NJB 2020/1565:Onrechtmatige uitlatingen. In een anonieme brief aan een journalist beschuldigt een rechtbankmedewerkster een rechter. Later verklaart ze overeenkomstig de inhoud van de brief als getuige onder ede in een voorlopig getuigenverhoor en in een strafzaak. Hoge Raad: 1. Verwijzing naar een ander hof wegens betrokkenheid. De medewerkster heeft verzocht om verwijzing van de zaak. In dat licht behoefde het hof niet te motiveren waarom ook naar zijn oordeel grond bestond voor verwijzing. 2. Herinneringen. Ook als de herinneringen van de medewerkster oprecht en authentiek zijn, doet dat niet af aan het oordeel van het hof dat zij door haar handelwijze met betrekking tot de anonieme brief in strijd heeft gehandeld met de vereiste zorgvuldigheid. 3. Getuigen. Met het oog op het getuigenverhoor mocht van de medewerkster gevergd worden bij zichzelf te rade te gaan hoe zeker zij was van haar herinneringen, maar zij was – als getuige – niet gehouden een en ander ‘met verder bewijs te staven’ of zich eerst nog ‘van de juistheid van haar herinneringen te vergewissen’