Hof Amsterdam, 07-04-2015, nr. 200.093.405/01, nr. 200.093.246/01
ECLI:NL:GHAMS:2015:1332, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
07-04-2015
- Zaaknummer
200.093.405/01
200.093.246/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:1332, Uitspraak, Hof Amsterdam, 07‑04‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2118, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 07‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Vaststelling wie eigenaar is van een waardevolle collectie bijzondere auto’s (o.a. Ferrari’s): de onderneming waarvan erflater economisch gerechtigde was, of de zoon van erflater (of de met hem verbonden onderneming)? Bewijswaardering.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummers : 200.093.246/01
200.093.405/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 364666 / HA ZA 07-704
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 april 2015
inzake
in de zaak met rolnummer 200.093.246/01:
[X] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M.R.H. Meijer te St. Odiliënberg, gemeente Roerdalen,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
DAYTONA INVESTMENTS S.A.,
gevestigd te Luxembourg, Luxemburg,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K.A.J. Bisschop te Amsterdam.
en in de zaak met rolnummer 200.093.405/01:
de vennootschap naar buitenlands recht
DAYTONA INVESTMENTS S.A.,
gevestigd te Luxembourg, Luxemburg,
appellante,
advocaat: mr. K.A.J. Bisschop te Amsterdam,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEXAG AMSTERDAM B.V.
gevestigd te Amsterdam,
en
2 [X] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.R.H. Meijer te St. Odiliënberg.
1. Het geding in hoger beroep in beide zaken
Partijen worden hierna [X] , Texag (gezamenlijk Texag c.s.) en Daytona genoemd.
in de zaak met rolnummer 200.093.246/01;
[X] is bij dagvaarding van 18 augustus 2011 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2011, hersteld bij vonnis van 3 augustus 2011 (“het eindvonnis”).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- dagvaarding houdende de grieven en incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, met producties;
- een akte wijziging eis in hoger beroep zijdens [X] ;
- memorie van antwoord in het incident ex artikel 351 Rv zijdens Daytona, met producties;
- het arrest van dit hof in het incident van 27 december 2011 houdende afwijzing van de vordering in het incident, aanhouding van een oordeel over de proceskosten en verwijzing naar de rol voor voortprocederen;
- memorie van antwoord, met producties.
in de zaak met rolnummer 200.093.405/01;
Daytona is op haar beurt bij dagvaarding van 29 augustus 2011 in hoger beroep gekomen van het eindvonnis.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens akte vermeerdering van eis met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
in beide zaken:
Partijen hebben de zaken gezamenlijk ter zitting van 27 november 2012 doen bepleiten, [X] door mr. Meijer, voornoemd, en Daytona door mr. Bisschop, voornoemd, en mr. H.J. Ridderinkhof, kantoorgenoot van mr. Bisschop, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. De pleitnota van mr. Meijer is deels niet voorgedragen (pagina’s 10 tot en met 17) en blijft in zoverre buiten beschouwing. Beide partijen hebben in beide zaken nog producties in het geding gebracht.
Uit het feit dat in het pleidooi geen onderscheid is gemaakt tussen beide zaken en producties ook in beide zaken in het geding zijn gebracht, leidt het hof af, mede gezien de samenhang tussen beide zaken, dat partijen hebben bedoeld dat alle stellingen en weren en alle in het geding gebrachte producties als in beide zaken voorgebracht c.q. in het geding gebracht dienen te worden beschouwd.
Nadat de zaken op verzoek van partijen enige tijd waren aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen te pogen hun geschillen in der minne te schikken, is ten slotte arrest gevraagd.
in de zaak met rolnummer 200.093.246/01;
[X] heeft, na wijziging van eis, geconcludeerd dat het hof het bestreden eindvonnis voor zover in conventie gewezen geheel, en voor zover in reconventie gewezen gedeeltelijk (namelijk waar de door hem gevorderde verklaring voor recht voor de door hem opgesomde auto’s is afgewezen), zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Daytona zal afwijzen, met veroordeling tot terugbetaling van hetgeen [X] ingevolge de bestreden vonnissen heeft betaald, en voorts voor recht zal verklaren dat [X] eigenaar is van de door hem opgesomde auto’s, met veroordeling van Daytona tot afgifte daarvan aan hem op straffe van verbeurte van een dwangsom, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Daytona heeft geconcludeerd tot afwijzing van het beroep van [X] , met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
in de zaak met rolnummer 200.093.405/01;
Daytona heeft, na vermeerdering van eis zoals hierna te vermelden, geconcludeerd kort gezegd dat het hof het bestreden vonnis deels zal vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat hierna te noemen auto’s eigendom van Daytona zijn met daaraan te verbinden gevolgen, op straffe van verbeurte van dwangsommen, en haar vermeerderde eis zal toewijzen.
Texag c.s. hebben zich verzet tegen de eisvermeerdering en overigens geconcludeerd tot verwerping van het beroep en ontzegging van de gewijzigde eis, met beslissing – uitvoerbaar bij voorraad – over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten in beide zaken
2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover partijen daarin onjuistheden hebben gesignaleerd zal het hof daarmee rekening houden. Voor het overige zijn deze feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen deze derhalve ook het hof als uitgangspunt.
3. Beoordeling in beide zaken
3.1
De centrale vraag in dit geding is wie eigenaar is van een aantal race- en sportauto’s uit een collectie die uit bijzondere, deels unieke en grotendeels erg dure auto’s bestaat. De collectie is gezamenlijk opgebouwd door [X] en zijn vader, wijlen [Y] (verder: erflater). Erflater, een vermogend man, is op 1 januari 2006 onverwacht overleden. Is de eigenaar [X] , een van de twee zonen van erflater uit zijn door echtscheiding ontbonden huwelijk, dan wel Texag, een rechtspersoon waarvan [X] de enig aandeelhouder is? Of rust de eigendom bij Daytona, een in trust gehouden rechtspersoon waarvan thans de enig economisch gerechtigde [Z] is, tot het overlijden van erflater diens partner en de moeder van zijn drie jongste dochters?
3.2.
