RVR 2020/7
Procesrecht. Geldt in gevallen waarin een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat, in een incident dezelfde toetsingsmaatstaf bij de beoordeling van een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging als in een kort geding?
HR 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:2026
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 december 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/02868
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS187892:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:2026, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:666, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑06‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑07‑2018
- Wetingang
Art. 6:162 BW; art. 223, 438 lid 2 Rv
Essentie
Procesrecht. Executierecht.
Geldt in gevallen waarin een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat, in een incident dezelfde toetsingsmaatstaf bij de beoordeling van een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging als in een kort geding?
Samenvatting
Tussen partijen is de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun echtscheiding in geschil. Dat geschil spitst zich toe op de vraag wie recht heeft op levering door een derde van een hotel- restaurant dat sinds 2012 door de man wordt geëxploiteerd. De man woont in het woongedeelte van dat hotel-restaurant.
De rechtbank heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.