Einde inhoudsopgave
Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 339 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 32186)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 388 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Onze Minister is bevoegd een schip onder de vlag van het Koninkrijk in eigendom te vorderen.
2.
De vordering wordt bekendgemaakt aan de eigenaar van het schip, of zo deze onbereikbaar is, aan de kapitein. Indien de reder een ander is dan de eigenaar, wordt de vordering eveneens aan de reder bekendgemaakt. Indien de bekendmaking in Aruba, Curaçao of Sint Maarten niet kan geschieden op de wijze als voorzien in dit lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.
3.
Bij de vordering wordt vermeld, op welk tijdstip en op welke plaats het schip aan Nederland moet worden overgedragen.
4.
De kapitein van het gevorderde schip is verplicht, dit schip op de bij de vordering vermelde plaats en tijd ter beschikking van Onze Minister te stellen. Indien het schip niet onder bevel van een kapitein staat, rust genoemde verplichting op de reder, of zo er geen reder is, op de eigenaar.
5.
Van de overneming wordt een verklaring opgemaakt door degene, die door Onze Minister tot overneming van het schip is gemachtigd.
6.
Deze verklaring vermeldt de plaats en de tijd van de overdracht, de naam en het brandmerk van het schip; zij wordt door de eigenaar of namens hem door de kapitein ondertekend; indien de eigenaar of de kapitein weigert de verklaring te ondertekenen, wordt deze weigering, alsmede de reden daarvan, zo deze is opgegeven, in de verklaring vermeld.
7.
Door de overneming gaat de eigendom van het schip aan Nederland over, vrij van alle lasten en rechten daarop rustende.
8.
Met betrekking tot schepen als bedoeld in artikel 1 onder b, 1° en 2°, wordt de verklaring ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. Met betrekking tot schepen als bedoeld in artikel 1 onder b, 3°, 4°, 5° en 6° wordt de verklaring overgeschreven in het scheepsregister, waarin het schip teboekgesteld is; de op het ogenblik van de overdracht op het schip rustende hypothecaire inschrijvingen in het scheepsregister worden ambtshalve doorgehaald; mocht dit register ontoegankelijk zijn, dan wordt de verklaring overgeschreven in een ander door Onze Minister aan te wijzen register.
9.
Een afschrift van de verklaring wordt zo spoedig mogelijk aan de eigenaar en de kapitein overhandigd.
10.
Bij de eigendomsovergang, of zo spoedig mogelijk daarna, wordt door één of meer deskundigen, daartoe door Onze Minister aangewezen, een verslag omtrent de toestand en de inventaris van het schip opgemaakt; zo mogelijk wordt de eigenaar, of, zo deze onbereikbaar is, de kapitein opgeroepen bij het onderzoek van het schip door de deskundige of deskundigen aanwezig of vertegenwoordigd te zijn. Indien de eigenaar of de kapitein aanwezig of vertegenwoordigd is, wordt het verslag mede door of namens hen getekend. Indien deze of één van hen weigeren te ondertekenen, wordt deze weigering, alsmede de reden daarvan, zo deze is opgegeven, in het verslag vermeld. Een afschrift van het verslag wordt zo spoedig mogelijk aan de eigenaar en de kapitein overhandigd.
11.
De op het tijdstip van de eigendomsovergang aan boord van het schip aanwezige brandstoffen, proviand en andere, voor de exploitatie van het schip aanwezige verbruiksgoederen gaan in eigendom aan Nederland over tegen een vergoeding, vastgesteld op de wijze omschreven in artikel 24.