Einde inhoudsopgave
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/4.1
4.1. Algemeen
prof. dr. mr. W. Burgerhart, datum 31-12-2007
- Datum
31-12-2007
- Auteur
prof. dr. mr. W. Burgerhart
- JCDI
JCDI:ADS620400:1
- Vakgebied(en)
Erfrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Bij economische hindernissen kan ook worden gedacht aan de ten laste van een ondernemer en/of een opvolger komende belastingen en de kosten die gemaakt moeten worden om de opvolging zowel juridisch als feitelijk te bewerkstelligen.
Nota Bene: Ook al schrijf ik voortdurend over de waarde van de nalatenschap, de onderneming enzovoort, wil ik daarmee allerminst tot uitdrukking brengen dat de waarde bestaat.
Zie ook T.J. Mellema-Kranenburg, Waarderingsmaatstaven bij bedrijfsopvolging, WPNR 6647(2005).
Als variant op, WC.L. van der Grinten, De legitieme; de crux van het erfrecht, Recht zo die gaat (Van der Ploeg-bundel), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1976, p. 31 e.v. De impact van deze legitieme wordt immers bepaald door de waarde van de legitimaire massa, waarin de legitieme portie wordt berekend. Zie hoofdstuk 5, § 8.
Zie hoofdstuk 10 over onder meer het begrip onderneming. Onder de onderneming begrijp ik eveneens, tenzijanders aangegeven, de onderneming van een voor het erfrecht te ‘vereenzelvigen’ BV/NV.
Zie voor de onderbouwing van deze onderzoekskeuze paragraaf 4.1.2.
Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, kunnen economische en juridische hindernissen een bedreiging of belemmering voor de voortzetting van erflaters onderneming na diens overlijden vormen. In deze proeve zal slechts worden ingegaan op de uit het erfrecht voortvloeiende hindernissen. Bedacht moet echter worden dat het doorgaans de ‘optelsom’ van bedrijfskundige, economische en juridische hindernissen is, die de continuïteit van een onderneming in gevaar kunnen brengen.1
De economische hindernissen in het erfrecht zijn uiteenlopend van aard. Zij kunnen worden veroorzaakt door de wil van de ondernemer (erflater)of van de wetgever. Zo kan een ondernemer een deel van de in zijn onderneming belichaamde waarde – tevens – aan anderen dan de opvolger willen doen toekomen. De ‘onttrekking’ van deze waarde zal veelal ten laste van de opvolger en/of de onderneming dienen te komen. Voorts zorgt de wetgever – dwingendrechtelijk – voor een verspreiding van de – waarde van de – nalatenschap en dus ook van de daartoe behorende onderneming onder de echtgenoot en de afstammelingen van een ondernemer, door hen aanspraken op ‘verzorging’ (art. 4:29, 30, 35 BW) en/of een legitieme portie (art. 4:63 e.v. BW) te verschaffen.2
Welke erfrechtelijke, economische hindernissen men ook beziet, zij draaien in beginsel alle om de waarde van de nalatenschap en/of de onderneming.3
Men zou kunnen zeggen: De waarde; de crux van het huidige erfrecht.4 De waarde is niet slechts van belang bij de door de wetgever opgeworpen hindernissen. Ook als een economische hindernis stoelt op de wil van een erflatende ondernemer, kan de waarde van de nalatenschap en/of de onderneming een rol spelen. Men kan bijvoorbeeld denken aan (sub)legaten waarvan de omvang is gerelateerd aan de waarde van een onderneming, maar ook aan de beoordeling of en zo ja, tot welke omvang – in vergelijking met hetgeen in waarde ‘krachtens erfrecht’ is verkregen – nog ‘andere wettelijke rechten’ kunnen worden ingeroepen. Ik zal in deze proeve overigens niet op de – (on)wenselijkheid van de – beperkingen van de testeervrijheid als zodanig ingaan.
In het onderhavige onderzoek staat het begrip waarde van een onderneming in het erfrecht dan ook centraal.5 Daartoe zal ik mij evenwel niet – kunnen en willen – beperken, omdat een concrete invulling en/of definitie van het begrip waarde inboor het erfrecht ontbreekt. De wenselijke of noodzakelijke convergentie van het waardebegrip leidt tot een onderzoek in andere delen van het BW en in de SW.6 Voorts treft men in Boek 4 BW, zo zal in paragraaf 2 van dit hoofdstuk blijken, tevens de begrippen prijs en tegenprestatie aan. In ieder geval in het alledaagse spraakgebruik met het begrip waarde verwante begrippen, waarvan in deze proeve tevens zal worden bezien of en zo ja, welke invulling daaraan in het erfrecht kan worden gegeven.