Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/2366 betalingsdiensten in de interne markt
Artikel 32 Voorwaarden
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2016
- Bronpublicatie:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Inwerkingtreding
12-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen of toestaan dat hun bevoegde autoriteiten vrijstelling verlenen aan natuurlijke of rechtspersonen die de in punten 1 tot en met 6 van bijlage I bedoelde betalingsdiensten aanbieden, van de toepassing van een deel of het geheel van de procedure en de voorwaarden die zijn vastgelegd in de afdelingen 1 tot en met 3, met uitzondering van de artikelen 14, 15, 22, 24, 25 en 26, indien:
- a)
het maandelijkse gemiddelde van de totale waarde van de betalingstransacties die de voorgaande twaalf maanden door de betrokken persoon zijn verricht, met inbegrip van die van agenten waarvoor hij volledig aansprakelijk is, niet hoger is dan een door de lidstaat vastgesteld maximumbedrag dat in ieder geval niet meer dan 3 miljoen EUR bedraagt. Of aan deze voorwaarde is voldaan, wordt beoordeeld op basis van het in het bedrijfsplan begrote totaalbedrag aan betalingstransacties, tenzij de bevoegde autoriteiten een aanpassing van dat plan verlangen, en
- b)
geen van de met de leiding of de exploitatie van het betalingsdienstenbedrijf belaste natuurlijke personen veroordeeld is wegens strafbare feiten in verband met het witwassen van geld, het financieren van terrorisme of andere financiële misdrijven.
2.
Van een natuurlijke persoon of rechtspersoon met een registerinschrijving overeenkomstig lid 1 wordt verlangd dat hij zijn hoofdkantoor of vestigingsplaats heeft in de lidstaat waar hij zijn werkzaamheden daadwerkelijk ontplooit.
3.
De in lid 1 bedoelde personen worden behandeld als betalingsinstellingen, met dien verstande dat artikel 11, lid 9, en de artikelen 28, 29 en 30 niet op hen van toepassing zijn.
4.
De lidstaten kunnen ook bepalen dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon met een registerinschrijving overeenkomstig lid 1 slechts een aantal van de in artikel 18 opgesomde werkzaamheden mag verrichten.
5.
De in lid 1 bedoelde personen stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van elke verandering in hun situatie die relevant is voor de in het genoemde lid gespecificeerde voorwaarden. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de personen in kwestie, wanneer aan de in de leden 1, 2 en 4 van dit artikel gestelde voorwaarden niet langer voldaan is, binnen 30 kalenderdagen een vergunning aanvragen volgens artikel 11.
6.
De leden 1 tot en met 5 van dit artikel zijn niet van toepassing ten aanzien van Richtlijn (EU) 2015/849 of van het nationale recht inzake de bestrijding van het witwassen van geld.