NJB 2019/21
Opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichting om als getuigen geen antwoord te geven op aan hem gestelde vragen in de zin van art. 192 Sr en het recht om zich als getuigen te verschonen van het beantwoorden van vragen conform art. 219 Sv: een getuige kan slechts dan op de voet van art. 219 Sv een beroep doen op het verschoningsrecht indien aannemelijk is dat de getuige door de beantwoording van de gestelde vraag ofwel zichzelf ofwel een van de in art. 219 Sv bedoelde andere personen blootstelt aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling. I.c. werd verdachte tijdens de terechtzitting in een strafzaak tegen anderen als getuige werd gehoord over een strafbaar feit ter zake waarvan hij reeds onherroepelijk was veroordeeld. Mede gelet daarop kon het hof dan ook oordelen dat de verdachte tijdens zijn verhoor als getuige geen (algeheel) beroep toekwam op het verschoningsrecht, en voorts dat de verdachte door tijdens zijn verhoor als getuige te weigeren antwoord te geven op aan hem gestelde of te stellen vragen in strijd heeft gehandeld met een wettelijke verplichting in de zin van art. 192 lid 1 Sr
HR 11-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2277
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 december 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/01624
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2277, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1157, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑10‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑07‑2017
- Wetingang
Essentie
Opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichting om als getuigen geen antwoord te geven op aan hem gestelde vragen in de zin van art. 192 Sr en het recht om zich als getuigen te verschonen van het beantwoorden van vragen conform art. 219 Sv: een getuige kan slechts dan op de voet van art. 219 Sv een beroep doen op het verschoningsrecht indien aannemelijk is dat de getuige door de beantwoording van de gestelde vraag ofwel zichzelf ofwel een van de in art. 219 Sv bedoelde andere personen blootstelt aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling. I.c. werd verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.