Het gaat om een aantal auto’s op de hiernavolgende lijst van de collectie:
1. Ferrari 500TR [chassisnummer] of [chassisnummer]
2 Ferrari 410S [chassisnummer]
3 Ferrari F1 156 sharknose [chassisnummer] of [chassisnummer]
4 Ferrari 275GTB4 [chassisnummer]
5 Ferrari 512M [chassisnummer]
6 Ferrari Daytona 365GTB/ [chassisnummer]
7 Ferrari Dino [chassisnummer]
8 Ferrari 512M [chassisnummer]
9 Ferrari Daytona 365GTB/ [chassisnummer]
10 Ferrari 330 GTC-LM ---------
11 Lancia Stratos Fiat Olio [chassisnummer]
12 Lancia Stratos Rood [chassisnummer]
13 Ferrari F1 312 T3 [chassisnummer]
14 Maserati Bora [chassisnummer]
15 Ferrari 512BBLM [chassisnummer]
16 Lancia 037 [chassisnummer]
17 Ferrari 288GTO [chassisnummer]
18 Ferrari F1 F1-86 [chassisnummer]
19 Lancia Delta S4 [chassisnummer]
20 Audi Quattro A2 -----------
21 Ferrari F40 [chassisnummer]
22 Ferrari F1 F92 [chassisnummer]
23 Lancia Delta Integrale [chassisnummer]
24 Ferrari F50 [chassisnummer]
25 Ferrari F1 F399 [chassisnummer]
26 Ferrari Maranello 550 [chassisnummer]
27 Ferrari 360 Challenge [chassisnummer]
28 Ferrari F1 F2000 [chassisnummer]
29 Ferrari F1 F2001 [chassisnummer]
30 Ferrari F1 F2002 [chassisnummer]
31 Ferrari 456 GTA-M [chassisnummer]
32 Ferrari Barchetta 550 [chassisnummer]
33 Ferrari 575 GTC- [chassisnummer]
34 Ferrari 205 California spyder -----------
35 Matra MS 120 [chassisnummer]
36 Ferrari F1 312/T4 [chassisnummer]
37 Ferrari F1 312T [chassisnummer]
38 Ferrari F1 126 C2 [chassisnummer]
39 Ferrari F1 126 C2B [chassisnummer]
De waarde van de collectie bedraagt circa € [bedrag]
3.3.
De rechtbank heeft in haar eindvonnis in conventie, zoals hersteld bij vonnis van 3 augustus 2011, onder meer geoordeeld dat de auto’s met nummers 1, 3, 5, 6, 10, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 23, 24, 25, 29, 30 en 36 - 39 op bovenvermelde lijst eigendom van Daytona zijn. Texag werd veroordeeld om binnen 5 dagen na betekening van het vonnis het beslag op de auto’s met nummers 1, 3, 5, 6, 10, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 23, 24, 25, 29, 30, 37, 38 en 39 op te heffen. Tevens werden Texag c.s. veroordeeld om de auto’s met nummers 3 en 5 binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan Daytona af te geven op straffe van verbeurte van een dwangsom, alsmede om aan Daytona mee te delen alle gegevens omtrent de reparatie van auto nummer 36 en mee te delen waar die zich bevindt, gestaafd met bescheiden.
3.4.
In reconventie oordeelde de rechtbank onder meer dat [X] eigenaar van auto nummer 7 is en Texag eigenaresse van de auto’s met nummers 22, 27, 28, 31 en 32. Tevens is Daytona veroordeeld tot betaling aan [X] van € 152.679,93 vanwege reparatiekosten voor auto nummer 36.
in de zaak met rolnummer 200.093.246/01;
3.5.
[X] heeft tegen het eindvonnis, na eiswijziging, zeven grieven geformuleerd. Deze komen er (behoudens grief VII, die de proceskostenveroordeling betreft) in de kern op neer dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Daytona eigenaresse is van de auto’s met nummers 1, 3, 5, 6, 10, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 23, 24, 25, 29 en 30. Hij pretendeert jegens Daytona de eigendom van deze auto’s en heeft, in verband met de afwijzing door de rechtbank van zijn desbetreffende vordering in het eindvonnis in reconventie, zijn eis gewijzigd in dier voege dat ook wordt verklaard voor recht dat de auto’s met bovenvermelde nummers hem in eigendom toebehoren, met veroordeling tot afgifte aan hem op straffe van verbeurte van dwangsommen. Daytona heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging en deze is niet in strijd met de goede procesorde, zodat het hof op de gewijzigde eis recht zal doen.
in de zaak met rolnummer 200.093.405/01;
3.6.
Daytona heeft tegen het eindvonnis drie grieven geformuleerd en zij heeft eveneens haar eis vermeerderd. Onder grief I betoogt Daytona dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de auto’s met nummer 27, 31 en 32 van Texag zijn. In samenhang hiermee wordt onder grief III betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Daytona onrechtmatig beslag op deze auto’s heeft doen leggen. Voorts moet volgens Daytona, bij wijze van (voorwaardelijke) eisvermeerdering, voor recht worden verklaard dat het door Daytona op de auto’s met nummer 27, 31 en 32 gelegde conservatoire beslag na vernietiging van het vonnis herleeft en aan de overdracht van de auto’s aan [A] geen rechtsgevolg toekomt. Grief II betreft de restauratie van auto nummer 36, waarvoor de rechtbank volgens Daytona een te hoog bedrag aan kosten heeft toegewezen.
De eisvermeerderingen betreffen het volgende. Daytona betoogt allereerst dat Texag c.s. niet hebben voldaan aan de onder 6.3 gegeven veroordeling tot afgifte (ter zake de auto’s 3 en 5) en evenmin aan de onder 6.4 gegeven veroordeling tot mededeling (ter zake de reparatie van auto nummer 36), zodat zij ieder dwangsommen verschuldigd zijn. Verder vordert Daytona verklaring voor recht dat de onderdelen en documentatie vermeld op haar productie DA9 (“Overzicht van toebehoren”) aan Daytona toebehoren en veroordeling van Texag c.s. tot afgifte (dan wel mededeling van de locatie) van die onderdelen en documentatie, op straffe van verbeurte van dwangsommen. Ten slotte vordert Daytona verklaring voor recht dat het eindvonnis en het door Texag c.s. ten laste van haar gelegde executoriale beslag niet rechtsgeldig, want op een onjuist adres, zijn betekend.
in beide zaken
3.7.
Het hof stelt vast dat de vraag naar de eigendom van de auto’s met nummers 2, 4, 7, 8, 9, 11, 12, 19, 22, 26, 28 en 33 tot en met 39 buiten het bestek van het hoger beroep valt.
