Rb. Rotterdam, 30-08-2012, nr. 12/1530, 12/1353 en 12/1352
ECLI:NL:RBROT:2012:BX6901, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
30-08-2012
- Zaaknummer
12/1530, 12/1353 en 12/1352
- LJN
BX6901
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2012:BX6901, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 30‑08‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2013:CA2986, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
- Vindplaatsen
OGR-Updates.nl 2012-0173
Uitspraak 30‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Met gebruikmaking van de uitgebreide voorbereidingsprocedure verlenen omgevingsvergunning onder voorwaarden voor het uitvoeren van werkzaamheden, het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening en het handelen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten. Chw is van toepassing. Met art. 2.7 van de Wabo wordt de mogelijkheid beperkt om activiteiten over meerdere projecten en aanvragen om vergunning te verdelen. Dit betekent dat activiteiten die onlosmakelijk met elkaar samenhangen niet los van elkaar mogen worden beoordeeld, zodat deze activiteiten ook niet los van elkaar kunnen worden aangevraagd. Bij onlosmakelijk samenhangende activiteiten gaat het om handelingen die tegelijkertijd in twee of meer activiteitencategorieën vallen. Naar het oordeel van de Rb. doet deze situatie zich hier niet voor. Het Casco is weliswaar ten behoeve van de realisatie van het Park A4, maar is er niet onlosmakelijk aan verbonden. Het Casco kan – feitelijk bezien – worden gerealiseerd zonder de rest van het plan ooit uit te voeren. Nu geen sprake is van twee of meer activiteiten die fysiek niet te scheiden of op te splitsen zijn, is geen sprake van onlosmakelijk samenhangende activiteiten in de hiervoor bedoelde zin, zodat het beroep op art. 2.7 van de Wabo faalt. De Wabo bevat geen bepalingen inhoudende dat een bestuursorgaan pas nadat een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om in afwijking van een bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, terwijl aanhouding van de besluitvorming evenmin anderszins geboden was. Aan het vereiste van een goede ruimtelijke onderbouwing is voldaan.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 12/1530, AWB 12/1353 en AWB 12/1352
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 augustus 2012 in de zaken tussen
[naam], te [woonplaats], eiseres, en
[naam], te [woonplaats], eiser 1,
gemachtigde: mr. C. Lubben,
[naam], te [woonplaats], eiser 2,
[naam], te [woonplaats], eiser 3,
en
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam, verweerder,
gemachtigden: drs. S.J.C. Hovens en ing. J.C. de Kruijf.
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder, met gebruikmaking van de uitgebreide voorbereidingsprocedure, vanwege het “Casco Schiedam” (Casco) aan de gemeente Schiedam (vergunninghoudster) een omgevingsvergunning onder voorwaarden verleend voor het uitvoeren van werkzaamheden, het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening en het handelen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft de zaken ter behandeling gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2012. Eisers zijn verschenen, waarbij eiseres en eiser sub 1 zijn bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
- 1.
Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
- b.
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
- c.
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…).
In artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, de omgevingsvergunning wordt geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is of in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
In het tweede lid was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit bepaald dat in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning kan worden verleend indien dat door toepassing van artikel 2.12 mogelijk is. In het tweede lid is thans bepaald dat, indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste lid, de aanvraag mede wordt aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en de vergunning slechts wordt geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
In artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo is bepaald dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening: indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
In artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is bepaald dat, voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet wordt verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.
In het tweede lid is bepaald dat de verklaring slechts kan worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
In het derde lid is bepaald dat de gemeenteraad categorieën gevallen kan aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.
Artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo bepaalt dat, onverminderd het bepaalde in artikel 2.10, tweede lid, de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 er zorg voor draagt dat de aanvraag betrekking heeft op elk van die activiteiten.
- 2.1.
Op 2 september 2010 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het Tracébesluit A4 Delft-Schiedam (Tracébesluit) vastgesteld, welk besluit met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juli 2011(LJN: BR0472) onherroepelijk is geworden. Het Tracébesluit voorziet, voor zover hier van belang, in de aanleg van een landtunnel voor de A4 alsmede in het gebruik van het tunneldak als wandel- en struingebied. In aanvulling op het Tracébesluit is de bestuursovereenkomst Integrale Ontwikkeling Delft-Schiedam (IODS) gesloten. In deze overeenkomst zijn maatregelen opgenomen voor een goede inpassing van de A4 op Schiedams grondgebied, waaronder de inrichting van het tunneldak door dubbel grondgebruik ten behoeve van sport en recreatie. De activiteiten op de sportparken Harga, Thurlede en Kethel kunnen deels worden verplaatst naar de sportvelden op het tunneldak. De vrijgevallen sportlocaties bieden mogelijkheden voor de bouw van nieuwe woningen.
