RvdW 2014/663
Erfgenaam van benadeelde partij kan zich niet in strafgeding voegen en (proces)positie van de benadeelde partij overnemen.
HR 15-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:917
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 april 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/03092
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:917, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:277, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑11‑2013
- Wetingang
Art. 51f lid 1, 361 lid 4, 421 lid 2 Sv; art. 6:106 lid 2 BW
Essentie
Het strafgeding voorziet niet in de mogelijkheid dat in geval van overlijden van de benadeelde partij de erfgenaam zich in het geding voegt en de (proces)positie van benadeelde partij overneemt. Dit betekent dat ook indien degene die zich op de voet van art. 51f, eerste lid, Sv als benadeelde partij in het strafgeding heeft gevoegd, is overleden, de rechter ingevolge art. 361, vierde lid, Sv dient te beslissen op diens vordering. (Vlg. ook HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9105, NJ 2011/259). Nu het Hof heeft geoordeeld dat de gevorderde immateriële schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.