Hof 's-Hertogenbosch, 26-09-2022, nr. 20-003074-21
ECLI:NL:GHSHE:2022:3413
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
26-09-2022
- Zaaknummer
20-003074-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:3413, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 26‑09‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:384
Uitspraak 26‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Parketnummer : 20-003074-21
Uitspraak : 26 september 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-235080-21 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken (feit 1);
belaging (feit 3);
oplichting (feit 4),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Ter zake van de onder 2 tenlastegelegde vernieling heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte d.d. 27 december 2021 uitdrukkelijk beperkt tot de veroordelingen ter zake van hetgeen aan de verdachte onder de feiten 1, 3 en 4 is tenlastegelegd. De beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit zijn derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1.hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 23 september 2020 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere vuilniszakken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of diens buurtbewoners, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggemaakt;
3.hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 januari 2021 tot en met 17 april 2021 te Maastricht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] veelvuldig, in elk geval meerdere malen, (gedurende de nachtelijke uren) te bellen, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4.hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2021 tot en met 9 maart 2021 te Maastricht met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meerdere bidprentjes en/of een bedankbrief en/of een annonce, door
- zich voor te stellen als [naam] en/of
- aan te geven dat hij de overleden man van die [benadeelde 2] had gekend en/of
- EUR 50 aan die [benadeelde 2] te overhandigen ter donatie aan de [stichting] en/of
- om een bidprentje en/of een annonce van de overleden man van die [benadeelde 2] te vragen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 4
Het hof is van oordeel dat op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting in onvoldoende mate kan worden vastgesteld dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande ambtshalve het volgende.
De vraag die allereerst door het hof moet worden beantwoord is of het wettelijk bewijsminimum is gehaald. Dat bewijsminimum (de zogeheten unus testis nullus testis-regel), neergelegd in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, houdt in dat het bewijs dat de verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet slechts een onderdeel daarvan en strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het criterium dat daarbij in de jurisprudentie is aangelegd, is dat een aangifte in voldoende mate moet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, in die zin dat het steunbewijs op voldoende relevante punten de verklaringen van de getuige moet ondersteunen. Voorts mag het steunbewijs in beginsel niet afkomstig zijn van dezelfde bron.
De potentieel voor de verdachte belastende bewijsmiddelen bestaan met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde uit een aangifte en de herkenning door dezelfde aangeefster van de foto van verdachte bij de gelegenheid van een fotoconfrontatie. Desgevraagd heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting opgeworpen dat tevens als bewijsmiddel zou kunnen worden aangemerkt het feit dat de verdachte bekend staat als de ‘ [alias] ’, dat sprake is van een bepaalde modus operandi ter verkrijging van de bidprentjes en dat verdachte voldoet aan het door aangeefster opgegeven signalement.
Het hof stelt vast dat verdachte zich ten aanzien van dit feit bij het politieverhoor op het hem toekomende zwijgrecht heeft beroepen. Voorts oordeelt het hof dat, zo er van een ‘modus operandi’ sprake is, deze onvoldoende is onderbouwd en dat het door aangeefster opgegeven signalement onvoldoende specifiek is, nog daargelaten dat niet is vastgesteld dat verdachte aan het signalement voldoet. Nu het resterende de verdachte belastende bewijsmateriaal enkel uit één en dezelfde bron afkomstig is, wordt het bewijsminimum niet gehaald en dient vrijspraak te volgen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 23 september 2020 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een vuilniszak, die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggemaakt;3.hij op tijdstippen in de periode van 8 januari 2021 tot en met 17 april 2021 te Maastricht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] veelvuldig (gedurende de nachtelijke uren) te bellen, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Maastricht, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2411-2021137223, gesloten d.d. 20 september 2021, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 83. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2020, dossierpagina’s 27 tot en met 28, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] :
Plaats delict: [adres 2]
Ik ben woonachtig op [adres 2] .
(…)
In de maand mei kreeg ik een strafbeschikking van de gemeente Maastricht. Dit betrof een boete voor het niet juist aanbieden van afval (2 zakken), kosten € 111,-. Deze zakken waren namelijk aangetroffen op de [straatnaam 1] met post van ons erin. Wij vonden dit vreemd, aangezien wij altijd netjes de afvalzakken juist aanbieden.
(…)
Op 2 september werd ik gebeld door [getuige] , beheerder van het [gebouw] . Hij vroeg mij of ik camerabeelden had waarop een eventuele dader te zien was die met vuilniszakken rondliep. [getuige] vond namelijk iedere woensdag gedumpte vuilniszakken bij het [gebouw] (het hof leest: [gebouw] ).