3.8
Het hof benadrukt, waar nodig reeds rekening houdend met de devolutieve werking van het hoger beroep in geval een van de grieven zou slagen, dat kern van het geschil tussen partijen niet is of een verkoper de eigendom van een auto rechtsgeldig aan een koper heeft overgedragen, maar wie van partijen thans eigenaar is van de nog in geschil zijnde auto’s. Deze bevonden zich in een pand te Zaandam dat eigendom is van Quintessa B.V. (een vennootschap van – uiteindelijk – erflater) dat (zo volgt uit de getuigenverklaring van [X] ) in ieder geval mede voor het onderbrengen van de collectie is gebouwd, maar dat gedeeltelijk werd gehuurd door Texag, een vennootschap waarvan [X] grootaandeelhouder/bestuurder is. Dat brengt mee dat [X] de auto’s feitelijk in zijn macht heeft. Aan de orde bij de vraag naar de eigendom van de auto’s is dan, in welke hoedanigheid [X] ten opzichte van (de rechtsvoorganger van) Daytona de auto’s in zijn macht heeft gekregen: voor zichzelf, dan wel in enigerlei hoedanigheid als houder voor (de rechtsvoorganger dan wel de economisch belanghebbende van) Daytona. Deze vraag wordt krachtens artikel 10:127 BW beheerst door Nederlands recht, nu (daargelaten een enkele tijdelijke verplaatsing naar het buitenland voor revisie) alle auto’s zich in Nederland bevinden.
3.9
Het hof overweegt op voorhand dat als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd bestreden wordt aangenomen dat er een zeer nauw verband bestaat tussen erflater en Daytona (waarvan erflater de economisch gerechtigde was) alsook tussen erflater en de relevante rechtsvoorgangsters van Daytona, zoals Barron Holding International Ltd (hierna: Barron), en niet gebleken is dat het onderscheid tussen deze verschillende (rechts)personen door iets anders geïnspireerd is dan het regelen van bepaalde fiscale gevolgen. Dat zeer nauwe verband brengt naar het oordeel van het hof mee dat voor de in deze procedure opgeworpen vraag wie eigenaar is van de in geschil zijnde auto’s, geen onderscheid zal worden gehanteerd tussen erflater en voornoemde vennootschappen omdat, mede gezien de familieverhoudingen tussen erflater en diens zes kinderen en [Z] , een beroep op onderscheiden (rechts)persoonlijkheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.10
De vraag naar de eigendom zal moeten worden beantwoord aan de hand van de door partijen naar voren gebrachte feiten en omstandigheden die zij te bewijzen hebben aangeboden en de onderbouwing die zij hebben verstrekt. Het hof hecht bij de beoordeling van de bewijsstukken waarop partijen zich beroepen in het bijzonder waarde aan de tussen partijen, of in breder verband: betrokkenen, vóór en in de eerste periode na het overlijden van erflater gewisselde stukken en e-mails, toen van een geschil met betrekking tot de eigendom van de auto’s nog geen sprake was. De getuigenverklaringen zijn nadien - namelijk tijdens het geding in eerste aanleg - afgelegd en blijken dermate tegenstrijdig, ongespecificeerd of onduidelijk te zijn dat het hof de bewijswaarde daarvan in het licht van de overige stukken verwaarloosbaar acht. Daytona heeft aangevoerd dat - mede gezien de familieverhoudingen de eigendomskwestie slecht is gedocumenteerd. Texag c.s. hebben dat bestreden maar die betwisting volstaat niet. Ook het scenario dat Texag c.s. als het juiste aanvoeren, is verre van volledig door schriftelijke bescheiden gedocumenteerd. Het hof zal de gebrekkige documentering van zaken betrekken bij de beoordeling van de vraagstukken die in dit geschil voorliggen.
3.11
Met betrekking tot de door haar gepretendeerde eigendom van de in geschil zijnde auto’s heeft Daytona zich in belangrijke mate beroepen op een door [X] kort na het overlijden van erflater opgestelde brochure getiteld “The Barron Collection”. Deze brochure luidt, voor zover van belang:
1. Introduction
The Barron Collection is the world’s premier collection of vintage Ferrari racing cars.
(…)
Over the last twenty years, the value of vintage Ferrari racing cars and sports cars has increased immensely to levels unrivalled by any other car brand.
In the nineties [Y] [erflater; toevoeging hof] recognized this phenomena and – driven by his passion for motor racing in general and Ferrari in particular – he set out to create what is now acknowledged as the world’s leading collection of Ferrari competion cars.
Virtually all the cars are owned by Daytona Investments, which has contracted the Texag company (Barron) to buy, sell, store, restore, maintain and race the Barron Collection cars, as well as taking care of all related administration, documentation and marketing.
Barron is paid a monthly fee for providing these services, plus additional costs, such as, for example, racing (entry fees, running costs, etc.) and parts for restoration (…).
Barron is located in Zaandam, near Amsterdam and owned by [X] , a world championship winning racing driver and renowned Ferrari specialist.
Not only does the Barron Collection comprise the greatest Ferrari’s of all time, the cars are also restored to – and kept in – superb state in house by a dedicated team of experts, while Barron’s documentation of the history of each individual car has set new standards.
(…)
Today, Barron is on the verge of achieving [Y] original and ultimate goal: to bring together – for the very first time in history – all the F1 World Championship winning Ferrari’s in one collection.
2. Values
As per January 2006, the Barron Collection represents a market value that is significantly higher than the € 19.000.000,00 (nineteen million) euro that have been invested in acquiring the cars since 1990, excluding three cars recently acquired from the Ferrari factory (…).
The increased market value is the result of Barron’s acquisition policy (…), its ongoing restoration program, its reputation and the increase in value of vintage Ferrari’s by 2,5 to 3 percent annually.
The completion of the current restorations of several cars will significantly further increase the total market value of the collection (…)
Four cars not meeting the objectives of the collection recently sold for a total of almost € 2.000.000, (two million) euro more than the cost of acquiring them.
Finally, given its uniqueness, bringing together all the F1 World Championship winning Ferrari’s in one collection would create a value higher than the sum of each individual F1 car involved.
3. Collection
The Barron collection currently comprises the following cars:
Formula 1 cars
2002 Ferrari F2002, (…)
2001 Ferrari F2001 (…)
2000 Ferrari F-2000 (…)
1999 Ferrari F3999 (…)
1992 Ferrari F92A (…)
1986 Ferrari F186 (…)
1983 Ferrari 126 C2B (…)
1982 Ferrari 126C2 (…)
1979 Ferrari 312 T4 (…)
1978 Ferrari 312 T3 (…)
1975 Ferrari 312 T (…)
1970 Matra MS120 (…)
1961 Ferrari 156 (…)
Sports and GT cars
2004 Ferrari 575 GTC (…)
1982 Ferrari 512 BB LM (…)
1971 Ferrari 365 GTB (…)
1972 Ferrari 365 GTB (…)
1972 Ferrari 312P (…)
1971 Ferrari 512 M (…)
1971 Ferrari 512 M, reproduction (…)
1961 Ferrari 250 TR 61, reproduction (…)
1956 Ferrari 500 TR (…)
1956 Ferrari 410 S (…)
Rally cars
1991 Lancia Delta Integrale (…)
1986 Lancia Delta S4 (…)
1984 Lancia 037 (….)
1984 Audi Quattro A2, (…)
1978 Ferrari 308 GTB Gr. 4
1974 Lancia Stratos (…)
Road cars
2004 Ferrari Enzo (…)
1997 Ferrari F50 (…)
1990 Ferrari F40 (…)
1985 Ferrari 288 GTO (…)
1971 Ferrari Dino (…)
1978 Maserati Bora (…)
1967 Ferrari 275 GTB 4 (…).
4. Tasks of Barron
Apart from bringing together all the F1 world title winning Ferrari’s, Barron Racing has been contracted by Daytona Investments for:
- -
Maintaining the cars that are part of the collection to preserve their value.
