HR, 08-03-2011, nr. 09/03320
ECLI:NL:HR:2011:BP1155, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-03-2011
- Zaaknummer
09/03320
- Conclusie
Mr. Silvis
- LJN
BP1155
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP1155, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑03‑2011; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2009:BK0351, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP1155
ECLI:NL:PHR:2011:BP1155, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP1155
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2009:BK0351
- Vindplaatsen
NJ 2011/296 met annotatie van P. Mevis
Uitspraak 08‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 359.3 Sv, opgave bewijsmiddelen. Het Hof kon niet volstaan met een opgaaf nu de raadsvrouwe vrijspraak heeft bepleit.
8 maart 2011
Strafkamer
Nr. 09/03320
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 augustus 2009, nummer 23/000449-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, omdat het Hof ten onrechte heeft volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 11 januari 2008 te Amsterdam als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard."
2.3. De bestreden uitspraak houdt onder meer het volgende in:
"Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een wijziging aanbrengt in de gebezigde bewijsmiddelen.
Het hof baseert het oordeel dat de verdachte het bewezengeachte feit heeft begaan op de navolgende bewijsmiddelen:
1. Een geschrift, te weten een kopie van een beschikking van ongewenstverklaring van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie, kenmerk 0107-16-4033 van 13 oktober 22006 (doorgenummerde pag. 47 t/m 50);
2. Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 14 januari 2008 van de rechter-commissaris, bij de rechtbank Amsterdam belast met de behandeling van strafzaken, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
3. Een proces-verbaal terechtzitting in eerste aanleg van 25 januari 2008, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte."
2.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het volgende heeft aangevoerd:
"Primair stelt cliënt dat hij nooit ongewenst had mogen worden verklaard dan wel dat van een rechtsgeldige ongewenstverklaring geen sprake is. Dat zou wat hem betreft tot een vrijspraak/OVAR moeten leiden."
2.5. Art. 359, derde lid, Sv luidt:
"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengegevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."
2.6. Uit de bewoordingen van art. 359, derde lid tweede volzin, Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden indien door of namens de verdachte ter terechtzitting vrijspraak is bepleit. Het oordeel van het Hof dat in het onderhavige geval kon worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv is - nu de raadsvrouwe vrijspraak heeft bepleit - derhalve onjuist. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.7. De klacht is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 maart 2011.
Conclusie 11‑01‑2011
Mr. Silvis
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft verdachte bij arrest van 10 augustus 2009, met bevestiging van het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam behoudens ten aanzien van de bewijsvoering, wegens ‘als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl [hij] weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard’, veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
2.
Namens verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel behelst twee klachten. De eerste klacht is dat het hof niet mocht volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, nu de raadsvrouw van verdachte ter terechtzitting vrijspraak heeft bepleit. De tweede klacht is dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, nu deze steunt op enkel verklaringen van verdachte.
4.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam bevestigd, behoudens ten aanzien van de bewijsconstructie. Als bewijsmiddelen heeft het hof, anders dan de politierechter, gebruikt:
- ‘1.
Een geschrift, te weten een kopie van een beschikking van ongewenstverklaring van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie, kenmerk 0107-16-4033 van 13 oktober 22006 (doorgenummerde pag. 47 t/m 50);
- 2.
Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 14 januari 2008 van de rechtercommissaris, bij de rechtbank Amsterdam belast met de behandeling van strafzaken, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
- 3.
Een proces-verbaal terechtzitting in eerste aanleg van 25 januari 2008, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.’
5.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof op 27 juli 2009 heeft de raadsvrouw van verdachte — voor zover hier van belang — bepleit:
‘Primair stelt cliënt dat hij nooit ongewenst had mogen worden verklaard dan wel dat van een rechtsgeldige ongewenstverklaring geen sprake is. Dat zou wat hem betreft tot een vrijspraak/OVAR moeten leiden.’
6.
Ingevolge het bepaalde in art. 359, derde lid, Sv kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit. Uit de bewoordingen van art. 359, derde lid, Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden indien door of namens de verdachte ter terechtzitting vrijspraak is bepleit. In die bepaling wordt niet onderscheiden naar de grond waarop die vrijspraak is bepleit (vlg. o.a. HR 26 mei 2009, LJN BH3686, NJ 2009/260).
7.
Nu de raadsvrouw van verdachte vrijspraak heeft bepleit, is het oordeel van het hof dat in het onderhavige geval kon worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv, onjuist. De eerste klacht is gegrond. De tweede, in het middel besloten liggende klacht behoeft gelet hierop geen bespreking. Het middel slaagt.
8.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
9.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.