Einde inhoudsopgave
Wet op de kansspelen
Artikel 33e
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2021
- Bronpublicatie:
20-02-2019, Stb. 2019, 127 (uitgifte: 27-03-2019, kamerstukken: 33996)
- Inwerkingtreding
01-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-01-2021, Stb. 2021, 45 (uitgifte: 04-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Algemeen
Financieel recht / Bijzondere onderwerpen
Kansspelbelasting (V)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Onder de naam kansspelheffing legt de kansspelautoriteit een bestemmingsheffing op:
- a.
ter bestrijding en ten hoogste ten bedrage van de geraamde kosten van de kansspelautoriteit in één kalenderjaar van de uitoefening van de in artikel 33b genoemde taken, en
- b.
ter hoogte van een bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie na overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgesteld bedrag als bijdrage ter bestrijding van de kosten van de anonieme behandeling van kansspelverslaving, van het bevorderen van het voorkomen en het beperken van kansspelverslaving, van het geven van voorlichting en informatie omtrent kansspelverslaving en van onderzoek naar kansspelverslaving.
2.
Deze heffing wordt over het kalenderjaar dan wel naar evenredigheid over het aantal maanden van het kalenderjaar waarin een verleende vergunning geldig is, geheven van:
- a.
degene die op grond van de artikelen 3, 9, eerste lid, 14b, eerste lid, 16, eerste lid, 24 en 27b, eerste lid, een vergunning is verleend, waarbij als grondslag de nominale waarde van de deelnamebewijzen over een kalenderjaar wordt aangehouden;
- b.
degene die op grond van de artikelen 27h, eerste lid, 30h, eerste lid, en 30z, eerste lid, een vergunning is verleend, waarbij als grondslag het aantal speeltafels, het aantal aan die tafels gekoppelde spelersterminals, en het aantal spelersplaatsen van speelautomaten wordt aangehouden;
- c.
degene die op grond van artikel 31 een vergunning is verleend, waarbij als grondslag wordt aangehouden:
- 1°
het verschil tussen de ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen;
- 2°
hetgeen anders dan als inzet ontvangen is voor het geven van gelegenheid tot deelneming aan de kansspelen.
3.
Voor zover de kansspelautoriteit op grond van artikel 1d, eerste lid, onderdeel f, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens die wet gestelde regels door de instellingen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel j, van die wet, wordt de kansspelheffing tevens geheven ter bestrijding en ten hoogste ten bedrage van de geraamde kosten van de kansspelautoriteit in één kalenderjaar van de uitoefening van dat toezicht. Deze aanvullende kansspelheffing wordt geheven van genoemde instellingen, voor zover deze houder van een vergunning op grond van deze wet zijn. Daarbij wordt de grondslag, bedoeld in het tweede lid, voor de desbetreffende categorie vergunninghouder aangehouden.