- -
Restoring the cars that need restoring in order to optimise their value.
- -
Documenting the cars’ history in detail to further enhance their value.
- -
Racing the cars to further enhance their value and to generate additional benefits.
- -
Selling (or trading) the cars that do not meet the collection’s future objectives.
- -
Acquiring the cars that are needed to complete the collection and further increase its value.
- -
Marketing the opportunities that the collection and the racing activities create
(…)
8. Racing
(…)
Barron had also started to associate suitable sponsors and lucrative PR activities to its racing program to add an important third dimension of benefits, resulting in a turn over of over € 600.000, euro since the beginning of 2004 (…)
3.12
Het hof constateert allereerst dat niet is betwist dat de in de brochure genoemde entiteit “Barron Racing” een handelsnaam is van Texag (de vennootschap van [X] ), zodat waar in de brochure Barron wordt genoemd, gedoeld wordt op Texag. Er wordt daar dus niet gedoeld op de vennootschap waarvan erflater de economisch gerechtigde was en die in dit geding met Barron wordt aangeduid.
3.13
Daytona heeft erop gewezen dat in de brochure waarin de collectie wordt vermeld, [X] zelf opmerkt dat “virtually” alle auto’s van Daytona zijn. Ook de overige tekst van de brochure ondersteunt Daytona’s standpunt dat alle in dit hoger beroep in geschil zijnde auto’s door (uiteindelijk) erflater zijn verworven en dat Daytona daarvan (uiteindelijk) eigenaresse is geworden. Texag heeft, zo blijkt uit de brochure, wel werkzaamheden ten behoeve van de (exploitatie van) de collectie verricht, daartoe ook koopovereenkomsten op eigen naam of op naam van [X] gesloten, de import in Nederland verzorgd en auto’s verzekerd, maar tussen vader en zoon [X] was duidelijk dat de collectie voor zover nu van belang eigendom van de eerste was. Aldus, kort gezegd, Daytona.
3.14
[X] heeft met betrekking tot de brochure aangevoerd dat de bedoeling was alle auto’s bij elkaar te voegen en als één collectie, de Barron-collectie, naar buiten te presenteren. Daartoe heeft hij de (concept) brochure opgesteld. De toevoeging virtually diende volgens hem ertoe om aan te geven dat niet alle auto’s van Daytona waren. Het was de bedoeling om de collectie van (vooral) wereldkampioenschap winnende auto’s te completeren; daaraan was ook al uitvoering gegeven doordat Texag twee F1 Ferrari’s (de nummers 22 en 28) aan Daytona had verkocht. Uiteindelijk zou de hele collectie eigendom van Daytona en daarmee van de kinderen worden, maar dat betekende niet, dat de F1 auto’s (toen al) eigendom van Daytona waren. Aldus [X] .
3.15
Het hof acht de uitleg van [X] met betrekking tot de brochure niet overtuigend. Allereerst moet de zinsnede “Virtually all the cars are owned by Daytona Investments” zo worden begrepen dat het aantal auto’s dat geen eigendom van Daytona is, verwaarloosbaar is. Dat door de toevoeging virtually alleen werd aangegeven dat de werkelijkheid niet is zoals hij in de brochure wordt gepresenteerd, zoals [X] heeft betoogd, acht het hof onwaarschijnlijk; niet alleen omdat de tekst daarvoor geen aanleiding geeft maar ook omdat geen reden is aangevoerd waarom de werkelijkheid, als die was dat niet Daytona maar [X] een groot deel van de collectie in eigendom had, zou moeten worden verbloemd. Bij de eigendomsvraag betrekt het hof nog dat uit de tekst van de brochure blijkt dat erflater, en niet diens zoon, de visie had een waardevolle collectie Ferrari auto’s aan te leggen en dat Texag, bestuurd door [X] , daarin - tegen betaling - een faciliterende rol speelde. Die rol bestond onder meer uit het kopen en verkopen, onderhouden, exploiteren door het deelnemen aan wedstrijden en het administreren van de auto’s, maar kennelijk niet uit het in eigendom houden van een zo belangrijk deel van de collectie als [X] nu pretendeert. Dat de brochure alleen of vooral zou zien op het meest waardevolle deel van de collectie, te weten de Formule 1 Ferrari’s waarmee belangrijke wedstrijden zijn gewonnen, ziet het hof ook niet in. Niet duidelijk is waarom dan de andere auto’s eveneens als tot de collectie behorend worden gepresenteerd.
3.16
Daytona heeft voorts aangevoerd dat erflater in een bespreking op 27 en 28 november 2004 tegen zijn huisadvocaat mr. Stein heeft gezegd dat de collectie Ferrari’s van hem was. Zij heeft in dat verband verwezen naar het besprekingsverslag d.d. 27 en 28 november 2004 van mr. Stein dat als onderdeel van productie DA14 bij akte houdende overlegging producties door Daytona in het geding is gebracht. Daarin staat vermeld: De Ferrari’s zijn ondergebracht in een Luxemburgse vennootschap (…). Directie wordt gevoerd door [X] [hof: [X] ] Bedoeling is dat alle 6 kinderen gezamenlijk erven. [X] blijft directie voeren. Eerste 7 à 10 jaren moet collectie compleet blijven aan- en verkoopbeslissingen moeten worden genomen met meerderheid.
