Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2015/2365 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 2 Toepassingsgebied
Geldend
Geldend vanaf 23-03-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf de dag volgende op die waarop deze verordening ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
30-01-2019, PbEU 2019, L 80 (uitgifte: 22-03-2019, regelingnummer: 2019/463)
- Inwerkingtreding
23-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-01-2019, PbEU 2019, L 80 (uitgifte: 22-03-2019, regelingnummer: 2019/463)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Deze verordening is van toepassing op:
- a)
een tegenpartij bij een SFT die is gevestigd:
- i)
in de Unie, met inbegrip van al haar bijkantoren, ongeacht waar deze zich bevinden;
- ii)
in een derde land, mits de SFT is gesloten in het kader van de activiteiten van een bijkantoor van die tegenpartij in de Unie;
- b)
beheermaatschappijen van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (‘icbe-beheermaatschappijen’) en beleggingsmaatschappijen van icbe's (‘icbe-beleggingsmaatschappijen’) in de zin van Richtlijn 2009/65/EG;
- c)
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (‘abi-beheerders’) aan wie overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een vergunning is verleend;
- d)
een tegenpartij die financiële instrumenten hergebruikt en is gevestigd:
- i)
in de Unie, met inbegrip van al haar bijkantoren, ongeacht waar deze zich bevinden;
- ii)
in een derde land, indien:
- —
het hergebruik plaatsvindt in het kader van de activiteiten van een bijkantoor van die tegenpartij in de Unie, of
- —
het hergebruik betrekking heeft op financiële instrumenten die in het kader van een zekerheidsovereenkomst worden verstrekt door een tegenpartij die in de Unie is gevestigd, dan wel door een bijkantoor in de Unie van een tegenpartij die in een derde land is gevestigd.
2.
De artikelen 4 en 15 zijn niet van toepassing op:
- a)
de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), andere instanties van de lidstaten met een soortgelijke functie en andere overheidsinstellingen van de Unie die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld;
- b)
de Bank voor Internationale Betalingen;
- c)
de centrale bank en andere instanties met een soortgelijke functie en de andere overheidsinstellingen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
3.
Artikel 4 is niet van toepassing op transacties waarbij een lid van het ESCB een tegenpartij is.
4.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 2 van dit artikel vermelde lijst te wijzigen.
Met het oog daarop en alvorens die gedelegeerde handelingen vast te stellen, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een rapport in waarin de internationale status wordt beoordeeld van de centrale banken en overheidsinstellingen die belast zijn met, of betrokken bij, het beheer van de overheidsschuld.
Dit rapport bevat een vergelijkende analyse van de status van de centrale banken en deze instellingen binnen het rechtskader van een aantal derde landen. Mits uit de resultaten van het rapport, met name in het licht van de vergelijkende analyse en met betrekking tot de mogelijke gevolgen, naar voren komt dat de centrale banken en instellingen van deze derde landen wat betreft hun monetaire verantwoordelijkheden van de toepassing van artikel 15 moeten worden ontheven, stelt de Commissie een gedelegeerde handeling vast waarbij zij in de in lid 2 van dit artikel bedoelde lijst worden opgenomen.