- 2.2.
Bij het bestreden besluit is de omgevingsvergunning verleend voor het uitvoeren van werkzaamheden (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wabo), het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo) en het handelen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten (artikel 2.27 van de Wabo).
De omgevingsvergunning voor het Casco ziet op het bouwrijp maken van gronden ten behoeve van de verplaatsing van de sportvelden na 2015. De werken bestaan uit het ophogen en egaliseren van het bestaande maaiveld met ongeveer 1 meter, waaronder begrepen het dempen van enkele watergangen, het voorbelasten van de grond ten behoeve van het bouwrijp maken door middel van een zanddepot en het graven van een nieuwe watergang.
Uit de aanvraag en de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op de activiteit bouwen. Evenmin heeft de omgevingsvergunning betrekking op de definitieve inrichting van het gebied met sportvoorzieningen en accommodaties en op het kappen van bomen. Voor de bouw van de vleugels en de zettingsvrije plaat en voor de definitieve inrichting van het gebied als sportcomplex zal nog een separate omgevingsvergunning worden aangevraagd. Voor de kap van bomen in verband met de aanleg van de A4 en voor de kap van bomen in verband met de realisatie van het Casco zijn aparte vergunningen verleend.
Dit betekent dat de beroepsgronden van eisers voor zover deze zien op het bouwen, de definitieve inrichting van het gebied (ontsluitingswegen, geluidoverlast en lichthinder) en de kap van bomen niet in deze procedure kunnen worden beoordeeld, omdat het bestreden besluit daarop geen betrekking heeft.
- 3.1.
Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing is. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw bepaalt dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing is op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Artikel 1.6a van de Chw bepaalt dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd.
Artikel 1.9 van de Chw bepaalt dat de administratieve rechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dat beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
In bijlage I zijn onder meer de volgende categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Chw opgenomen:
(…)
- 3.
Gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang
(…)
- 3.3.
projecten ten behoeve van de inpassing in het landschap, natuurontwikkeling of recreatiedoeleinden, waar deze samenhangen met projecten ten aanzien van de in bijlage I bedoelde projecten ten aanzien van – voor zover hier van belang – wegen.
(…)
5. Hoofdwegen
5.1. aanleg of wijziging van hoofdwegen als bedoeld in artikel 8 van de Tracéwet.
(…).
- 3.2.
Het Tracébesluit voorziet in de aanleg van een landtunnel voor de A4 alsmede in locatiespecifieke inpassingsmaatregelen en recreatiemaatregelen daarbij, te weten het inrichten van het tunneldak als een groen uitloopgebied en het aanleggen van struinpaden en fietspaden. Het Casco vormt de voorbereiding voor de bouw van het Park A4, een sport- en recreatiegebied op en rond de landtunnel van de A4. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een project ten behoeve van de inpassing in het landschap, natuurontwikkeling of recreatiedoeleinden, dat samenhangt met een in bijlage I bedoeld project ten aanzien van (hoofd)wegen. Nu voldaan is aan het bepaalde in onderdeel 3.3 in samenhang gelezen met onderdeel 5.1 van bijlage I bij de Chw, is de Chw van toepassing.
- 3.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder bij de beroepsclausule verzuimd te vermelden dat de Chw van toepassing is. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2010, LJN: BP4734, is de rechtbank van oordeel dat het bepaalde in artikel 1.6, tweede lid, van de Chw eisers niet kan worden tegengeworpen. Voor zover eisers na de beroepstermijn van zes weken nog beroepsgronden hebben aangevoerd, acht de rechtbank deze termijnoverschrijding verschoonbaar.
- 4.1.
Eiseres en eiser 1 hebben aangevoerd dat ten onrechte voor de verschillende activiteiten een afzonderlijke omgevingsvergunning wordt aangevraagd, terwijl sprake is van onlosmakelijke activiteiten. Dit leidt volgens hen tot ondoorzichtige procedures.
- 4.2.
Met artikel 2.7 van de Wabo wordt de mogelijkheid beperkt om activiteiten over meerdere projecten en aanvragen om vergunning te verdelen. Dit betekent dat activiteiten die onlosmakelijk met elkaar samenhangen niet los van elkaar mogen worden beoordeeld, zodat deze activiteiten ook niet los van elkaar kunnen worden aangevraagd. Bij onlosmakelijk samenhangende activiteiten gaat het om handelingen die tegelijkertijd in twee of meer activiteitencategorieën vallen. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier niet voor. Het Casco is weliswaar ten behoeve van de realisatie van het Park A4, maar is er niet onlosmakelijk aan verbonden. Het Casco kan – feitelijk bezien – worden gerealiseerd zonder de rest van het plan ooit uit te voeren. Nu geen sprake is van twee of meer activiteiten die fysiek niet te scheiden of op te splitsen zijn, is geen sprake van onlosmakelijk samenhangende activiteiten in de hiervoor bedoelde zin, zodat het beroep op artikel 2.7 van de Wabo faalt.