3.17
Daytona heeft verder erop gewezen, dat uit een aantal e-mails van [X] (die in eerste aanleg als productie in het geding zijn gebracht) volgt, dat ook hij zich tot kort na het overlijden van zijn vader op het standpunt stelde dat hij geen eigenaar van de (meeste) auto’s was:
a. In een e-mail van 9 februari 2006 van [X] aan [B] , bestuurster van Trust International Luxemburg S.A., de (trust)bestuurster van Daytona (hierna: [B] ), verzoekt [X] - teneinde te onderzoeken of hij de vijf andere kinderen kan uitkopen - om toezending van de balans, zodat hij de correcte waarde aan de auto’s kan toekennen en mailt hij de gegevens van twee auto’s die niet door “Senior” (hof: erflater) maar door hem zijn ingebracht in Daytona, te weten een Ferrari Dino 246 GT (auto nummer 7) en een Ferrari 365GTB-4 (auto nummer 9). Deze twee auto’s zijn beide thans niet meer in geschil (zie r.o. 3.7). Uit dit een en ander vloeit voort, aldus Daytona, dat [X] bekend was met de omstandigheid dat de collectie op haar balans stond als eigendom van Daytona en dat de niet door [X] in de e-mail genoemde auto’s noch zijn eigendom waren, noch die van Texag;
b. In een e-mail van [X] van 23 februari 2006 wijst [X] de familieleden erop dat, hoewel de kosten voor het pand niet door Texag worden betaald maar via “ [C] ” (hof: [C] , de secretaresse van erflater) lopen, de kosten voor het instandhouden van “de collectie” op jaarbasis afgerond € 500.000, bedragen. Verder schrijft [X] : “Wat erop neerkomt maandelijkse behoefte 41.660 euro per maand. Dit om de collectie met een investeringswaarde van ruim 18 miljoen in stand te houden. (…) Het zou goed zijn om de auto’s opnieuw te laten taxeren, zodat voor ieder duidelijk is wat nu de reële waarde is van onze collectie. (…) Om deze kosten te dragen zouden we in gezamenlijk overleg een aantal auto’s kunnen verkopen (…) Wat niet in de kosten is opgenomen zijn de verzekeringskosten van de collectie. Deze kosten worden direct aan Daytona gefactureerd. (…). Ook uit de in deze e-mail gekozen bewoordingen blijkt volgens Daytona dat de totale collectie eigendom van de familie is, middels de (rechts)persoon van Daytona;
c. In een e-mail van [X] aan [B] van 13 maart 2006 verzoekt hij haar om een verklaring met betrekking tot de Ferrari 500TR (auto nummer 1), de Ferrari F40 (auto nummer 21), de Ferrari 275 GTB-4 (auto nummer 4) en een Ferrari 365 GTB 4 (auto nummer 6 of 9). Daaruit blijkt volgens Daytona dat [X] slechts kentekenhouder is en deze auto’s niet van hem zijn;
d. In een e-mail van 23 maart 2006 vraagt [X] aan zijn broer, (half)zussen en [Z] toestemming om een aantal auto’s uit de collectie te verkopen en vraagt hij hen om commissie voor de verkoop. Met betrekking tot die auto’s, nummers 5, 14, 16, 17, 20, 21 en 23 stelt [X] , voor zichzelf of namens Texag, in deze procedure juist eigenaar te zijn. Het is, aldus Daytona, met die stelling niet te rijmen dat [X] aan zijn familie toestemming tot verkoop vraagt en commissie verlangt en voorstelt de (netto) opbrengst te verdelen “onder de kinderen”.
e. In een e-mail van [X] aan de overige familieleden van 17 maart 2007 schrijft [X] met betrekking tot de moeilijkheden waarin zij zich allen bevinden: De collectie is niet kompleet en zal ook nooit kompleet worden. (…) Het zijn niet alleen mijn auto’s het is een probleem van alle, het enige verschil is dat ik er dagelijkse mee te maken heb en jullie niet. (…) De waarde van de meeste auto’s kun je halveren en zo niet meer. (…) De maandelijkse lasten zijn 60.000 euro per maand, op een waarde van 14 miljoen euro, (…). Door te verkopen kunnen we een aantal auto’s afbouwen (die nu onverkoopbaar zijn) zodat we die later ook kunnen verkopen. Voordat ik hier serieus op in ga, wil ik eerst van jullie weten hoe jullie hier tegenover staan.
3.18
[X] verklaart de inhoud van de hierboven aangehaalde e-mails allereerst uit de verwarrende en financieel onzekere tijden die na het overlijden van erflater aanbraken en zijn goede wil ten opzichte van zijn lotgenoten. Het hof acht die verklaring, die niet door bewijsstukken wordt ondersteund, mede in het licht van de overige door Daytona overgelegde bewijsstukken niet geloofwaardig. De e-mail onder c. van 13 maart 2006 is - aldus [X] – slechts door hem geschreven om, als het hof het goed begrijpt, de verkoper van een door hem gekochte maar nog niet afgenomen woning om de tuin te leiden maar dat volstaat niet ter verklaring van de inhoud. Ook voor de e-mails van 23 februari 2006, 17 maart 2006 en 23 maart 2006 geeft [X] geen overtuigende verklaring waarom, in weerwil van zijn andersluidende bewoordingen in die e-mails, de auto’s niettemin zijn eigendom zijn. Dat steeds sprake is geweest van slordige formulering overtuigt evenmin. Wat de mededelingen van [Z] omtrent het al dan niet negatief zijn van de nalatenschap van erflater met de eigendomsverhouding van de auto’s te maken hebben, heeft [X] het hof niet voldoende duidelijk gemaakt. De overige verweren van [X] in dit verband kunnen onbehandeld blijven nu het hof de stellingen waarop deze betrekking hebben niet aan zijn beslissing ten grondslag zal leggen.
3.19
Uit het onder 3.10 tot en met 3.18 overwogene volgt dat er belangrijke aanwijzingen bestaan dat de collectie vooral uit auto’s bestond die eigendom waren van erflater (of rechtspersonen waarvan hij de economisch gerechtigde was).
in de zaak met rolnummer 200.093.256/01
3.20
Volgens Daytona heeft erflater de aankoop van de in dit hoger beroep relevante auto’s (zie r.o. 3.5) direct dan wel indirect betaald, dan wel gefinancierd. Zij heeft dat standpunt onderbouwd door het overleggen van verscheidene documenten per afzonderlijke auto, zoals betalingsbewijzen door (gewoonlijk Barron) en/of uittreksels van haar grootboekkaarten. Bij de door Daytona in het geding gebrachte stukken bevinden zich ook:
a. een e-mail van 23 januari 2002 van [X] aan zijn vader, waarin [X] onder meer aan zijn vader vraagt wanneer hij over het geld kan beschikken omdat hij de auto’s moet inkopen, een overzicht over de investering geeft (een viertal Ferrari’s) en aangeeft hoeveel geld hij nog nodig heeft.
b. een e-mail d.d. 27 januari 2006 van [D] aan [B] waarin [D] schrijft “ [X] has contacted me with regard to certain payments that Texag BV (company of [X] ) has to make in connection with the service agreement for classic cars owned by Daytona SA. (…) Barron International Holding Ltd has always financed the assets and further purchases of Daytona (up to an amount of EUR 18.000.000). (…) Because the collection of classic cars is held by Daytona SA, you have to take up the responsibility to service the cars and keep the service team together. Paying Texag is therefore your responsibility under the service agreement (…)
3.21
[X] heeft op zijn beurt geen bewijzen in het geding gebracht waaruit zou volgen dat híj dan wel Texag deze auto’s had betaald en ook overigens in deze zaak niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist dat erflater (dan wel vennootschappen waarvan erflater de economisch gerechtigde was) en niet [X] of Texag de auto’s financierden, zodat het hof daarvan uitgaat. De financiering door Daytona versterkt de hiervoor onder 3.19 gegeven tussenconclusie.
