Hof Amsterdam, 08-08-2023, nr. 200.317.968/01
ECLI:NL:GHAMS:2023:1915
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
08-08-2023
- Zaaknummer
200.317.968/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2023:1915, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑08‑2023; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2023-1117
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2023/355
JAR 2023/265
TRA 2023/111 met annotatie van Alex Olsthoorn
VAAN-AR-Updates.nl 2023-1117
Brightmine 2023-20009611
Uitspraak 08‑08‑2023
Inhoudsindicatie
De opdrachtgever van de werkgever wordt veroordeeld om op grond van art. 7:616a BW het loon te betalen. De situatie dat het de opdrachtgever niet kan worden verweten (art. 7:616a lid 2 BW) dat het loon niet is betaald, doet zich niet voor. De opdrachtgever wordt ook veroordeeld om aan de werknemer loonstroken (art. 7:626 BW) te verstrekken van de opgedragen loonbetaling. Artikel 7:626 BW rept weliswaar over door de werkgever te verstrekken loonstroken, maar gelet op de informatiefunctie van loonstroken moet er van worden uitgegaan dat de verplichting tot het afgeven van een loonstrook ook geldt voor de opdrachtgever van de werkgever, wanneer deze aansprakelijk is voor de loonbetaling.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.317.968/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 10046689 KK EXPL 22-493
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 augustus 2023
inzake
TREX WORKFORCE B.V.,
gevestigd te Almere,
appellante,
advocaat: mr. F. Ayar te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J. Engelsma te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Trex en [geïntimeerde] genoemd.
Trex is bij dagvaarding van 18 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 22 september 2022, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen in kort geding tussen Trex als opposante en [geïntimeerde] als geopposeerde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- de appeldagvaarding tevens houdende de grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Trex heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - Trex zal ontheffen van alle bij het bestreden vonnis tegen haar uitgesproken veroordelingen en [geïntimeerde] zijn vorderingen zal ontzeggen en hem in de reële proceskosten ad € 5.000,- zal veroordelen, dan wel in goede justitie een beslissing zal nemen.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Trex in de kosten van - naar het hof begrijpt - het geding in hoger beroep.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.6 de feiten genoemd waarvan is uitgegaan. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[geïntimeerde] heeft ingaande 6 december 2021 een arbeidsovereenkomst gesloten voor bepaalde tijd, van 6 december 2021 tot 20 december 2022, voor de functie van Koerier, tegen een bruto maandsalaris van € 1.914,88 per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.2
Door [geïntimeerde] is een arbeidsovereenkomst overgelegd waarin Trex als werkgever wordt aangeduid, vertegenwoordigd door [naam] .
2.3
[geïntimeerde] heeft zich op 24 januari 2022 ziek gemeld. Na 16 februari 2022 heeft [geïntimeerde] geen loon meer ontvangen.
2.4
[geïntimeerde] heeft een kort geding procedure aanhangig gemaakt tegen
Trex alsmede tegen [naam] h.o.d.n. [bedrijf] (verder: [naam] ) en, kort gezegd, loonbetaling en verschaffing van loonstroken gevorderd. Trex en [naam] hebben in die procedure verstek laten gaan.
2.5
Bij verstekvonnis van 15 juni 2022 zijn Trex en [naam] , kort gezegd, uitvoerbaar bij voorraad
hoofdelijk veroordeeld tot:
i. betaling van het loon van (naar het hof begrijpt en met verbetering van een evidente verschrijving) € 1.914,88 bruto per maand vanaf december 2021 tot en met mei 2022 minus het bruto equivalent van € 1.696,82 en € 1.187,77 te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 25% over de te late betaling en met wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigd zijn;
ii. het binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis verstrekken van de loonstroken vanaf december 2021 tot en met mei 2022, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
iii. correcte en tijdige betaling van het loon van [geïntimeerde] vanaf juni 2022 tot
de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd onder
verstrekking van een salarisspecificatie;
iv. betaling van buitengerechtelijke kosten van € 699,46; en
v. betaling van de proceskosten.
