleerd, komt dit omdat de maximale statijd was verstreken en hij al langere tijd geen pauze had gehad, dus niet heeft kunnen eten. [werknemer] dient met het oog op zijn diabetes tijdig te eten. G4S althans ICEC heeft nagelaten om tijdig voor pauze te zorgen. Pas nadat [werknemer] verschillende keren had aangegeven dat hij met pauze wilde, werd die mogelijkheid gegeven. Eventueel onvoldoende functioneren of mogelijke fouten vallen [werknemer] dan ook niet toe te rekenen.
3.2.
De belangenafweging dient in het voordeel van [werknemer] uit te vallen. De in de brief van 4 januari 2016 genoemde redenen zijn immers niet terug te voeren tot de in de cao opgenomen dringende redenen voor een opzegging. Verder heeft [werknemer] over het algemeen een vlekkeloze staat van dienst en kan van G4S worden verwacht dat zij[werknemer] elders in haar onderneming te werk stelt. [werknemer] stelt tot slot dat instandhouding van het ontslag op staande voet vergaande (financiële) gevolgen voor hem heeft.
3.2.
[werknemer] verzoekt subsidiair om G4S te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens de onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. [werknemer] stelt dat aan hem op grond van artikel 7:681 BW een billijke vergoeding betaald dient te worden van € 50.000,00. Volgens [werknemer] is G4S daarnaast een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn, te weten € 22.895,32 bruto. [werknemer] stelt verder dat G4S op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding verschuldigd is van € 28.346,59 bruto. Voor het geval de kantonrechter beslist dat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, beroept [werknemer] zich op de werking van artikel 7:673 lid 8 BW.
4. Het verweer
4.1.
G4S verweert zich tegen de verzoeken. Zij voert – samengevat – het volgende aan. Het ontslag op staande voet is terecht gegeven en de gevolgde procedure is juist.[werknemer] heeft immers verzaakt zijn werkzaamheden volgens de geldende werkinstructies uit te voeren. Op de videobeelden van die dag vanaf 10.50 uur is te zien dat [werknemer] bagage die moest worden gecontroleerd of gevisiteerd niet heeft gecontroleerd of gevisiteerd. Het feit dat AAS de Schipholpas van [werknemer] heeft ingetrokken, duidt er op dat sprake was van een ernstig veiligheidsincident. G4S heeft overigens op het intrekken van de pas geen invloed gehad. [werknemer] kan niet worden herplaatst, omdat G4S uitsluitend in opdracht van de luchthavens van Amsterdam en Eindhoven werkzaam is en [werknemer] zonder geldige pas voor die luchthavens niet op deze luchthavens kan worden tewerk gesteld.Zo al sprake was van overschrijding van de maximale statijd - hetgeen G4S betwist - hebben de [werknemer] verweten handelingen al voor het verstrijken van die termijn plaatsgevonden. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van [werknemer] zelf om direct aan te geven dat hij zijn werk vanwege (gezondheids)klachten niet meer kan uitvoeren of te klagen over overschrijding van zijn statijd. Dit is echter niet gebeurd.
Ook het subsidiaire verzoek om ten laste van haar een transitievergoeding, billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen, dient volgens G4S te worden afgewezen, nu er sprake is van een rechtsgeldige verleend ontslag op staande voet en [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Ten slotte verzet G4S zich tegen de verzochte vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
5. De beoordeling
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of G4S moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon en het laten hervatten van de werkzaamheden door [werknemer] . Daarnaast is aan de orde de vraag of G4S moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en een transitievergoeding.
5.2.
Niet in geschil is dat [werknemer] het verzoek tijdig heeft ingediend, zodat [werknemer] kan worden ontvangen in zijn vorderingen.
5.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is ieder van de partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Artikel 7:678 lid 1 BW bepaalt dat voor de werkgever als dringende redenen worden beschouwd ‘zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.’
5.4.
Bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dient de kantonrechter alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking te nemen. Hierbij moeten de aard en ernst van de aangevoerde dringende reden worden afgewogen tegen de door [werknemer] aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop [werknemer] zijn werk heeft vervuld en ook de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] . Ook indien de gevolgen van een ontslag op staande voet ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereen-komst gerechtvaardigd was. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden, de onverwijldheid van de opzegging en de gelijktijdige mededeling liggen in dit geval bij G4S.
5.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het ontslag op staande voet onverwijld en onder gelijktijdige mededeling is gegeven.
5.6.