3.22
[X] beroept zich er op dat de financiering door of namens Daytona niet meebrengt dat zij eigenaar is en dat uit de autobescheiden (zoals koopovereenkomsten, kentekenbewijzen, polisbladen, etc.) en andere documenten (zoals brieven van derden) volgt dat de eigendom van iedere individuele auto aan hem is overgedragen, en niet aan Daytona of haar rechtsvoorgangster Barron. Dat administratieve bescheiden op naam van [X] staan en/of derden uit de feitelijke omstandigheden hebben afgeleid dat [X] of Texag van een bepaalde auto eigenaar is, moet naar het oordeel van het hof echter worden bezien in het licht van de - uit de hierboven onder r.o. 3.11 geciteerde brochure blijkende - rol van Texag met betrekking tot de collectie, die bestaat uit dienstverlening aan (uiteindelijk) Daytona door het kopen en verkopen, onderhouden, exploiteren door het deelnemen aan wedstrijden en het administreren van de auto’s. Met die dienstverlenende (doch niet op eigendomsverkrijging gerichte) rol strookt dat auto’s op naam van [X] /Texag werden gesteld en dat die namen als koper op koopovereenkomsten zijn vermeld, dan wel anderszins op documentatie voorkomen, maar die tenaamstelling als zodanig bevat onder de gegeven omstandigheden geen voldoende aanknopingspunt voor de eigendom.
3.23
Het hof leidt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, af dat [X] bij de overdracht aan hem of aan Texag van de auto’s niet voor zichzelf, noch voor Texag handelde maar - krachtens overeenkomst - voor de rechtspersoon die erflater daarvoor aanwees en die uiteindelijk Daytona is geworden. Dat laatste volgt uit de onvoldoende gemotiveerd bestreden omstandigheid dat erflater de balansen van Daytona, waarop de auto’s voorkomen, heeft goedgekeurd. [X] is dan ook voor (uiteindelijk) Daytona gaan houden, en niet voor zichzelf.
3.24
Voor zover [X] zich nog heeft beroepen op de verklaring van erflater d.d. 26 februari 2004 heeft te gelden dat Daytona de echtheid van de handtekening onder deze verklaring gemotiveerd heeft betwist en deze betwisting door overlegging van een verklaring van een deskundige heeft onderbouwd. Daarop heeft [X] niet (voldoende) gereageerd, zodat het beroep op dat document [X] niet meer kan baten.
3.25
[X] heeft nog aangevoerd dat hij drie jaar te goeder trouw het bezit van de auto’s heeft, zodat hij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden. Hiervoor is overwogen dat uit de overeenkomst met (uiteindelijk) Daytona voortvloeide dat [X] dan wel Texag de auto’s voor Daytona hield, hetgeen ook strookt met de inhoud van de onder 3.17 aangehaalde e-mails. Tegen die achtergrond kan [X] daarna niet te goeder trouw voor zichzelf zijn gaan houden. Van enige schenking van de auto door erflater aan [X] (voor zover [X] nog het standpunt zou innemen dat van schenking sprake is geweest) is verder onvoldoende gebleken.
3.26
Het hof komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de auto’s op de lijst met nummers 1, 3, 5, 6, 10, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 23, 24, 25, 29 en 30 eigendom van Daytona zijn. Alle grieven stuiten daarop af. Hetgeen [X] in algemene zin dan wel ter zake van de afzonderlijke auto’s nog meer of anders heeft aangevoerd, bevat onvoldoende aanknopingspunten die tot een ander oordeel dwingen.
3.27
[X] heeft aangeboden door middel van getuigen bewijs te leveren van feiten en omstandigheden die zijn eigendom kunnen aantonen. Hij heeft, gelet op het hiervoor overwogene, echter onvoldoende concrete feiten gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen kunnen leiden zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen zal worden bekrachtigd als in het dictum te vermelden. Daaruit vloeit onvermijdelijk voort, dat de rechtbank naar ’s hofs oordeel terecht in reconventie de gevorderde verklaring voor recht dat de door [X] opgesomde auto’s zijn eigendom zijn, heeft afgewezen. De op die afwijzing gebaseerde eiswijziging in hoger beroep zal daarom eveneens worden afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [X] in de proceskosten in hoger beroep, waaronder die van het incident, worden verwezen.
in de zaak met rolnummer 200.093.405/01
3.28
Volgens Daytona heeft erflater ook de aankoop van de auto’s met nummer 27, 31 en 32 direct dan wel indirect betaald, dan wel gefinancierd: volgens Daytona beschikken Texag c.s. niet over voor aanschaf van de auto’s toereikende financiële middelen. In deze zaak heeft Daytona haar stellingen echter niet met betalingsbewijzen of andere documenten onderbouwd. Daytona heeft nog verwezen naar de overwegingen van de kantonrechter in een zaak tussen Texag en Quintessa over huurverplichtingen van Texag c.s. maar die brengen - anders dan Daytona betoogt - niet mee dat tussen de partijen in het onderhavige geschil vast zou staan dat Texag niet over enige noemenswaardige financiële middelen beschikte. Texag c.s. hebben het standpunt van Daytona omtrent de financiering in deze zaak betwist, hebben gesteld dat Texag de desbetreffende auto’s heeft betaald en daartoe betalingsbewijzen, rekeningafschriften en dergelijke documenten in het geding gebracht.
