Vgl. HR 6 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2129, NJ 2007/111 en HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0539, NJ 2009/404.
HR, 17-09-2019, nr. 18/01485
ECLI:NL:HR:2019:1345
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-09-2019
- Zaaknummer
18/01485
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1345, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑09‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:897
ECLI:NL:PHR:2019:897, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1345
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑09‑2019
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94a Sv op woning, bankrekeningen, auto’s en geldbedragen onder klager i.h.k.v. strafrechtelijk onderzoek tegen klager t.z.v. verdenking van (gewoonte)witwassen. Aanhoudingsverzoek gemachtigde raadsman tijdens behandeling in raadkamer teneinde door OvJ doorgestuurde stukken (exploten, bevelen en p-v’s conservatoir beslag) te kunnen doorlezen, door Rb (in dit stadium van onderzoek) afgewezen o.g.v. overweging dat klager extra stukken reeds in eerder stadium heeft ontvangen en raadsman dus bekend zou moeten zijn met stukken. Aanhoudingsverzoek toereikend gemotiveerd afgewezen? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/01486 B.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/01485
Datum 17 september 2019
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 22 maart 2018, nummer RK 18/224, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
hierna: de klager.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2019.
Conclusie 11‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94/94a gelegd op diverse voorwerpen, i.h.k.v. strafrechtelijk onderzoek tegen klager, die wordt verdacht van (gewoonte)witwassen. Afwijzing verzoek tot aanhouding/schorsing van de behandeling in raadkamer ten einde kennis te kunnen nemen van door de OvJ toegezonden stukken. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/01486 B.
Nr. 18/01485 B Zitting: 11 juni 2019 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [klager] |
De rechtbank Rotterdam heeft op 22 maart 2018 beslist op een klaagschrift in de zin van art. 552a Sv dat strekte tot opheffing van het beslag op verschillende goederen, zoals nader in de stukken omschreven, met een last tot teruggave aan de klager. Dit klaagschrift is door de rechtbank ongegrond verklaard.
Er bestaat samenhang met de zaak 18/01486 B. Ook in deze zaak zal ik vandaag concluderen.
Namens de klager is cassatieberoep ingesteld en mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
3.1. De achtergrond van deze beklagprocedure is gelegen in een strafrechtelijk onderzoek naar onder meer de klager. Dit onderzoek is gericht op versleutelde telefoons en telefoondiensten die onder de merknaam PGP Safe door de klager en een medeverdachte zouden zijn aangeboden aan criminelen. Met deze apparatuur en diensten zouden criminele activiteiten onder de radar van politie en justitie kunnen blijven. De praktijk bleek overigens anders, getuige verschillende strafzaken waarin de PGP-communicatie in handen is gekomen van opsporingsdiensten. Het vermoeden bestaat dat de klager en een medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan (gewoonte-)witwassen. In het onderzoek naar de klager zijn verschillende goederen in beslag genomen.
4. Het middel klaagt dat de rechtbank het verzoek tot aanhouding dan wel schorsing van de behandeling van de raadkamerzitting in verband met het kunnen kennisnemen van nieuwe stukken ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen.
4.1. Het proces-verbaal van de raadkamer houdt voor zover van belang het volgende in:
“De officier van justitie deelt mee:
Ik heb afgelopen week nog enkele stukken doorgestuurd naar de rechtbank en de verdediging, maar ik heb begrepen dat de laatste drie e-mailberichten met daarbij gevoegd exploten, bevelen en processen-verbaal conservatoir beslag de verdediging niet hebben bereikt. Ik zal deze meteen doorsturen.
De voorzitter deelt mede:
Wij hebben deze stukken inderdaad gisteren op 7 maait 2018 ontvangen. Bij de rechtbank was in eerste instantie weinig bekend over deze zaak. Daarom is de officier van Justitie gevraagd naar de achtergrond. Op die vraag heeft de rechtbank de laatste 3 e-mails van het openbaar ministerie ontvangen.
De raadsman deelt mede:
Ik zie dat ik de stukken zojuist per e-mail heb ontvangen, maar ik voel mij er niet prettig bij dat ik ze nog niet heb gelezen. Ik zou deze stukken graag controleren. Ik zou ook graag een schriftelijke reactie van het openbaar ministerie ontvangen op mijn vragen: Wat is allemaal in beslag genomen en waarom zijn de sommige goederen niet teruggegeven? Op de beslaglijsten staat heel veel, veel daarvan is heel summier aangegeven. Er staan diverse Samsung telefoons op de beslaglijst en er zijn Samsung telefoons teruggegeven, maar over welke Samsung telefoons het precies gaat, kan de verdediging niet terughalen en daarom ook niet controleren. Ik verzoek daarom het openbaar ministerie orde te creëren in het dossier. Dan kan ook wat gerichter worden gediscussieerd.
De officier van Justitie deelt mede:
De stukken die niet naar de raadsman waren gestuurd, had klager al geruime tijd in zijn bezit. Ik kan vandaag vertellen ten aanzien van welke goederen waar het klaagschrift op ziet, het openbaar ministerie heeft besloten deze terug te geven. Alles wat in beslag is genomen ten behoeve van de waarheidsvinding houden we nog in beslag en zal gaande weg het onderzoek worden teruggegeven.
De voorzitter deelt mede:
Ten aanzien van het conservatoir beslag heeft het openbaar ministerie zich op het standpunt gesteld dat dat beslag zal blijven liggen, dit betreft grote hoeveelheden contant geld, girale tegoeden op bankrekeningen en onroerende goederen.
De raadsman deelt mede:
Ik persisteer bij mijn verzoek om de zojuist verzonden stukken door te kunnen nemen. Ik zou het ook praktischer vinden als we kunnen discussiëren aan de hand van een schriftelijke reactie van het openbaar ministerie.
De voorzitter onderbreekt de behandeling voor beraad.
De voorzitter deelt na hervatting van het onderzoek mee dat de rechtbank als volgt heeft beslist.
Het verzoek van de verdediging om de behandeling van de klaagschriften te onderbreken teneinde de zojuist verstuurde exploten, bevelen en processen-verbaal conservatoir beslag te kunnen doorlezen, wijst de rechtbank in dit stadium van liet onderzoek af. Deze extra stukken heeft klager reeds in een eerder stadium ontvangen en zou bij u reeds bekend moeten zijn.”
5. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de behandeling van de klaagschriften te onderbreken om recent toegezonden stukken door te kunnen lezen, afgewezen. De artikelen 21-25 Sv, waarin de procedurele aspecten van de behandeling door de raadkamer zijn geregeld, stellen aan de afwijzing van een dergelijk verzoek geen specifieke eisen. Wel kan de afwijzing in strijd komen met de beginselen van behoorlijke procesorde.1.Een dergelijke situatie doet zich in dit geval niet voor. De rechtbank heeft er immers op gewezen dat de klager de stukken al in zijn bezit had en dat deze ook bij de raadsman als bekend moeten worden verondersteld. Daarbij teken ik nog aan dat de in de toelichting op het middel aangehaalde rechtspraak ziet op aanhoudingsverzoeken in het kader van strafzaken. Die rechtspraak is niet simpelweg door te trekken naar de raadkamerprocedure.
5.1.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑06‑2019