Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 1.22 Bescherming naam universiteit
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Het voeren van de naam universiteit is voorbehouden aan de instellingen voor hoger onderwijs die zijn opgenomen in de bijlage van deze wet onder a, b, h en i, de universiteiten, bedoeld in artikel 18.75, derde lid en de transnationale Universiteit Limburg. Onder het voeren van de naam universiteit wordt tevens verstaan het voeren van deze naam in samenstellingen, alsmede het voeren van de naam universiteit in vertalingen.
2.
In afwijking van het eerste lid, mag een instelling voor hoger onderwijs die in Nederland is gevestigd als nevenvestiging van een buitenlandse universiteit, de naam universiteit voeren, indien de instelling:
- a.
haar hoofdvestiging heeft in een land dat behoort tot de Europese Economische Ruimte;
- b.
in het land van hoofdvestiging als universiteit is gevestigd conform de daar geldende onderwijs- en vestigingsregels, daar het recht heeft graden te verlenen, waaronder de graad Doctor of Doctor of Philosophy en ook in Nederland toegang tot promotie biedt;
- c.
op haar website duidelijk kenbaar maakt in welk land de hoofdvestiging is, welke graden op grond van welke opleidingen worden verleend en op grond van welke regeling een graad wordt verleend, met dien verstande dat de instelling deze gegevens, bij afwezigheid van een website, anderszins kenbaar maakt aan aanstaande studenten; en
- d.
op ieder getuigschrift dat wordt verstrekt ten bewijze dat een graad is behaald, de naam van de instelling vermeldt en de regeling op grond waarvan de graad wordt verleend.
3.
De bewijslast dat is voldaan aan de voorwaarden van het tweede lid, rust op de instelling.
4.
Onze Minister kan besluiten dat nevenvestigingen van buitenlandse instellingen die hun hoofdvestiging buiten de Europese Economische Ruimte hebben, zich hier universiteit mogen noemen indien zij voldoen aan bij ministeriële regeling vast te leggen criteria. Het tweede en derde lid zijn hierop van overeenkomstige toepassing.