Rb. Rotterdam, 14-12-2004, nr. 10/000019-03
ECLI:NL:RBROT:2004:AR7472
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
14-12-2004
- Zaaknummer
10/000019-03
- LJN
AR7472
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2004:AR7472, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 14‑12‑2004; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 363 Wetboek van Strafrecht
Uitspraak 14‑12‑2004
Inhoudsindicatie
"Zaak Bouwfraude-ambtenaren" Verdachte heeft in de hoedanigheid van ambtenaar giften aangenomen. De rechtbank beschouwt de schenking van een auto en het kosteloos verblijven van de dochters van verdachte in een appartement als gift. De rechtbank is van oordeel dat in casu sprake is van een schending van de ambtsplicht.
Partij(en)
Parketnummer van de berechte zaak: 10/000019-03
Datum uitspraak: 14 december 2004
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren 1942, te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 november 2004.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder parketnummer 10/000130-02. Van deze dagvaarding is een kopie aan dit vonnis gehecht (bladzijden genummerd 1A en 1B).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Zwaneveld heeft gerekwireerd:
- -
de -bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- -
de veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van voorarrest en een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
BEWEZEN
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als vermeld in de hierna ingevoegde bijlage (bladzijden genummerd 2A en 2B), die van dit vonnis deel uitmaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
BEWIJS
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een bijlage bij dit vonnis worden opgenomen.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Met betrekking tot de personenauto Renault Espace, [kenteken] is op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het strafdossier het volgende komen vast te staan:
Op 11 februari 1992 heeft verdachte bij automobielbedrijf Kronenbrug een Renault Espace met het [kenteken] gekocht voor een bedrag van fl. 56.000,00.
De auto moest op naam van het bedrijf van de zwager van verdachte worden gezet, evenals de aankoopfactuur. Dit bedrijf was Geva Neerijnen b.v. te Tiel.
Het factuurbedrag is door Geva Neerijnen b.v. door middel van een bankoverschrijving betaald aan het garagebedrijf.
Van 10 februari 1992 tot 30 maart 1994 heeft de auto op naam gestaan van Geva Beheer b.v., vervolgens van 30 maart 1993 tot 10 december 1994 op naam van C. Van Doorn - tot in 1994 directeur van Geva - van 10 december 1994 tot 17 februari 1995 op naam van Jan Vermeulen, destijds werkzaam bij Geva, en van 17 februari 1995 tot 29 april 1998 op naam van verdachte.
Vanaf 11 februari 1992 tot 29 april 1998 heeft verdachte de auto in gebruik gehad.
Uit een en ander, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat de door Geva Neerijnen b.v. betaalde personenauto Renault Espace moet worden aangemerkt als een gift aan verdachte, welke gift door verdachte is aangenomen.
Verdachte heeft zich tot en met de behandeling ter terechtzitting met betrekking tot deze personenauto beroepen op zijn zwijgrecht.
Bij monde van een van zijn raadlieden is ter terechtzitting, onder verwijzing naar het schriftelijk stuk dat zich als pagina 398 in het dossier bevindt en naar de mening van de verdediging als kwijtingverklaring dient te worden aangemerkt, gesteld dat verdachte de schuld ter zake van de aanschaf van de auto heeft voldaan.
De rechtbank acht deze lezing onaannemelijk, gelet op de tegenstrijdigheden tussen hetgeen verdachte met betrekking tot de bewuste auto heeft verklaard tegenover het door de gemeente Hoorn ingeschakelde onderzoeksbureau Deloitte & Touche (te weten dat hij de auto in 1994 heeft gekocht van een in België woonachtig familielid dat […] heet en ernstig ziek is) en de omstandigheid dat […], voornoemd, heeft verklaard verdachte noch het bedoelde briefje te kennen, waarbij geldt dat na onderzoek niet van een aantoonbare familierelatie tussen deze […] en de echtgenote van verdachte, die […] heet, is gebleken.
Voorts is met betrekking tot het gebruik van het appartement gelegen aan de […] te Amsterdam op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het strafdossier het volgende komen vast te staan:
Verdachte heeft het appartement aan de […] te Amsterdam samen met zijn twee dochters gekocht in januari 1994. Op 27 juni 1997 is het appartement gekocht door L. Grooten, directeur van Grooten Beheer b.v. voor de prijs van fl. 120.000,00.
Het appartementsrecht is op naam gezet van KWG Vastgoed BV, een dochter van Grooten Beheer b.v., van welk bedrijf Henk Koop, directeur van Beheer Koop Tjuchem, in 1997 commissaris was.
