Einde inhoudsopgave
Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst
Artikel 14a [Gevolgen van overgang onderneming]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
07-12-2006, Stb. 2006, 706 (uitgifte: 22-12-2006, kamerstukken: 30655)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2006, Stb. 2006, 707 (uitgifte: 22-12-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
1.
Door de overgang van een onderneming, als bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, gaan de rechten en verplichtingen welke op dat tijdstip voor de werkgever in die onderneming ten aanzien van daar werkzame werknemers voortvloeien uit bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden van een collectieve arbeidsovereenkomst waaraan hij gebonden is, van rechtswege over op de verkrijger van de onderneming.
2.
De rechten en verplichtingen die ingevolge het eerste lid overgaan, eindigen op het tijdstip waarop de verkrijger ten aanzien van de arbeid, verricht door de in het eerste lid bedoelde werknemers, gebonden wordt aan een na de overgang van de onderneming tot stand gekomen collectieve arbeidsovereenkomst dan wel op het tijdstip waarop de verkrijger ten aanzien van die arbeid krachtens een na de overgang genomen besluit tot verbindendverklaring op grond van artikel 2 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten verplicht wordt bepalingen na te komen van een collectieve arbeidsovereenkomst. De rechten en verplichtingen eindigen voorts zodra de op het tijdstip van de overgang lopende geldingsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst verstrijkt.
3.
In afwijking van het eerste en het tweede lid zijn op de rechten en verplichtingen van de werkgever die voortvloeien uit een bepaling in een collectieve arbeidsovereenkomst, die betrekking heeft op een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, dan wel een spaarregeling als bedoeld in artikel 3 van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Pensioenwet, de artikelen 663 en 664 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.