Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/5.2.2.2
5.2.2.2 De beginselen
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210036:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
De elf beginselen zijn te vinden in art. 2.1.1 R PRIN.
Zie het zesde, zevende en achtste beginsel. Overigens hebben niet alle beginselen betrekking op het gedrag richting de consument. Zo moet een financiële instelling bijvoorbeeld ook een goede relatie opbouwen met de toezichthouder. Zie het elfde beginsel.
Hudson 2013, p. 250 – 251.
Ibid. Zie ook art. 1.1.7 G PRIN. Het is overigens aan de FCA om te bewijzen dat een financiële instelling in strijd heeft gehandeld met een beginsel. Mogelijk verwijst hij daarbij naar een, op zichzelf niet bindende, richtsnoer.
Zie bijvoorbeeld art. 11.5.1 (1) G MCOB en art. 2.2.2 G CONC. Het zesde beginsel luidt als volgt: a firm must pay due regard to the interests of its customers and treat them fairly.
Zie in dezelfde zin art. 2.4.2 G en art. 13.3.1 R MCOB.
Zie over productontwikkeling het tweede punt van de lijst op: www.fca.org.uk/firms/fair-treatment-customers.
Zie bijvoorbeeld art. 13.3.2A R MCOB.
Zie bijvoorbeeld art. 2.2.2 G CONC.
De elf beginselen uit het FCA-handboek werken toe naar een financiële markt waarin betrouwbare en transparante instellingen zich in belangrijke mate laten leiden door de gerechtvaardigde belangen van de consument.1 Financiële instellingen moeten bijvoorbeeld op een adequate wijze voorzien in de informatiebehoeftes van consumenten, situaties vermijden waarin sprake is van tegenstrijdige belangen en consumenten in algemene zin op een redelijke manier behandelen.2 De beginselen hebben een bindend karakter en vormen de basis van de concrete gedragsnormen uit het FCA-handboek.3 Dit betekent dat de beginselen kunnen fungeren als een interpretatiemiddel en als een middel om eventuele hiaten in het handboek te vullen.4 Beide functies benadrukken het belang om als financiële instelling te handelen in de geest van de concrete gedragsnormen. Een instelling die daadwerkelijk vanuit deze beginselen denkt en handelt, zal zich immers op de juridisch gewenste manier gedragen ook al is op dat punt bijvoorbeeld sprake van een hiaat in het FCA-handboek.
Kredietverlening is in sterke mate verbonden aan het (zesde) beginsel dat de kredietgever in algemene zin opdraagt om consumenten op een redelijke manier te behandelen.5 De volgende bepaling uit het FCA-handboek laat zien dat dit beginsel zich op verschillende manieren kan uiten:6
Art. 2.2.2 G CONC
Principle 6 requires a firm to pay due regard to the interests of its customers and treat them fairly. Examples of behaviour by or on behalf of a firm which is likely to contravene Principle 6 include:
Targeting customers with regulated credit agreements which are unsuitable for them, by virtue of their indebtedness, poor credit history, age, health, disability or any other reason;
Subjecting customers to high-pressure selling, aggressive or oppressive behaviour, or unfair coercion;
not allowing customers who are unable to make payments a reasonable time and opportunity to meet repayments;
taking steps to repossess a customer’s home, other than as a last resort.
In de kern verlangt het zesde beginsel dat de kredietgever in alle facetten van een (eventuele) kredietrelatie rekening houdt met het belang van de consument. Denk bijvoorbeeld aan de verplichting om nieuwe kredietproducten af te stemmen op de gerechtvaardigde behoeftes van een specifieke doelgroep7 en het verbod om (te) snel over te gaan tot een gedwongen verkoop van de verhypothekeerde woning als eenmaal sprake is van een betaalachterstand.8 Voorts kan dit beginsel in verband worden gebracht met bijvoorbeeld informatieplichten, de verplichting tot het verrichten van een kredietwaardigheidstoets en het verbod op agressieve verkooppraktijken.9