Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/2366 betalingsdiensten in de interne markt
Artikel 18 Werkzaamheden
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2016
- Bronpublicatie:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Inwerkingtreding
12-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Naast het verrichten van betalingsdiensten mogen betalingsinstellingen de volgende werkzaamheden uitoefenen:
- a)
het verrichten van operationele en daarmee nauw samenhangende nevendiensten, zoals het zorgen voor de uitvoering van betalingstransacties, valutawisseldiensten, bewaringsactiviteiten en de opslag en verwerking van gegevens;
- b)
de exploitatie van betalingssystemen, onverminderd artikel 35;
- c)
andere bedrijfswerkzaamheden dan het aanbieden van betalingsdiensten, met inachtneming van de toepasselijke Uniewetgeving en nationale wetgeving.
2.
Wanneer betalingsinstellingen een of meer betalingsdiensten aanbieden, mogen zij alleen betaalrekeningen aanhouden die uitsluitend voor betalingstransacties worden gebruikt.
3.
Geldmiddelen die betalingsinstellingen met het oog op het aanbieden van betalingsdiensten van betalingsdienstgebruikers ontvangen, zijn geen deposito's of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2013/36/EU, noch elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG.
4.
Betalingsinstellingen kunnen de in bijlage I, punten 4 of 5, bedoelde kredieten in verband met betalingsdiensten slechts verlenen indien aan alle navolgende voorwaarden is voldaan:
- a)
het krediet is een aanvullend krediet en wordt uitsluitend verleend in verband met de uitvoering van een betalingstransactie;
- b)
niettegenstaande de nationale voorschriften inzake kredietverlening via kredietkaarten, wordt het in verband met een betaling verleende krediet dat wordt uitbetaald overeenkomstig artikel 11, lid 9, en artikel 28, terugbetaald binnen een korte termijn die in geen geval meer dan twaalf maanden mag bedragen;
- c)
het krediet wordt niet verleend uit geldmiddelen die zijn ontvangen of die worden aangehouden voor het uitvoeren van betalingstransacties;
- d)
het eigen vermogen van de betalingsinstelling is te allen tijde en ten genoegen van de toezichthoudende autoriteiten in redelijke verhouding tot het totaalbedrag van de verleende kredieten.
5.
Tot de bedrijfswerkzaamheid van betalingsinstellingen behoort niet het aantrekken van deposito's of van andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2013/36/EU.
6.
Deze richtlijn geldt onverminderd Richtlijn 2008/48/EG, ander toepasselijk Unierecht of nationale maatregelen betreffende niet bij deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten die in overeenstemming zijn met het Unierecht.