NJB 2021/1236
Een paritaire handhaver van cao-verplichtingen vordert veroordeling van een werkgever tot nabetaling aan werknemers. Het hof bekrachtigt het toewijzende vonnis van de kantonrechter. Hoge Raad: 1. Algemeenverbindendverklaring. Representiviteit. Meerderheidsvereiste. Aan de minister komt een ruime mate van beleids- en beoordelingsruimte toe bij de beantwoording van de vraag welke bronnen aan de gegevensverstrekking voor de vaststelling van de representativiteit ten grondslag gelegd mogen worden. De wet laat ook ruimte voor de minister om bij de beoordeling van de representativiteit het aantal in de bedrijfstak werkzame personen gemeten in fte’s tot uitgangspunt te nemen. 2. Dictum op een vordering van een paritaire handhaver tot nakoming van caoverplichtingen. Clausulering. Kunnen en willen. In het dictum is tot uitdrukking gebracht dat de werkgever slechts is gehouden tot het verrichten van nabetalingen waarop de werknemers aanspraak kunnen maken. In het dictum behoefde niet tot uitdrukking te worden gebracht dat de toewijzing alleen betrekking heeft op werknemers die aanspraak willen maken op nakoming
HR 09-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:537
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 april 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, G. Snijders, T.H. Tanja-vanden Broek, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/05562
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Staatsrecht / Rechtspraak
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:537, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1068, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑01‑2020
- Wetingang
(art. 2 lid 1 Wet AVV)
Essentie
Een paritaire handhaver van cao-verplichtingen vordert veroordeling van een werkgever tot nabetaling aan werknemers. Het hof bekrachtigt het toewijzende vonnis van de kantonrechter. Hoge Raad: 1. Algemeenverbindendverklaring. Representiviteit. Meerderheidsvereiste. Aan de minister komt een ruime mate van beleids- en beoordelingsruimte toe bij de beantwoording van de vraag welke bronnen aan de gegevensverstrekking voor de vaststelling van de representativiteit ten grondslag gelegd mogen worden. De wet laat ook ruimte voor de minister om bij de beoordeling van de representativiteit het aantal in de bedrijfstak werkzame personen gemeten in fte’s tot uitgangspunt te nemen. 2. Dictum op een vordering van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.