Besluit uitvoering artikel 15, tweede lid, Vorderingswet 1962
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 23-06-1966
- Bronpublicatie:
18-05-1966, Stb. 1966, 230 (uitgifte: 21-06-1966, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-06-1966
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-05-1966, Stb. 1966, 230 (uitgifte: 21-06-1966, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
In geval van vordering van een recht tot gebruik van een roerende zaak wordt de waarde van het gevorderde recht vastgesteld:
- a.
indien de zaak bij de vordering verhuurd was, dan wel indien zij door een rechthebbende op schadeloosstelling pleegt te worden verhuurd: op de netto huurprijs, waartegen de zaak verhuurd was onderscheidenlijk door die rechthebbende pleegt te worden verhuurd, berekend over de duur van het recht tot gebruik;
- b.
indien de zaak niet wordt verhuurd, doch soortgelijke zaken ter plaatse of in het gebied, waar de zaak zich bij de vordering bevond, wel plegen te worden verhuurd: op het gemiddelde van de gangbare netto huurprijzen, waartegen soortgelijke zaken in de onmiddellijk aan de vordering voorafgegane tijdsruimte van twee weken aldaar voor gebruik hier te lande zijn verhuurd of, indien in die tijdsruimte aldaar geen zodanige verhuur heeft plaatsgehad, zijn te huur aangeboden, berekend over de duur van het recht tot gebruik;
- c.
in andere gevallen: op een bedrag, bestaande uit
- 1.
een bedrag, over de duur van het recht tot gebruik berekend naar 6% 's jaars van de waarde der zaak, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en
- 2.
een vergoeding voor de waardevermindering van de zaak, die bij normaal gebruik tijdens die duur ontstaat.