RvdW 2013/63
De door het hof gegeven korting wegens schending redelijke termijn is niet onbegrijpelijk, ook al was de HR bij eenzelfde overschrijding in de cassatiefase tot een andere strafvermindering overgegaan.
HR 11-12-2012, ECLI:NL:HR:2012:BY4837
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 december 2012
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. De Hullu, W.F. Groos, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
11/01732
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- LJN
BY4837
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BY4837, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BY4837, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑12‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑08‑2011
- Wetingang
Sv art. 6 EVRM Art. 359a
Essentie
Tussen het instellen van het hoger beroep en de behandeling van de zaak in hoger beroep hebben dertig maanden gelegen. Aan deze overschrijding van de redelijke termijn heeft het hof als rechtsgevolg verbonden dat het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf met één maand wordt verhoogd, waardoor de straf wordt gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk. Dat oordeel is in het licht van HR17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008/358, rov. 3.7 niet onbegrijpelijk. De enkele omstandigheid dat de Hoge Raad tot een andere strafvermindering zou ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.