In de (concept)akte van levering van het appartementsrecht aan KWG Vastgoed BV staat vermeld dat het appartement vrij van huur is. De dochters van verdachte zijn na de verkoop om niet in het appartement blijven wonen tot juli 2002.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gedurende een periode van zo’n vijf jaren kosteloos gebruik kunnen maken van het appartement aan de […] te Amsterdam aan te merken als een gift aan de verkopers van het appartementsrecht, onder wie verdachte.
Verdachte stelt zich op het standpunt dat van een gift geen sprake is, aangezien het appartementsrecht onder de marktprijs is verkocht, met als verplichting voor de koper dat de dochters van verdachte het appartement mochten blijven bewonen.
Grooten voornoemd, verklaart weliswaar over het “er binnenkort” uitgaan van de dochters van verdachte, maar diens verklaring heeft hooguit de strekking van een gebruik voor korte tijd en kan niet in de door verdachte bedoelde zin worden opgevat. Ook uit de overige bewijsmiddelen blijkt niet van een afspraak zoals door verdachte gesteld. Evenmin is komen vast te staan, dan wel aannemelijk geworden dat het appartementsrecht onder de marktwaarde is verkocht.
Ook al zou uitgegaan worden van verkoop onder de marktwaarde, dan is het gebruik om niet van het appartement gedurende een periode van zo’n vijf jaren zelfs in de visie van verdachte aan te merken als gift. Immers, volgens de eigen verklaring van verdachte is het kopen van het appartementsrecht goedkoper dan het huren van een appartement. Over een periode van zo’n vijf jaren bezien, levert het gebruik om niet derhalve een aanzienlijk groter voordeel op dan het verschil van de door verdachte beweerde lagere verkoopprijs dan de marktwaarde.
De rechtbank verwerpt dan ook de stellingen van verdachte dat met betrekking tot de personenauto Renault Espace en het gebruik van het appartement aan de […] te Amsterdam niet kan worden gesproken van giften.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de navolgende feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat verdachte moet hebben begrepen en ook heeft begrepen dat bovenbedoelde giften aan hem werden gedaan, teneinde een tegenprestatie te verkrijgen zoals in de bewezenverklaring is omschreven.
- 1.
Verdachte bekleedde als directeur Gemeentewerken binnen de gemeente Hoorn een belangrijke positie.
In zijn functie was hij belast met de dagelijkse leiding van de dienst waaronder vielen de openbare werken en het grondbedrijf. Verdachte was verantwoordelijk voor advisering en informatieverstrekking aan de bestuursorganen en voor de juiste uitvoering van de genomen besluiten, voorts voor een juiste hantering van processen en procedures, zowel intern als ten opzichte van derden. Verdachte was eindverantwoordelijke voor de afdelingen die zich bezig hielden met de voorbereiding en de voorstellen voor de aan te besteden werken en was het laatste station voordat een advies naar het college van B&W ging. Verdachte besliste uiteindelijk wie wel of niet uitgenodigd werden voor de inschrijving op aan te besteden projecten.
- 2.
Bovenbedoelde giften zijn gedaan door aannemers dan wel aan aannemers gelieerde en/of gerelateerde bedrijven die er, ook volgens hun eigen verklaringen, alle belang bij hadden goodwill te kweken bij het ambtelijke apparaat van de gemeente Hoorn, dat belast was met aanbestedingen en uitvoering van openbare werken.
- 3.
De omstandigheden waaronder de giften werden gedaan en de verklaring van verdachte met betrekking tot een niet op schrift gestelde afspraak wijzen op pogingen tot verhulling van gever en/of het karakter van de giften.
Verdachte heeft betwist dat hij met betrekking tot de aanbesteding van het Baggerproject Grashaven heeft gehandeld in strijd met zijn ambtsplicht door eigenmachtig, zonder overleg met de verantwoordelijke wethouder wijziging aan te brengen in de lijst uit te nodigen bedrijven.