(…)
In de nacht van dinsdag 22 op woensdag 23 september kreeg ik een melding op mijn telefoon dat de camera beweging had gedetecteerd. Dinsdag is de dag dat de vuilniszakken aangeboden moeten worden voor ophaling op woensdag. Ik heb de woning verlaten en zag dat mijn vuilniszak verdwenen was, deze stond voor mijn voortuin. Ik ben in de buurt gaan rondlopen en zag bij het [gebouw] de mij bekende [verdachte] een aantal vuilniszakken dumpen. Ik ben vervolgens terug naar huis gegaan.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2020, dossierpagina’s 32 tot en met 33, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , was belast met het uitkijken van camerabeelden. Ik had deze camerabeelden van verbalisant [verbalisant 3] overhandigd gekregen. Ik zag dat er op de CD-rom zes beeldfragmenten stonden met de volgende benamingen:
1. Wegnemen vuilniszakken
2. Wegnemen zak buren
3. Gedumpte zakken
4. Betrappen 1
5. Betrappen 2
Ik bekeek al deze beelden en nam het volgende waar:
1. Wegnemen vuilniszakken:
Op 23 september 2020 01:58:55 zag ik dat er vanuit links een persoon in beeld kwam welke direct naar de vuilniszakken toe liep. Ik zag dat de persoon drie van de vijf zakken wegpakte en weer wegliep naar links. Ik zag dat hij omstreeks 01:59:05 uit beeld liep met de vuilniszakken.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2020, dossierpagina 34, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , bekeek camerabeelden. Ik bekeek de volgende bewegende camerabeelden:
1. Wegnemen vuilniszakken
2. Wegnemen zak buren
4. Betrappen 1
5. Betrappen 2
Ik zag op al deze beelden een persoon. Ik herken deze persoon als zijnde [verdachte] , woonachtig op [adres 1] . Ik herken hem aan zijn postuur, gezicht en zijn specifieke loopgedrag. Ik heb [verdachte] al vaker gesproken, aangehouden en ontmoet, vandaar dat ik zeker weet dat de persoon op de aangegeven video’s [verdachte] is.
4. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2020, dossierpagina’s 2 tot en met 4, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Ik doe aangifte/klacht van stalking jegens de mij bekende [verdachte] ,
woonachtig op [adres 1] .
(…)
Afgelopen vrijdag, op 17 juli 2020, in de avonduren werd ik gebeld door het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Ik hoorde dat het gesprek actief was en pakte op door mijn naam te zeggen. Ik hoorde niets aan de andere kant van de lijn. Ik hing direct de telefoon op de haak. Ik had al direct een vermoeden dat [verdachte] het kon zijn. In het verleden heeft hij mij vaker telefonisch lastig gevallen en dat ging dan op dezelfde manier.
(…)
Ik heb ditzelfde telefoonnummer al eens eerder dit jaar op Google ingetoetst en zag toen in het eerste resultaat dat het nummer op naam stond van [betrokkene 1] , [adres 3] .
(…)
Op 18 juli, de dag nadat ik gebeld werd heb ik iets gedaan wat ik misschien achteraf niet had moeten doen, maar ik vond wel dat ik [verdachte] op zijn gedrag moest aanspreken. (…) Toen ik zag dat hij geparkeerd had, ben ik naar de vader van [verdachte] gelopen. Ik sprak hem aan op het gedrag van zijn zoon en zei dat hij mij niet meer moest bellen met het telefoonnummer van hem. Ik hoorde dat hij zei: "Dat ben ik niet, ik bemoei me er niet mee, dan moet je bij [verdachte] zijn. Ik heb het niet gedaan, dan moet je bij [verdachte] zijn".
5. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 februari 2021, dossierpagina’s 8 tot en met 9, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Ik doe klacht/aangifte van stalking jegens de mij bekende [verdachte] . Op 24 juli 2020 heb ik de laatste aangifte tegen hem gedaan, toen ook van stalking. In aanvulling op die aangifte wil ik verklaren dat ik nog steeds door hem lastig wordt gevallen. Ik word meerdere malen telefonisch benaderd door het telefoonnummer [telefoonnummer] , meestal in de nachtelijke uren. Het is mij bekend dat dit telefoonnummer het huistelefoonnummer betreft van de vader van [verdachte] , welke woonachtig is op de [adres 3] .
(…)
Bijgevoegd de lijst van datums en tijden dat ik gebeld word door dit nummer.
(…)
8 januari 2021, 02.05 uur
9 januari 2021, 02.18 uur
22 januari 2021, 02.15 uur
23 januari 2021, 02.20 uur
30 januari 2021, 02.43 uur
31 januari 2021, 03,32 uur
7 februari 2021, 04.01 uur
8 februari 2021, 04.00 uur
11 februari 2021, 02.30 uur
12 februari 2021, 02.55 uur
21 februari 2021, 02.42 uur
22 februari 2021, 03.59 uur
6. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 25 maart 2021, dossierpagina’s 10 tot en met 11, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Ik wens een aanvullende verklaring af te leggen met betrekking tot de reeds eerder gedane aangifte van stalking. Ik word nog steeds geregeld gebeld door hetzelfde telefoonnummer. De datums en tijdstippen zijn:
30-1-2021: 02.43 uur
31-1-2021: 03.32 uur
7-2-2021: 04.01 uur
3- 3-2021 02.59 uur
4- 3-2021 02.59 uur
11-3-2021: 03.33 uur
12-3-2021: 03.33 uur
25-3-2021: 01.59 uur
7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2021, dossierpagina 17, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 23 maart 2021 waren wij, verbalisanten, belast met het uitreiken van een gerechtelijk stuk aan [verdachte] . Het is mij, [verbalisant 3] , ambtshalve bekend dat deze persoon in de avonduren vaak te vinden is bij zijn ouders thuis op de [adres 3] .
(…)
Ik, [verbalisant 3] , belde aan bij de voornoemde woning en zag dat deze geopend werd door de mij ambtshalve bekende moeder van [verdachte] , genaamd [betrokkene 2] . Wij hoorden dat ze zei, kom binnen, [verdachte] is er niet. Wij liepen de gang in en zagen op de bank in de woonkamer een man zitten. Ik, [verbalisant 3] , herkende deze man als zijnde [betrokkene 1] , de vader van [verdachte] .
(…)
Wij, verbalisanten, hoorden dat [betrokkene 1] tegen ons zei dat ze aan het wachten waren op [verdachte] omdat hij de afgelopen twee maanden bij hun zijn avondeten nuttigt en blijft overnachten op de bank in de woonkamer.
(…)
Wij hoorden dat hij nogmaals zei: “ [verdachte] slaapt hier al twee maanden, iedere nacht, op de bank in de woonkamer”. Ik, [verbalisant 3] , zag op de bank in de woonkamer een deken liggen.
8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2021, dossierpagina 18, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 20 mei 2021 vroeg ik bij de provider [provider] de historie op van het telefoonnummer van de aangeefster. Ik vroeg de inkomende en uitgaande telefoongesprekken op van het betrokken telefoonnummer in de periode 1 januari 2021 00:00 uur tot en met 19 mei 2021 07:00 uur.
(…)
Op 21 mei 2021 ontving ik de resultaten van deze historieaanvraag. In het aan mij verstrekte Excelbestand zocht ik vervolgens op het telefoonnummer van de verdachte, zijnde [telefoonnummer] . Ik zag dat er in de voornoemde periode 40 keer door het telefoonnummer van de verdachte naar de aangeefster was gebeld.
9. Het proces-verbaal van verdenking d.d. 1 april 2021, dossierpagina 77, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
In het opsporingsonderzoek contra de verdachte [verdachte] bestaat de verdenking dat deze persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, te weten artikel 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht.
De verdenking blijkt uit het volgende: Aangeefster [slachtoffer] verklaart in het proces-verbaal van aangifte dat ze sedert juli 2020 telefonisch wordt belaagd door telefoonnummer [telefoonnummer] . (…) Nadat door de aangeefster het telefoonnummer werd opgezocht middels openbare bronnen (Google telefoonboek), bleek het voornoemde telefoonnummer op naam te staan op het adres [adres 3] , [betrokkene 1] . Uit onderzoek is gebleken dat op dit adres de ouders woonachtig zijn van [verdachte] , genaamd [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Uit een door mij, [verbalisant 3] , opgevraagde CIOT-bevraging op het voornoemde telefoonnummer, blijkt dat deze telefoonverbinding wordt gestuurd door [provider] . Bij een vordering gedaan bij dit bedrijf werd bevestigd dat in de periode vanaf 15 juli 2020 tot en met 26 maart 2021 deze aansluiting gecontracteerd was op naam van [betrokkene 1] , woonachtig op de [adres 3] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1
Door de verdediging is bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de door de verdachte weggemaakte vuilniszak(ken) als een ‘res nullius’ dan wel ‘res derelicta’ dient te worden aangemerkt. Van een goed dat ten tijde van het wegmaken geheel of ten dele aan een ander toebehoort als bedoeld in artikel 350 Wetboek van Strafrecht is volgens de verdediging geen sprake.
Het hof overweegt als volgt.
Het plaatsen van een vuilniszak aan de stoeprand ter vernietiging daarvan kan bezwaarlijk worden opgevat als een vrijbrief voor een ieder hiermee te doen wat hem/haar goeddunkt.
Degene die op deze wijze huisvuil aanbiedt, heeft in de regel de intentie dat deze door de vuilnisophaaldienst wordt meegenomen en wordt vernietigd en doet dat daarom op daarvoor vastgestelde data en tijdstippen. De vuilnisaanbieder geeft daarmee het bezit en de eigendom van dat vuilnis niet zomaar op, maar beoogt het bezit en de eigendom daarvan te verschaffen aan de vuilnisophaaldienst. De vuilnisaanbieder kan dit doen, door op het moment dat de vuilnisophaaldienst ter plaatse is, de zak zelf af te geven, maar ook door deze daaraan voorafgaand op daarvoor geëigende momenten op straat te plaatsen. Onder deze omstandigheden kan hooguit worden geoordeeld dat de vuilnisaanbieder afstand doet van zijn eigendomsrecht ten behoeve van de vuilnisverwerker. De vraag of de eigenaar van een ter vernietiging daarvan op het daarvoor bestemde moment aan de straat geplaatste vuilniszak ten behoeve van een ieder afstand doet van het eigendomsrecht van de zak en de inhoud daarvan beantwoordt het hof om die reden ontkennend.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de door verdachte weggemaakte vuilniszak niet als een ‘res nullius’ of ‘res derelicta’ kan worden aangemerkt. Het verweer wordt verworpen.
Feit 3
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de onder 3 tenlastegelegde belaging daar er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat onvoldoende vast is komen te staan dat het de verdachte is die [slachtoffer] veelvuldig heeft gebeld. Niet uit te sluiten is immers dat het de ouders van de verdachte zijn geweest die de telefoontjes hebben gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 19 mei 2021 veertig keer naar aangeefster is gebeld met het nummer dat op naam staat van [betrokkene 1] , de vader van de verdachte. Gedurende (een groot deel van) die periode heeft de verdachte iedere nacht bij zijn ouders op de [adres 3] overnacht. Daar komt bij dat de telefoontjes naar aangeefster altijd gedurende die nachtelijke uren plaatsvonden. Het hof is dan ook van oordeel dat het de verdachte is geweest die aangeefster in de nachtelijke uren veelvuldig heeft gebeld. Voor de stelling van de verdediging dat het mogelijk de ouders van de verdachte zijn geweest die naar aangeefster hebben gebeld, ziet het hof geen aanknopingspunten in het dossier. Integendeel, [betrokkene 1] , de vader van de verdachte, heeft desgevraagd zelfs tegenover aangeefster verklaard dat hij zich niet bemoeit met de telefoontjes en dat aangeefster daarvoor bij de verdachte moet zijn.
Het hof is dan ook van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft het hof verzocht om aan verdachte een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de advocaat-generaal wordt gevorderd en in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het navolgende in aanmerking. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, ook wel stalking genoemd, van [slachtoffer] . Hij heeft [slachtoffer] lastiggevallen door haar veelvuldig gedurende de nacht te bellen. Het bewezenverklaarde handelen van de verdachte was niet alleen hinderlijk, maar heeft bovendien bij [slachtoffer] gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen. Door de bewezenverklaarde belagingshandelingen is met een zekere frequentie en voor de duur van enige maanden een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Door veelvuldig telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer] heeft de verdachte [slachtoffer] gedwongen contact met hem te dulden.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het wegmaken van een vuilniszak toebehorend aan [benadeelde 1] , een buurtgenoot. Met dat hinderlijke gedrag heeft de verdachte overlast veroorzaakt voor die [benadeelde 1] .
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 juni 2022 betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van gelijksoortige delicten.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte geen werk heeft en voorts niet meer kan rekenen op de steun en de verzorging door zijn ouders nu deze niet meer over een eigen woning beschikken, maar in een verzorgingstehuis verblijven.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. N.J.L.M. Tuijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 26 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.