NJB 2018/1973
Onterechte gelasting door het Hof van de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf (tul) nu de Advocaat-Generaal bij het Hof ter terechtzitting in hoger beroep de grondslag van de vordering had gewijzigd door aldaar niet langer de tenuitvoerlegging, maar de verlenging van de proeftijd te vorderen? Nu in art. 14i lid 6 Sr is bepaald dat de ingediende vordering door het openbaar ministerie kan worden gewijzigd, moet als bedoeling van de wetgever worden aangenomen dat de rechterlijke beoordelingsvrijheid om een andere beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling kan geven dan die waartoe de vordering strekt, haar begrenzing vindt in de grondslag van de vordering. Van een wijziging van de grondslag van de vordering is sprake indien de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf alsnog komt te berusten op de niet-naleving van een andere voorwaarde dan waarop de ingediende vordering steunt. Van zo een wijziging is echter geen sprake indien het openbaar ministerie – zoals i.c. – bij de behandeling van de ingediende vordering niet de tenuitvoerlegging van de straf maar de verlenging van de proeftijd vordert
HR 09-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1874
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst en A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/00332
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1874, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1121, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑08‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑02‑2017
- Wetingang
(art. 14i Sr)
Essentie
Onterechte gelasting door het Hof van de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf (tul) nu de Advocaat-Generaal bij het Hof ter terechtzitting in hoger beroep de grondslag van de vordering had gewijzigd door aldaar niet langer de tenuitvoerlegging, maar de verlenging van de proeftijd te vorderen? Nu in art. 14i lid 6 Sr is bepaald dat de ingediende vordering door het openbaar ministerie kan worden gewijzigd, moet als bedoeling van de wetgever worden aangenomen dat de rechterlijke beoordelingsvrijheid om een andere beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling kan geven dan die waartoe de vordering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.