Met betrekking tot de aanbesteding van dit project is uit het verhandelde ter terechtzitting en het strafdossier komen vast te staan dat:
- -
tijdens vergadering van het college van B&W van 21 december 1993 het door verdachte geparafeerde voorstel aan de orde is geweest om vier bedrijven, te weten Konijn, Dosco, Schilder en De Vries& van der Wiel, uit te nodigen om zich in te schrijven voor het baggerproject Grashaven;
- -
tijdens de vergadering het college van B&W heeft besloten om de Stichting Jachthaven te adviseren om deze vier bedrijven uit te nodigen;
- -
Bij brief van 7 januari 1994, ondertekend door verdachte in zijn functie als hoofd Openbare Werken van de gemeente Hoorn, hiertoe uitnodigingen zijn verzonden aan vier bedrijven, te weten Konijn, Dosco, Krul& Zn b.v. en de Vries & van der Wiel;
- -
Krul & Zn b.v. op 20 januari 1994 als laagste inschrijft;
- -
Op 3 februari 1994 aan Krul & Zn b.v. de opdracht met betrekking tot het project Grashaven wordt gegund en de andere drie inschrijvers worden afgewezen. De betreffende brieven zijn ondertekend door verdachte in zijn functie als hoofd Openbare Werken van de gemeente Hoorn;
- -
Wijziging in de lijst van uit te nodigen bedrijven dient plaats te vinden na overleg met het college van B&W of de Stichting Jachthaven;
- -
Verdachte eindverantwoordelijke was voor de gang van zaken met betrekking tot de aanbesteding van openbare werken binnen de gemeente Hoorn.
In het strafdossier bevinden zich geen bescheiden waaruit blijkt dat het College van B&W dan wel de Stichting Jachthaven wijziging heeft aangebracht in de lijst van uit te nodigen bedrijven. De eerste vergadering van de Stichting Jachthaven heeft blijkens het dossier eerst op 20 januari 1994, twee weken na de wijzigingen op de lijst, plaatsgevonden.
Evenmin blijkt van enig overleg over de wijziging tussen verdachte met de verantwoordelijke betrokkenen namens de gemeente dan wel de Stichting Jachthaven. Het enige overleg, waarin dit onderwerp aan de orde zou kunnen zijn geweest, is op 4 januari 1994 met wethouder Schaper die een afspraak “baggeren” op die datum in zijn agenda genoteerd had. Ook deze wethouder kan zich niet herinneren dat wijzigingen op de lijst met hem besproken zijn.
Gelet op bovenvastgestelde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor het uitgaan van de uitnodigingsbrieven van 7 januari 1994 en dat verdachte daarmee zijn bevoegdheden heeft overschreden en derhalve gehandeld heeft in strijd met zijn ambtsplicht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezen feit levert op:
primair
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
MOTIVERING VAN DE STRAF
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstan-digheden zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als ambtenaar giften aangenomen van bedrijven die regelmatig werken uitvoerden voor de gemeente Hoorn. Zo heeft verdachte een auto gekregen en heeft hij financieel voordeel genoten doordat zijn dochters kosteloos mochten wonen in een appartement, eigendom van een voor de gemeente Hoorn werkzame aannemer.
Verdachte heeft door het aannemen van giften in ruil voor tegenprestaties het in hem gestelde vertrouwen beschaamd en zijn positie misbruikt voor persoonlijk voordeel. Het vertrouwen dat de burger in het overheidsapparaat moet kunnen stellen, is geschaad en de waardigheid van de overheid is aangetast. De burger moet er immers op kunnen vertrouwen dat beslissingen van de overheid op objectieve gronden worden genomen. Daarnaast moet het centrale gezag kunnen vertrouwen op de loyaliteit en betrouwbaarheid van de eigen ambtenaren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op dergelijk strafbaar handelen in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de vergaande ambtenaarrechtelijke sancties die aan verdachte zijn opgelegd en de gevolgen die deze sancties voor hem met zich meebrengen, ziet de rechtbank aanleiding af te zien van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en zal zij aan verdachte een werkstraf voor de maximale duur opleggen.
Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf tevens in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 17 november 2004 niet eerder is veroordeeld.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om naast een werkstraf een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf op te leggen. Daar acht de rechtbank noch uit generaal, noch uit speciaal preventief oogpunt, termen voor aanwezig.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
BESLISSING
De rechtbank:
- -
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- -
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- -
stelt vast dat het primair bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
- -
verklaart de verdachte terzake van het feit strafbaar;
- -
legt de verdachte een taakstraf op bestaande uit een werkstraf voor de duur van TWEEHONDERDVEERTIG (240) UREN; de te verrichten werkzaamheden dienen te bestaan uit: werkzaamheden voorkomend bij instellingen aangesloten bij de Stichting Reclassering Nederland Arrondissement Rotterdam;
- -
met bevel tot aftrek van de door de verdachte in verzekering doorgebrachte tijd volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek TWEEHONDERDACHTENTWINTIG (228) UREN te verrichten werkstraf resteert;
- -
met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 114 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Kalk, voorzitter,
en mrs. Bezuijen en De Ruijter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Jonker-den Besten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2004.