Einde inhoudsopgave
Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 2022
Artikel 4.6 De duur van de procedure(s) tot afhandeling van de fysieke schade aan de woning(en)
Geldend
Geldend vanaf 13-07-2022
- Redactionele toelichting
Herplaatst in Staatscourant 18235-n1 van 27-07-2022.
- Bronpublicatie:
14-04-2022, Stcrt. 2022, 18235 (uitgifte: 12-07-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-04-2022, Stcrt. 2022, 18235 (uitgifte: 12-07-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
1.
Voor wat betreft de duur van de procedure(s) tot afhandeling van de fysieke schade betrekt het Instituut de som van de afhandelingsduur van alle procedures tot afhandeling van fysieke schade aan de woning(en) op de adressen waarop de aanvrager op het moment van die afhandeling woonachtig was en ten aanzien waarvan de aanvrager eigenaar was. Daarbij onderscheidt het Instituut de volgende vijf situaties en de daarbij behorende aanwijzing voor een persoonsaantasting:
Som afhandelingsduur | Aanwijzing persoonsaantasting | |
---|---|---|
0 tot 2 jaar | 0 | Geen aanwijzing |
2 tot 4 jaar | 1 | Lichte aanwijzing |
4 tot 6 jaar | 2 | Aanwijzing |
6 tot 8 jaar | 3 | Sterke aanwijzing |
8 jaar of meer | 4 | Zeer sterke aanwijzing |
2.
Voor zover de afhandeling van de fysieke schade is uitgevoerd door de NAM of het CVW, wordt de afhandelingsduur bepaald aan de hand van het tijdsverloop tussen de schademelding en de uitbetaling van de schadevergoeding.
3.
Voor zover de afhandeling van de fysieke schade is uitgevoerd door de TCMG of het IMG, wordt de afhandelingsduur bepaald aan de hand van het tijdsverloop tussen de datum van de aanvraag tot schadevergoeding en de datum waarop het besluit op de aanvraag is genomen. In geval van bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures die gegrond zijn bevonden, worden de termijnen waarbinnen de afhandeling heeft plaatsgevonden bij elkaar opgeteld om de totale afhandelingsduur van de schademelding te bepalen.
4.
Bij het bepalen van de som van de afhandelingsduur als bedoeld in het eerste lid, kan het Instituut rekening houden met de termijn waarbinnen de afhandeling van de procedure(s) op verzoek van de aanvrager is opgeschort of anderszins te wijten is aan omstandigheden die redelijkerwijs voor rekening van de aanvrager dienen te worden gelaten.
5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt met de eigenaar als bedoeld in het eerste lid gelijkgesteld de duurzaam samenlevende partner van de eigenaar.