Einde inhoudsopgave
Wet personenvervoer 2000
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 30-07-2020
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht betreffende lid 3 komt niet overeen met de te wijzigen tekst. Treedt t.a.v. de sector wegvervoer in werking met ingang van 01-06-2023 (bron iwtr. 26-04-2023, Stb. 152).
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 249 (uitgifte: 15-07-2020, kamerstukken: 35358)
- Inwerkingtreding
30-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-07-2020, Stb. 2020, 250 (uitgifte: 15-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Indien de voormalige concessiehouder geen vervoerder is aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend:
- a.
zijn op de overgang van een concessie de artikelen 14a, eerste en tweede lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en 2b van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten van overeenkomstige toepassing en
- b.
gaan door de overgang van de concessie de rechten en verplichtingen welke op het tijdstip van overgang van concessie voor de voormalige concessiehouder ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 37, eerste lid, voortvloeien uit bedrijfsregelingen, van rechtswege over op de nieuwe concessiehouder.
2.
Indien de voormalige concessiehouder een vervoerder is aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, handhaaft de nieuwe concessiehouder na de overgang van een concessie ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 37, eerste lid, een samenstel van rechten en verplichtingen gelijkwaardig aan die welke voor het tijdstip van de overgang voor de voormalige concessiehouder uit de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke arbeidsverhouding tussen de voormalige concessiehouder en die persoon voortvloeiden, voor zover deze rechten en verplichtingen voortvloeiden uit collectieve regelingen inzake arbeidsvoorwaarden.
3.
Op het eindigen van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 14a, tweede en vierde lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en 2b, tweede en derde lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten van overeenkomstige toepassing.
4.
De artikelen 662 en 663 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing, indien de voormalige concessiehouder een vervoerbedrijf is als bedoeld in artikel 64, tweede lid, onderdeel a.