3.29
Het hof zal voorts concreet onder ogen zien welke aanvullende stellingen en bewijzen (naast hetgeen volgt uit het onder 3.10 tot en met 3.18 overwogene) met betrekking tot specifieke auto’s voorhanden zijn.
nummer 27. Ferrari 360 Challenge ( [chassisnummer] )
3.30
Met betrekking tot auto nummer 27 heeft Daytona noch in eerste aanleg bij conclusie na enquête in conventie, noch nadien nadere stukken overgelegd, ook geen stukken waaruit volgt dat de auto uiteindelijk door Daytona is gefinancierd. Wel is een verzekeringsbewijs overgelegd dat dateert van augustus 2006. De auto staat ook op de balans(en) van Daytona over de jaren 2004-2006. Daytona wijst er verder op dat in de e-mail van 9 februari 2006 van [X] aan [B] (zie 3.17 sub a), naar aanleiding van de bestudering van een lijst van de collectie door [X] wordt opgemerkt dat een auto verkocht is en daarnaast door hem twee Ferrari’s zijn ingebracht. Daartoe behoort niet auto nummer 27. In hoger beroep wijst Daytona daarenboven op een expertiserapport dat op verzoek van Daytona op 5 december 2005, mitsdien vóór het overlijden van erflater, is opgemaakt, en dat ook - mede - auto nummer 27 betreft. Ook is er een e-mail van 8 december 2005 van [C] , secretaresse van erflater, aan [B] en [X] en diens secretaresse [E] , met een lijst van auto’s die in de boeken van Daytona voorkomen. Texag heeft harerzijds geen koopovereenkomsten of betalingsbewijzen overgelegd, aldus Daytona. Texag heeft bovendien beslag laten leggen op de auto, hetgeen niet voor de hand ligt als de auto haar eigendom zou zijn.
3.31
Texag wijst ter onderbouwing van haar aanspraak nog op het verzoek van [X] om reservering van een Ferrari 550 Barchetta Pininfarina die via Ferrari Import Kroymans B.V. gekocht zou moeten worden. Als huidig eigenaar van andere Ferrari’s wijst [X] zichzelf aan. Ter bestrijding dat Daytona de financier van de auto moet zijn geweest omdat [X] dan wel Texag over onvoldoende middelen beschikten hebben Texag c.s. aangevoerd dat zij aankopen van auto’s destijds kon financieren uit sponsorgelden en dat [X] Texag ook geld leende.
3.32
Het hof kan niet tot de conclusie komen dat Daytona haar eigendom met betrekking tot auto nummer 27 heeft bewezen. Van een betaling van de auto door Daytona, direct of indirect, is niet gebleken. Uit de stukken die door Texag c.s. in het geding zijn gebracht als productie T&B 11 bij memorie van antwoord te weten een koopbevestiging, een factuur op naam van Texag en een kopie bankafschrift van Texag, volgt wel onmiskenbaar dat de auto door [X] is gekocht, vanaf een bankrekening van Texag is betaald en aan Texag is geleverd. Dat Texag deze auto toch niet uit eigen middelen heeft betaald is door Daytona, mede gezien de toelichting die Texag c.s. hebben gegeven, onvoldoende concreet toegelicht en niet met verifieerbare documenten onderbouwd. Het hof is daarom van oordeel, dat niet Daytona maar Texag als eigenaresse van de auto moet worden beschouwd. Dat de auto op de balans van Daytona staat en op haar verzoek, mogelijk met medeweten van erflater, is getaxeerd weegt daar, alles overwegende, toch onvoldoende tegenop. Gegeven de onzekerheid omtrent de eigendom van een groot aantal auto’s uit de collectie acht het hof het feit dat Texag beslag heeft laten leggen op de auto, geen doorslaggevende aanwijzing dat (Texag er (kennelijk) vanuit is gegaan dat) niet Texag maar Daytona eigenaresse van de auto is.
Het hof ziet geen aanleiding om, zoals Daytona suggereert, op Texag c.s. een verzwaarde verweerplicht te leggen of de bewijslast van haar eigendom op haar te leggen.
auto 31. Ferrari 456 GTA- [chassisnummer] )
3.33
Met betrekking tot deze auto heeft Daytona bij conclusie na enquête in conventie in eerste aanleg evenmin nadere stukken overgelegd, ook geen stukken waaruit volgt dat de auto uiteindelijk door een rechtsvoorganger van) Daytona is gefinancierd. De auto staat wel op de balans(en) van Daytona over de jaren 2004-2006. In het dossier in eerste aanleg heeft het hof, anders dan de vermelding van de auto op de balansen van Daytona en een enkele foto met minieme beschrijving in een bijlage bij een lijst van Barron, ook geen specifiek op deze auto betrekking hebbende stukken aangetroffen. Wel wordt de auto genoemd in het expertiserapport van 5 december 2005. Van een betaling van de auto door Daytona, direct of indirect, is niet gebleken. Uit de door Texag c.s. als productie T&B 12 bij memorie van antwoord in het geding gebrachte stukken volgt onmiskenbaar dat de auto door [X] is gekocht, vanaf een bankrekening van Texag is betaald en aan Texag is geleverd. Dat Texag toch niet uit eigen middelen heeft betaald is door Daytona, mede gezien de toelichting die Texag c.s. hebben gegeven, onvoldoende concreet toegelicht. Voor deze auto geldt mitsdien hetzelfde als voor auto nummer 27.
auto 32. Ferrari Barchetta 550 ( [chassisnummer] )
3.34.
Met betrekking tot deze auto heeft Daytona bij conclusie na enquête in conventie in eerste aanleg evenmin nadere stukken overgelegd, ook geen stukken waaruit volgt dat de auto uiteindelijk door (een rechtsvoorganger van) Daytona is gefinancierd. De auto staat wel op de balans(en) van Daytona over de jaren 2004-2006. In het dossier in eerste aanleg heeft het hof, anders dan de vermelding van de auto op de balansen van Daytona en een enkele foto met minieme beschrijving in een bijlage bij een lijst van Barron, ook geen specifiek op deze auto betrekking hebbende stukken aangetroffen. Wel wordt de auto genoemd in het expertiserapport van 5 december 2005. Van een betaling van de auto door Daytona, direct of indirect, is niet gebleken. Uit de door Texag c.s. als productie T&B 13 bij memorie van antwoord in het geding gebrachte stukken volgt onmiskenbaar dat de auto door [X] is gekocht, vanaf een bankrekening van Texag is betaald en aan Texag is geleverd. Dat Texag toch niet uit eigen middelen heeft betaald is door Daytona, mede gezien de toelichting die Texag c.s. hebben gegeven, onvoldoende concreet toegelicht. Voor deze auto geldt mitsdien ook hetzelfde als voor auto nummer 27 en 31.
3.35.