- 5.1.
Vaststaat dat de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning is verleend in strijd zijn met de bestemmingsplannen Woudhoek Noord, Woudhoek Zuid, Groene Long 2007 en A4 Schiedam, alsmede met het Tracébesluit. In verband met de strijdigheid met deze bestemmingsplannen is een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo verleend.
- 5.2.
Eiser 3 heeft aangevoerd dat het bestemmingsplan A4 Schiedam, dat bij besluit van 2 februari 2011 is vastgesteld, nog niet onherroepelijk is omdat de Afdeling zich nog over het door hem tegen dit bestemmingsplan ingestelde beroep moet uitspreken. Volgens eiser 3 had verweerder moeten wachten met het verlenen van de omgevingsvergunning totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder met het verlenen van de omgevingsvergunning had moeten wachten. De Wabo bevat geen bepalingen inhoudende dat een bestuursorgaan pas nadat een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om in afwijking van een bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, terwijl aanhouding van de besluitvorming evenmin anderszins geboden was.
- 5.3.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het plan waarop de in geding zijnde omgevingsvergunning betrekking heeft is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
De ruimtelijke onderbouwing is neergelegd in de notitie Afwijkingsbesluit Casco Schiedam van februari 2012. De ruimtelijke onderbouwing geeft een projectomschrijving en gaat onder meer in op de aanleiding van het project, het beleidskader, de relatie met het Tracébesluit, de stedenbouwkundige onderbouwing, milieuaspecten en de uitvoerbaarheid van het project.
Over de uitvoerbaarheid hebben eiseres en eiser 1 aangevoerd dat de feitelijke situatie niet overeenkomt met de planologische situatie. De uitvoering van het project zal gedeeltelijk moeten plaatsvinden op het grondgebied van de gemeente Vlaardingen, voor welk gedeelte verweerder niet bevoegd is. Eiseres heeft er ter zitting op gewezen dat het fietspad annex dienstweg niet kan worden gerealiseerd op het grondgebied van de gemeente Schiedam, omdat de beschikbare ruimte daarvoor te beperkt en het talud daarvoor te steil is.
Aan de hand van de ter zitting overgelegde bestemmingsplankaarten en tekeningen stelt de rechtbank vast dat op de kaart die met het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd de gemeentegrens onjuist is weergegeven. Op de kaart die met het definitieve besluit ter inzage is gelegd, is de gemeentegrens wel correct ingetekend. Op grond van deze kaart en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd plaatsvinden binnen de grenzen van de gemeente Schiedam. Ter zitting heeft verweerder aan de hand van de kaart nader toegelicht dat het project volledig, dus inclusief het fietspad annex dienstweg, binnen de grenzen van de gemeente Schiedam kan worden uitgevoerd. Eiseres heeft met de enkele stelling dat dit niet het geval is, naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het fietspad annex dienstweg niet binnen de gemeentegrenzen van Schiedam kan worden uitgevoerd.
Ten aanzien van de financiële uitvoerbaarheid hebben eisers aangevoerd dat de financiële haalbaarheid van het project onzeker is in verband met de huidige economische crisis.
In de ruimtelijke onderbouwing is aangegeven dat ten behoeve van het Casco budget is gereserveerd, waaronder een bijdrage van het Rijk in het kader van de IODS-overeenkomst voor de inrichting van het tunneldak. Verder leiden aanvullende afspraken met Rijkswaterstaat over verdeling van mogelijke aanbestedingsvoordelen en de wijze waarop met risico’s wordt omgegaan tot een forse kostenbesparing voor de gemeente Schiedam.
Daarnaast is door de gemeente Schiedam, Dura Vermeer en Volker Wessels onderzoek verricht naar de marktpotenties en het verdienpotentieel van de vrijgevallen sportvelden en het hergebruik daarvan voor woningbouw, waaruit naar voren komt dat de ontwikkeling van de locatie Harga voldoende financiële dekking biedt voor de aanleg van het Park A4 op het tunneldak. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het project niet uitvoerbaar is.