Nog daargelaten dat onweersproken is dat volgens het werkprotocol van G4S een visiteur op Schiphol een door een collega als onveilig aangemerkte bagage controleert en/of visiteert, mag dit naar het oordeel van de kantonrechter ook in algemene zin van een visiteur op Schiphol worden verwacht. [werknemer] heeft onvoldoende betwist dat hij van de bij G4S geldende werkprotocollen op de hoogte was en heeft onderschreven dat het belang van G4S bij het naleven van de door haar gestelde regels evident is, mede gelet op de gevolgen die het niet naleven van die regels op de luchthaven Schiphol kunnen hebben. Onder omstandig-heden kan het in strijd handelen met deze (interne) regel dan ook volgens de wet een dringende reden voor ontslag opleveren. Daaraan doet niet af dat in de cao deze handelwijze niet wordt genoemd. De in de cao opgenomen specifieke dringende redenen zijn immers niet limitatief en komen bovendien niet in de plaats van de in artikel 7:678 BW voor de werkgever geformuleerde dringende redenen.
5.7.
Uit de ter zitting door AAS getoonde beelden volgt dat [werknemer] in de tijdsperiode van 11.00 uur tot 11.15 uur op 3 januari 2016 meerdere koffers die door de X-Ray kijker als bedreiging waren aangemerkt, niet heeft geopend. [werknemer] heeft hierover verklaard dat hij op het beeld van de RWS het beeld van de X-Ray kijker zag en op basis van zijn jarenlange ervaring oordeelde dat het openmaken van de koffers niet nodig was. Volgens [werknemer] hoefde hij niet alle koffers die als bedreiging waren aangemerkt door de X-Ray kijker te openen. G4S heeft daartegenover gesteld dat uit de [werknemer] bekende werkprotocollen volgt dat alle koffers die worden aangemerkt als een bedreiging door de visiteur opengemaakt en gecontroleerd moeten worden. Niet plausibel acht de kantonrechter dat visiteurs zelf uitmaken dat speciaal door een collega achter de X-ray als onveilig geselecteerde bagage niet extra hoeft te worden gecontroleerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stelling van G4S.
5.8.
Uit de getoonde beelden volgt dat [werknemer] twee koffers, die hij had moeten openmaken, ongecontroleerd heeft meegegeven. Het derde geval dat op de beelden is te zien, betreft een koffer waarbij op het X-Ray beeld een ondoorzichtig donkerblauw vlak is te zien. Ter zitting heeft G4S verklaard dat koffers met dergelijke donkerblauwe vlakken altijd opengemaakt dienen te worden, omdat niet duidelijk is wat zich op dat moment in de koffer bevindt. Er kan iets in of onder het bewuste voorwerp zitten dat gevaarlijk is. [werknemer] heeft dit ter zitting beaamd. [werknemer] heeft ter zitting nog gesteld dat niet duidelijk is dat het getoonde X-Ray beeld bij de op de beelden getoonde koffer hoort, maar heeft niets tegen de uitgebreide uitleg van de beelden door G4S en AAS ingebracht, zodat kan worden geconcludeerd dat hij deze koffer wel degelijk ongecontroleerd heeft meegegeven aan een passagier. Vast is dan ook komen te staan dat [werknemer] drie koffers niet heeft gecontroleerd (opengemaakt) terwijl dit volgens de hem bekende procedures wel had dienen te gebeuren. Dat [werknemer] gedurende zijn gehele dienst bagage niet heeft gevisiteerd, is onvoldoende onderbouwd door G4S.
5.9.
Onvoldoende is komen vast te staan dat op 3 januari 2016 de statijd van [werknemer] is overschreden. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat [werknemer] door gezondheids-klachten zijn werk niet goed heeft kunnen doen. Volgens [werknemer] kan hij door zijn medische conditie minder scherp reageren als hij niet tijdig heeft gegeten en is het mogelijk dat hij op de dag in kwestie zonder daarvan bewust te zijn (de) bagage niet heeft geopend. [werknemer] heeft echter onvoldoende onderbouwd dat hij op 3 januari 2016 tussen 11.00 uur en 11.15 uur last had van een te lage bloedsuikerspiegel. Hij heeft hierover enkel verklaard dat hij al lange tijd geen pauze had gehad en dat zijn collega’s na de dienst hadden gezegd dat hij er wit uitzag en zich afvroegen of hij niet wat moest eten. Maar ook al had [werknemer] op dat moment zich niet goed genoeg gevoeld om zijn taak naar behoren uit te kunnen oefenen, dan was hij, zoals G4S terecht heeft aangevoerd, er verantwoordelijk voor om dit direct aan te geven bij zijn leidinggevende. Dat [werknemer] om pauze heeft verzocht, wil de kanonrechter wel aannemen. Op de getoonde videobeelden is te zien dat [werknemer] tweemaal een supervisor aanspreekt, maar gesteld noch gebleken is dat hij op die momenten heeft gezegd dat hij niet langer kon doorwerken. De kantonrechter is op grond hiervan van oordeel dat [werknemer] bewust de bagage niet heeft open gemaakt, terwijl hij wist dat dit, als niet in alle gevallen dan wel in bepaalde gevallen, strikt noodzakelijk was. Daarbij maakt het niet uit of [werknemer] een visiteur met ruime ervaring is. Dat door de handelwijze van [werknemer] de veiligheid op Schiphol in het gedrang is gekomen, is vanzelfsprekend.