De slotsom luidt dat Daytona haar eigendom van de auto’s met nummer 27, 31 en 32 niet heeft bewezen. De grieven I en III stuiten daarop af. Daytona’s vordering onder i is niet voor toewijzing vatbaar. Daytona heeft onrechtmatig beslag doen leggen op de auto’s van Texag. Niet uitgesloten is dat deze daardoor schade heeft geleden. Zij kon immers niet vrij beschikken over deze auto’s en die niet te gelde maken om bijvoorbeeld over financiën te beschikken om de optie op een aantal Ferrari’s uit te oefenen. Daytona heeft nog aangeboden door middel van getuigen bewijs te leveren van feiten en omstandigheden die haar eigendom kunnen aantonen. Dat bewijsaanbod is in te algemene bewoordingen gedaan zodat het hof hieraan als onvoldoende geconcretiseerd voorbij gaat.
3.36.
Nu de voorwaarde waaronder deze is gedaan niet is vervuld, komt het hof niet toe aan de voorwaardelijke vordering van Daytona onder (ii) tot verklaring voor recht ter zake het op de auto’s met nummer 27, 31 en 32 gelegde conservatoire beslag.
3.37.
Het hof komt daarmee op de kwestie rond de in rekening gebrachte restauratiekosten van auto nummer 36 (grief II). Volgens Daytona heeft de rechtbank € 152.679,93 inclusief btw (€ 137.159,60 exclusief btw) toegewezen terwijl het totaalbedrag van de overgelegde nota’s slechts € 106.397,62 betreft.
3.38
Grief II faalt. Door Texag c.s. is uiteengezet waaruit de restauratie van auto nummer 36 heeft bestaan. Ook voor zover in verband daarmee geen concrete facturen overgelegd zijn acht het hof die uiteenzetting duidelijk en overtuigend. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat, zoals ook Daytona meermaals onderkent, gegeven de familieverhouding tussen erflater en [X] en de omstandigheid dat naar stelling van Daytona zowel erflater als [X] een Ferrari-enthousiast was, tussen betrokkenen niet altijd alles goed werd geadministreerd. Bovendien neemt het hof in aanmerking dat Texag, zoals onder meer blijkt uit de brochure, het beheer van de collectie voerde en auto’s daartoe restaureerde. Daarmee zijn uiteraard ook eigen kosten van Texag gemoeid geweest. Uit de opstelling van de kosten (productie 10 bij memorie van antwoord) blijkt dat het deel van de kosten waarvoor nog geen factuur is overgelegd, nog te verwachten kosten betreft. Dat deze kosten gemaakt dienden te worden heeft Daytona niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist. De kosten zijn daarom toewijsbaar.
3.39
De vorderingen onder iii en iv die Daytona bij wege van eisvermeerdering heeft ingesteld betreffen de vraag of Texag c.s. aan de veroordelingen die in eerste aanleg onder 6.3. en 6.4 van het bestreden vonnis zijn gegeven hebben voldaan en zo nee, of dwangsommen zijn verbeurd. Die vragen kunnen in een executiegeschil worden voorgelegd aan en beslist door de rechter die de dwangsommen heeft opgelegd, maar dat is niet het hof rechtdoende in hoger beroep. Daarin is slechts ruimte voor beoordeling van de vraag of de veroordelingen terecht zijn gegeven en of deze met dwangsommen dienen te worden versterkt. Die vraag is echter met deze vorderingen niet aan dit hof voorgelegd. Dat betekent dat deze vorderingen moeten worden afgewezen.
3.40
De vorderingen onder v t/m vii die Daytona bij wege van eisvermeerdering heeft ingesteld betreffen volgens haar een explicitering van de vordering tot afgifte van de auto’s waartoe Texag in eerste aanleg is veroordeeld. Texag c.s. hebben zich tegen toewijzing van de eisvermeerdering verzet. Het hof constateert dat partijen sterk verdeeld blijken over de kwesties die Daytona met haar eisvermeerdering aan de orde stelt, te weten welke documenten en onderdelen al dan niet bij de auto’s behoren, of Texag en/of [X] over die onderdelen c.q. documenten beschikken en of deze al dan niet door Texag beschikbaar zijn gesteld. In het feit dat deze kwesties voor het eerst in hoger beroep aan de orde zijn gekomen als gevolg van de in eerste aanleg gegeven veroordelingen, en aldus in belangrijke mate zijn verweven met executievraagstukken, ziet het hof aanleiding deze eisvermeerderingen op de voet van artikel 130 Rv. als strijdig met de goede procesorde buiten beschouwing te laten.
3.41
De vordering onder viii die Daytona bij wege van eisvermeerdering heeft ingesteld betreft de vraag of de betekeningen van het vonnis waarvan beroep en van het executoriaal beslag op 23 augustus 2011 ten kantore van Daytona’s advocaat rechtsgeldig waren. Het standpunt van Daytona is juist. De omstandigheid dat Daytona op 11 augustus 2011 ten behoeve van haar executie van het eindvonnis woonplaats heeft gekozen bij haar advocaat brengt niet mee dat zij aldaar ook woonplaats heeft gekozen voor zover het de executie van het vonnis door Texag c.s. betreft. De betekeningen hebben daarom niet rechtsgeldig plaatsgevonden. Nu Daytona heeft gesteld ter voorkoming van executiegeschillenbelang te hebben bij haar vordering en tegen deze eisvermeerdering geen bezwaar is gemaakt, doch tegen de vordering verweer is gevoerd, zal de vordering worden toegewezen.
in beide zaken
3.42
De slotsom luidt dat de grieven in beide zaken falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De eisvermeerderingen van Daytona worden afgewezen, behoudens die onder viii: deze wordt toegewezen. [X] zal als in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de zaak met nummer 200.093.246/01 (waaronder die in het incident), Daytona zal als in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij de kosten in de zaak met nummer 200.093.401/01 dienen te dragen.
4. Beslissing in beide zaken
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verklaart voor recht dat de betekeningen van het vonnis waarvan beroep aan Daytona en van het executoriaal beslag ten laste van Daytona door Texag c.s. geen rechtsgevolg toekomt en dat de hieruit voortvloeiende kosten zijdens Texag c.s. blijven liggen waar zij zijn gevallen;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep in de zaak met rolnummer 200.092.246/01, waaronder die van het incident, tot op heden aan de zijde van Daytona begroot op € 649,= aan verschotten en € 2.682,= voor salaris;
veroordeelt Daytona in de kosten van het geding in hoger beroep in de zaak met rolnummer 200.092.405/01, tot op heden aan de zijde van Texag c.s. begroot op € 649,= aan verschotten en € 2.682,= voor salaris;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is op 27 november 2012 gewezen door mrs. W.J. Noordhuizen, C.C. Meijer en M.J. Schaepman – de Bruijne en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 april 2015.