3. Beoordeling
3.1
Trex heeft tegen het onder 2.5 genoemde verstekvonnis verzet aangetekend. Trex heeft daarbij aangevoerd geen zakelijke relatie te hebben met [geïntimeerde] , dat [geïntimeerde] in dienst was bij [bedrijf] (de eenmanszaak van [naam] ), dat [naam] niet bevoegd was namens Trex een arbeidsovereenkomst aan te gaan met [geïntimeerde] , dat uit de door [geïntimeerde] overgelegde betaalbewijzen blijkt dat [geïntimeerde] alleen door [bedrijf] was ingehuurd en ook door laatstgenoemde werd betaald.
3.2
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat het in het kader van het onderhavige kort geding niet relevant is of [geïntimeerde] in dienst was van Trex of van [naam] , omdat ook wanneer [geïntimeerde] in dienst was van [naam] , [geïntimeerde] het door [bedrijf] niet betaalde loon op grond van artikel 7:616a e.v. BW kan vorderen van Trex als opdrachtgever van [bedrijf] , nu gesteld noch gebleken is dat Trex niet kan worden verweten dat het loon aan [geïntimeerde] niet is voldaan. Omdat niet vastgesteld is kunnen worden dat Trex de werkgever is van [geïntimeerde] is de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW afgewezen. Ook is Trex veroordeeld loonstroken aan [geïntimeerde] te verstrekken, omdat Trex hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van loon aan [geïntimeerde] en zij daarom ook dient zorg te dragen voor een specificatie daarvan.
3.3
Trex komt tegen dit vonnis op en voert daartoe twee gronden aan. De eerste grief strekt - in de kern - tot betoog dat [geïntimeerde] een (arbeids)overeenkomst is aangegaan met [bedrijf] . Met grief 2 betoogt Trex dat het haar niet kan worden verweten dat het loon aan [geïntimeerde] niet is voldaan. Trex voert daartoe aan de diensten van [geïntimeerde] aan [bedrijf] te hebben vergoed. Veroordeling van Trex zou betekenen dat zij dubbel moet betalen. Onder grief 2 voert Trex ook aan dat het voor haar onmogelijk is om loonstroken aan [geïntimeerde] te verstrekken, omdat dat zou betekenen dat zij ook loonheffing dient te betalen, waarmee dan een dubbele loonheffing wordt betaald.
3.4
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep onder andere aangevoerd dat Trex niet heeft onderbouwd dat haar niet kan worden verweten dat [bedrijf] aan [geïntimeerde] geen loon heeft betaald.
3.5
Het hof overweegt als volgt. Trex heeft niet betwist opdrachtgever te zijn (geweest) van [bedrijf] . Trex heeft ook niet gemotiveerd betwist dat aan [geïntimeerde] niet diens volledige loon is betaald. Aldus is Trex op grond van artikel 7:616a BW in beginsel, hoofdelijk, aansprakelijk voor betaling van het loon aan [geïntimeerde] , behoudens voor het geval (artikel 7:616a lid 2 BW) dat Trex aannemelijk maakt dat haar, gelet op de omstandigheden van het geval, niet kan worden verweten dat het loon niet is voldaan. In dat laatste verband voert Trex slechts aan dat zij [bedrijf] voor de diensten van [geïntimeerde] heeft betaald. In de parlementaire geschiedenis van artikel 7:616a BW zijn aanwijzingen gegeven hoe invulling kan worden gegeven aan het begrip ‘niet kan worden verweten’. Daartoe is het mogelijk dat de opdrachtgever jegens de werkgever van de (onbetaalde) werknemer vooraf maatregelen neemt, zoals het werken met een gecertificeerde aannemer, dan wel achteraf, zoals het laten uitvoeren van controle op de betaling door de werkgever. Gesteld noch is gebleken dat Trex deze of andere voorzorgsmaatregelen heeft getroffen. Het hof is voorshands met [geïntimeerde] van oordeel dat Trex onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat het verzuim van [bedrijf] om [geïntimeerde] te betalen haar niet kan worden verweten. De enkele omstandigheid dat Trex aan [bedrijf] heeft betaald, is daartoe onvoldoende. Dit betekent dat de kantonrechter Trex op juiste gronden aansprakelijk heeft gehouden voor de (hoofdelijke) betaling van het achterstallige loon aan [geïntimeerde] . De omvang van die achterstallige betaling is geen onderwerp van dit geschil. Grief 1 slaagt niet.