5.10.
Hoewel uit het voorgaande volgt dat slechts een gedeelte van het door G4S als dringende reden meegedeelde feitencomplex is komt vast te staan, namelijk hetgeen is voorgevallen tussen 11.00 uur en 11.15 uur en niet de gehele dienst, is het ontslag op staande voet naar het oordeel van de kantonrechter toch geldig. Het gedeelte van de feiten dat vaststaat kan op zichzelf worden beschouwd als een dringende reden. Daarbij is van belang dat het voor [werknemer] in het licht van de omstandigheden van het geval onmiddellijk duidelijk was dat G4S hem ook zou hebben ontslagen indien zij, anders dan G4S blijkens de ontslag-aanzegging meende, daarvoor niet meer grond zou hebben gehad dan in rechte is komen vast te staan, of dat daarover bij [werknemer] , gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid geen twijfel kan hebben bestaan. De kantonrechter zal het verzoek van[werknemer] om vernietiging van het ontslag op staande voet daarom afwijzen.
5.11.
[werknemer] heeft subsidiair verzocht om G4S te veroordelen een transitievergoeding te betalen van € 28.346,59. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Immers, die feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van de werknemer dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Het bewust niet openmaken van een koffer waarbij was aangegeven dat de koffer een bedreiging vormde, levert een direct risico op voor de veiligheid op Schiphol en kan grote gevolgen hebben. Dat betekent dat in beginsel de transitievergoeding niet is verschuldigd.
5.12.
De kantonrechter ziet echter wel reden om de transitievergoeding aan [werknemer] toe te kennen met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW, zoals ook door [werknemer] is verzocht. Volgens dit artikel kan de kantonrechter de transitievergoeding in afwijking vanartikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW toekennen, indien het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Vooropstaat dat G4S zich tegen de toepassing van deze regel niet heeft verzet. Naar het oordeel van de kantonrechter is hetgeen [werknemer] heeft aangevoerd, in dit verband voldoende om de transitievergoeding toe te kennen. Daarbij is het volgende van belang. [werknemer] is thans 55 jaar oud. Hij was reeds 15 jaar in dienst bij G4S en hij had een goede staat van dienst. Tot aan 3 januari 2016 heeft hij goed gefunctioneerd.G4S heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de transitievergoeding. Dat betekent dat de kantonrechter de transitievergoeding zal toekennen en dat G4S zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van€ 28.346,59 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 4 februari 2016.
5.13.
[werknemer] verzoekt op grond van artikel 7:672 lid 9 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van G4S. De kantonrechter wijst dit verzoek af, aangezien de arbeidsovereenkomst door G4S rechtsgeldig is opgezegd.
5.14.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van[werknemer] een billijke vergoeding kan toekennen, indien G4S heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [werknemer] om toekenning van die billijke vergoeding worden afgewezen.
5.15.
Nu in deze beschikking al een eindbeslissing wordt gegeven over het verzoek van[werknemer] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding en het geding eindigt reeds met deze beschikking.
5.16.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] hij grotendeels ongelijk krijgt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
in het verzoek op grond van artikel 7:681 BW
6.1.
wijst het verzoek af, behoudens waar het gaat om de transitievergoeding;
6.2.
veroordeelt G4S om aan [werknemer] een transitievergoeding te betalen van € 28.346,59 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 februari 2016 tot aan de dag van de gehele betaling.
in het verzoek op grond van artikel 223 Rv
6.3.
wijst het verzoek af.
In alle verzoeken
6.4.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van G4S tot en met vandaag vaststelt op een bedrag van € 800,00 aan salaris van de gemachtigde van G4S;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A. van Dijk, kantonrechter, en op 18 mei 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter