NJB 2016/1490
Prejudiciële vraag. Begrotingsprocedure. Een toegevoegde advocaat betrekt een cliënt in rechte om betaling te verkrijgen van de eigen bijdrage en kosten. Moet dat bij dagvaarding of bij verzoekschrift gebeuren? HR: Art. 38 lid 4 Wrb moet aldus worden uitgelegd dat de rechtsbijstandverlener zich op grond daarvan bij verzoekschrift tot de president van de rechtbank kan wenden en dat de president op dat verzoekschrift beslist in de vorm van een voor executie vatbare beschikking
HR 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1514
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juli 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
16/00701
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1514, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:343, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑04‑2016
- Wetingang
(art. 38 lid 4 Wrb; art. 34 Wtbz (oud); art. 261, 430 lid 1 Rv)
Essentie
Prejudiciële vraag. Begrotingsprocedure. Een toegevoegde advocaat betrekt een cliënt in rechte om betaling te verkrijgen van de eigen bijdrage en kosten. Moet dat bij dagvaarding of bij verzoekschrift gebeuren? HR: Art. 38 lid 4 Wrb moet aldus worden uitgelegd dat de rechtsbijstandverlener zich op grond daarvan bij verzoekschrift tot de president van de rechtbank kan wenden en dat de president op dat verzoekschrift beslist in de vorm van een voor executie vatbare beschikking
Partij(en)
A (de advocaat), niet verschenen in de prejudiciële procedure, vs. B (de cliënt), niet verschenen in de prejudiciële procedure.
Uitspraak
Feiten en procesverloop
In ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.