RBP 2019/27
Onrechtmatig procederen. Kan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan een vordering op basis van misbruik van procesrecht?
HR 23-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2047
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 november 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/02698
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- JCDI
JCDI:ADS33889:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Juridische beroepen / Rechter
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2047, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:791, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑07‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑07‑2017
- Wetingang
Essentie
Onrechtmatig procederen. Verjaring. Kan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan een vordering op basis van misbruik van procesrecht?
Samenvatting
Deze procedure is een bekende en vindt zijn grondslag in een van de Chipshol-zaken uit 1994. Centraal staat de vraag of de behandelend rechter van die zaak telefonisch contact heeft gehad met de advocaat van een van partijen waarbij over de zaak is gesproken. Daarna zou de rechter ook telefonisch contact hebben gehad met de advocaat van de andere partij waarin van dat eerdere gesprek toen bleek. Deze kwestie werd relevant door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.