Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 18.75 Instellingen voor hoger onderwijs
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
23-02-2022, Stb. 2022, 116 (uitgifte: 21-03-2022, kamerstukken: 35946)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2022, Stb. 2022, 117 (uitgifte: 22-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Aanvragen om een besluit tot aanwijzing op grond van artikel 6.9, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AP, van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119) waarop nog niet onherroepelijk is beslist, worden behandeld als aanvragen op grond van artikel 6.9 zoals dat artikel luidt na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AP, van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119).
2.
De hogescholen die krachtens artikel 6.9, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AP, van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119), waren aangewezen, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AP, van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119) aangemerkt als rechtspersonen voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onder aa.
3.
De universiteiten als bedoeld in artikel 1.2, onderdeel b, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119) blijven universiteiten aangewezen op grond van artikel 6.9, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AP, van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119). De artikelen die bij of krachtens de wet gelden voor de rechtspersonen voor hoger onderwijs zijn op die universiteiten van toepassing, evenals de artikelen 7.18 en 7.19.
4.
Onze Minister trekt de aanwijzing bedoeld in het derde lid in, indien de instelling geen in de Registratie instellingen en opleidingen geregistreerde opleiding verzorgt of niet wordt voldaan aan artikel 1.12, tweede, derde of vierde lid. Artikel 6.10, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
De instellingen die geaccrediteerd postinitieel onderwijs verzorgen als bedoeld in artikel 1.12a, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel L van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119), worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel L, van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119) beschouwd als rechtspersonen voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onder aa.
6.
Indien een instelling op grond van artikel 1.12a, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel L van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119) tevens postinitiële masteropleidingen verzorgt of een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding voor een postinitiële masteropleiding heeft ingediend bij het accreditatieorgaan voor 1 september 2010, kan deze instelling overeenkomstig artikel 1.1, sub aa, zoals dit artikel luidt na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel L van de wet van 4 februari 2010 (Stb. 119) deze opleidingen als rechtspersoon voor hoger onderwijs verzorgen, bedoeld in het vierde lid of kan de instelling deze opleidingen in een afzonderlijke privaatrechtelijke rechtspersoon onderbrengen die rechtspersoon voor hoger onderwijs is.