Eisers hebben aangevoerd dat de ruimtelijke onderbouwing wat betreft de watertoets onjuist is, nu daarin staat vermeld dat het Hoogheemraadschap van Delfland op 25 juli 2011 heeft ingestemd met de waterparagraaf van het bestemmingsplan A4 Schiedam, terwijl de volledige waterparagraaf eerst op 1 september 2011 is opgesteld.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de waterparagraaf ter goedkeuring heeft aangeboden aan het Hoogheemraadschap dat op 25 juli 2011 met het ontwerp akkoord is gegaan. De datum van 1 september 2011 betreft de datum van de definitieve waterparagraaf. De rechtbank ziet geen grond voor de conclusie dat de ruimtelijke onderbouwing op dit punt ondeugdelijk is, nu gesteld noch gebleken is dat de waterparagraaf inhoudelijke gebreken of onjuistheden vertoont. Daarnaast heeft verweerder er in het verweerschrift op gewezen dat het Hoogheemraadschap bij brief van 25 oktober 2011 heeft aangegeven in te stemmen met de ter consultatie toegezonden ontwerp-omgevingsvergunning.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het vereiste van een goede ruimtelijke onderbouwing is voldaan.
- 6.
Hoewel verweerder de omgevingsvergunning onder meer verleend heeft om af te wijken van het bestemmingsplan Groene Long heeft verweerder zich vanuit een oogpunt van zorgvuldigheid gebonden geacht om de adviesprocedures van dit bestemmingsplan te volgen. Verweerder heeft overeenkomstig artikel 5, zevende lid, van het bestemmingsplan Groene Long advies ingewonnen bij de stadsecoloog over de vraag of de natuur- en landschapswaarden die karakteristiek zijn voor natte linten niet onevenredig dan wel onherstelbaar worden aangetast. In de verklaring van geen bezwaar van 23 januari 2012 concludeert de stadsecoloog dat het dempen en graven van natte structuren ter hoogte van het plangebied Sportpark A4 geen onevenredige of onherstelbare schade veroorzaakt voor de natuur- en landschapswaarden die karakteristiek zijn voor natte linten. In de verklaring van geen bezwaar is als voorwaarde opgenomen dat binnen de uitwerkingsopgave voldoende ruimte wordt gevonden voor de aanleg van kwalitatief hoogwaardige ecologische natte structuren en dat de compensatie dient te worden uitgevoerd in overleg met en op aanwijzing van de stadsecoloog.
Verder heeft verweerder overeenkomstig artikel 6, zevende lid, van het bestemmingsplan Groene Long advies ingewonnen bij de stadsecoloog over de vraag of de natuur- en landschapswaarden die karakteristiek zijn voor bossen niet onevenredig dan wel onherstelbaar worden aangetast. In de verklaring van geen bezwaar van 23 januari 2012 heeft de stadsecoloog overwogen dat het aanleggen van sportpark A4 onevenredige dan wel onherstelbare schade veroorzaakt met betrekking tot de natuur- en landschapswaarden die karakteristiek zijn voor bossen. Naar de mening van de stadsecoloog bestaan binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan echter mogelijkheden tot inbedding van kwalitatief hoogwaardige ecologische structuren en compensatie van het verloren groen. De verklaring van geen bezwaar is afgegeven onder de voorwaarde dat binnen het uitwerkingsprogramma voldoende ruimte wordt gevonden voor de aanleg van kwalitatief hoogwaardige ecologische structuren en dat de voor de natuur noodzakelijke verbindingen en verblijfsgebieden afdoende worden gecompenseerd, waarbij compensatie dient te worden uitgevoerd in overleg met en op aanwijzing van de stadsecoloog.
De rechtbank stelt vast dat de door de stadsecoloog in zijn verklaringen van geen bezwaar gestelde voorwaarden van compensatie als voorschriften aan de omgevingsvergunning zijn verbonden. Indien verweerder zich niet aan deze voorwaarden houdt, kunnen eisers via een verzoek om handhaving de naleving van deze voorschriften afdwingen. Anders dan eisers hebben gesteld, is niet op voorhand aannemelijk dat niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan. In dit verband acht de rechtbank van belang dat verweerder het belang van compensatie van natte structuren en bos ter zitting nadrukkelijk heeft erkend en heeft toegezegd ook in andere vergunningen die nodig zijn voor de definitieve inrichting van het gebied deze voorwaarden te zullen opnemen.
- 7.
Eiser 1 heeft aangevoerd dat zijn zicht zal worden belemmerd door het zanddepot met een hoogte van 4,60 meter boven NAP. De rechtbank overweegt hierover dat het zanddepot een tijdelijke situatie betreft. Gelet hierop alsmede op de afstand van de woning van eiser 1 tot het zanddepot acht de rechtbank niet aannemelijk dat sprake is van dermate grote hinder dat verweerder daarom de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. De overige eisers hebben gelet op de afstand tot hun woning geen zicht op het zanddepot, zodat hun beroepsgrond hierover kennelijk niet strekt ter bescherming van hun belangen. Gelet op artikel 1.9 van de Chw kan deze beroepsgrond reeds hierom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
- 8.
Gelet op al het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
- 9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzitter, en mr. H. Bedee en
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. S.L. Mehlbaum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.