Einde inhoudsopgave
Richtlijn 89/391/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk
Artikel 11 Raadpleging en deelneming van de werknemers
Geldend
Geldend vanaf 19-06-1989
- Bronpublicatie:
12-06-1989, PbEG 1989, L 183 (uitgifte: 29-06-1989, regelingnummer: 89/391/EEG)
- Inwerkingtreding
19-06-1989
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-06-1989, PbEG 1989, L 183 (uitgifte: 29-06-1989, regelingnummer: 89/391/EEG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De werkgevers raadplegen de werknemers en/of hun vertegenwoordigers en geven de werknemers en/of hun vertegenwoordigers het recht deel te nemen aan de behandeling van vraagstukken die betrekking hebben op de veiligheid en de gezondheid op het werk.
Dit houdt het volgende in:
- —
raadpleging van de werknemers;
- —
recht van de werknemers en/of hun vertegenwoordigers om voorstellen te doen;
- —
evenwichtige deelneming, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken.
2.
De werknemers of de werknemersvertegenwoordigers met een specifieke taak op het gebied van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers nemen evenwichtig deel volgens de nationale wetten en/of praktijken, of worden door de werkgever vooraf tijdig geraadpleegd over:
- a)
alle maatregelen die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de veiligheid en de gezondheid;
- b)
de in artikel 7, lid 1, en artikel 8, lid 2, bedoelde aanwijzing van werknemers en de in artikel 7, lid 1, bedoelde activiteiten;
- c)
de in artikel 9, lid 1, en artikel 10 bedoelde informatie;
- d)
het eventuele beroep dat overeenkomstig artikel 7, lid 3, wordt gedaan op deskundigen (personen of diensten) van buiten het bedrijf en/of de inrichting;
- e)
de opzet en organisatie van de in artikel 12 bedoelde opleiding.
3.
De werknemersvertegenwoordigers met een specifieke taak op het gebied van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, hebben het recht de werkgever te verzoeken om passende maatregelen en hem in die zin voorstellen te doen, om alle risico's voor de werknemers te ondervangen en/of de bronnen van gevaar uit te schakelen.
4.
De in lid 2 bedoelde werknemers en de in de leden 2 en 3 bedoelde werknemersvertegenwoordigers mogen geen nadeel ondervinden van hun in de leden 2 en 3 bedoelde respectieve activiteiten.
5.
De werkgever dient de werknemersvertegenwoordigers met een specifieke taak op het gebied van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers gedurende voldoende tijd met behoud van loon vrij te stellen van werk en de nodige middelen ter beschikking te stellen om het deze vertegenwoordigers mogelijk te maken de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en taken uit te oefenen respectievelijk te vervullen.
6.
De werknemers en/of hun vertegenwoordigers hebben het recht om zich, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken, tot de bevoegde autoriteit op het gebied van de veiligheid en de bescherming van de gezondheid op het werk te wenden indien zij menen dat de door de werkgever genomen maatregelen en ingezette middelen niet toereikend zijn om de veiligheid en de gezondheid op het werk te verzekeren.
De werknemersvertegenwoordigers moeten in de gelegenheid worden gesteld hun opmerkingen voor te leggen tijdens bezoeken en inspecties door de bevoegde autoriteit.