3.6
Het hof verwerpt het betoog van Trex dat het voor haar onmogelijk is om loonstroken te verstrekken. Artikel 7:626 BW houdt, kort samengevat, in dat de werkgever verplicht is bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon een opgave te verstrekken van het loonbedrag en van de inhoudingen daarop. Niet is gebleken dat Trex niet in staat zou zijn een dergelijke opgave te verstrekken. Het bezwaar van Trex dat als zij loonstroken moet verstrekken dat betekent dat zij tweemaal loonbelasting moet betalen wordt verworpen. De vraag of dit betekent dat Trex tweemaal loonbelasting moet betalen kan in het midden blijven omdat, wat daarvan ook zij, Trex gehouden is loonstroken te verstrekken in verband met de door haar te verrichten loonbetalingen. Dit deel van grief 2 slaagt niet.
3.7
Het hof ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de verplichting zoals neergelegd in artikel 7:626 BW ook gericht is op de opdrachtgever van de werkgever als bedoeld in artikel 7:616a BW. In artikel 7:626 BW wordt uitsluitend melding gemaakt van de ‘werkgever’ op wie deze verplichting rust. Bij invoering van de artikelen 7:616a e.v. BW is artikel 7:626 BW aangepast. In de Memorie van Toelichting staat daarover het volgende:
“Voorgesteld wordt om in de vereisten aan de opgave uit artikel 7:626 BW ter verduidelijking op te nemen dat de bedragen waaruit het loon is samengesteld en de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden gespecificeerd dienen te worden. Op basis van de huidige wettekst dienen de bedragen waaruit het loon is samengesteld en de bedragen die op het loon zijn ingehouden te worden vermeld op de opgave. Door de eis van specificatie wordt verduidelijkt dat ook de bedragen waaruit het loon is samengesteld en de bedragen die op het loon zijn ingehouden dienen te worden gespecificeerd. Uit de specificatie op de opgave moet bijvoorbeeld blijken of de werkgever een onkostenvergoeding heeft verstrekt en of een voorschot op het loon is verrekend. Alleen het vermelden van het bedrag aan bijvoorbeeld verrekeningen en onkostenvergoedingen is niet voldoende, ook deze componenten dienen verder gespecificeerd te worden, door aan te geven waarvoor een onkostenvergoeding verstrekt is of welke inhoudingen er op het loon gedaan zijn. Wanneer de werkgever bijvoorbeeld één of meerdere onkostenvergoedingen verstrekt, moet uit de specificatie blijken hoe hoog deze zijn, voor welke onkosten deze vergoedingen verstrekt zijn en welke daarvan samenhangen met de dienstbetrekking en welke niet. De werkgever dient de onkostenvergoeding daarvoor uit te splitsen door te vermelden of het gaat om een vergoeding voor reiskosten, voedsel, huisvesting etc. Een onkostenvergoeding met als titel «vrij besteedbaar» is niet voldoende gespecificeerd. Door het specificeren van onkostenvergoedingen op de loonstrook kan door toezichthouders worden vastgesteld of het gaat om loon of niet, ook is de opgave transparanter voor de werknemer. Ook indien er bedragen worden verrekend dient door de werkgever gespecificeerd te worden welke componenten van de opgave met elkaar verrekend worden en waar deze componenten uit bestaan. Zo dient de werkgever te vermelden dat het voorschot op het loon verrekend wordt met een deel van het minimumloon.”
Het doel van het verstrekken van een loonstrook is daarom het informeren van de werknemer over diens loon, de samenstelling daarvan en de inhoudingen daarop. Artikel 7:616b lid 1 BW houdt in dat, in geval van niet betalen door de werkgever, de opdrachtgever van die werkgever tegenover de werknemer aansprakelijk is voor deze loonbetaling. Bij gebreke van enige aanwijzing die op het tegendeel wijst ligt naar het voorlopig oordeel van het hof dan voor de hand dat de werknemer die van de opdrachtgever zijn loon verkrijgt, tegenover die opdrachtgever recht heeft op een specificatie van de betaling en de eventuele inhoudingen daarop. Ook dit deel van grief 2 slaagt niet.
3.8
De conclusie is dat de grieven niet slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Trex zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Trex in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 343,- aan verschotten en € 1.183,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, M.L.D. Akkaya en A.S. Arnold en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.