Einde inhoudsopgave
Wet studiefinanciering 2000
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
06-06-2023, Stb. 2023, 186 (uitgifte: 08-06-2023, kamerstukken: 36229)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2023, Stb. 2023, 188 (uitgifte: 08-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Studiefinanciering
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
achterstallige schuld: achterstallige schuld als bedoeld in artikel 6.8,
afsluitend examen:
- a.
voor wat betreft hoofdstuk 4 het examen, bedoeld in artikel 7.4.2 WEB, alsmede het daarmee overeenkomende examen van een opleiding buiten Nederland als bedoeld in artikel 2.13a,
- b.
voor wat betreft hoofdstuk 5 het examen, bedoeld in artikel 7.10a WHW, alsmede het daarmee overeenkomende examen van een opleiding die Onze Minister heeft aangewezen ingevolge artikel 2.14,
associate degree-opleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, WHW, waaraan accreditatie als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, WHW is verleend,
bacheloropleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel b, WHW, die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, WHW, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaan,
belastbaar minimumloon: belastbaar minimumloon als bedoeld in artikel 6.1a,
beroepsonderwijs: opleiding als bedoeld in artikel 7.2.7, derde lid, WEB en als bedoeld in artikel 2.13a,
collegegeldkrediet: lening voor betaling van het collegegeld in het hoger onderwijs,
debiteur: degene die zich krachtens artikel 6.1a heeft verplicht tot terugbetaling,
diplomatermijn beroepsonderwijs: termijn als bedoeld in artikel 4.9,
diplomatermijn hoger onderwijs: termijn als bedoeld in artikel 5.5,
hoger beroepsonderwijs: hoger beroepsonderwijs in de zin van de WHW,
hoger onderwijs: wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs als bedoeld in paragraaf 2.3 en in artikel 2.14,
ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, niet zijnde een extraneus,
lening: rentedragende lening die niet kan worden omgezet in een gift,
levenlanglerenkrediet: lening voor betaling van het lesgeld in het beroepsonderwijs of het collegegeld in het hoger onderwijs,
masteropleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel c, WHW, die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, WHW, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaan,
mbo-student: degene die beroepsonderwijs volgt,
onderwijsnummer: door Onze Minister uitgegeven persoonsgebonden nummer, toegekend aan een persoon aan wie niet van overheidswege een burgerservicenummer is verstrekt,
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
opleiding niveau 1 of 2:
- a.
entreeopleiding en basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, WEB, en
- b.
opleiding buiten Nederland als bedoeld in artikel 2.13a waarvan Onze Minister heeft vastgesteld dat deze wordt aangemerkt als een opleiding niveau 1 of 2,
opleiding niveau 3 of 4:
- a.
vakopleiding, middenkaderopleiding en specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen c, d en e, WEB, en
- b.
opleiding buiten Nederland als bedoeld in artikel 2.13a waarvan Onze Minister heeft vastgesteld dat deze wordt aangemerkt als een opleiding niveau 3 of 4,
ouder: natuurlijke ouder of adoptiefouder in de zin van de artikelen 197 tot en met 232 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
ouder zonder partner: ouder die geen partner heeft als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget,
partner: partner als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen,
peiljaar: tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin het studiefinancieringstijdvak aanvangt, dan wel het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de draagkracht in de zin van hoofdstuk 6 wordt vastgesteld,
prestatiebeurs: rentedragende lening die onder voorwaarden kan worden omgezet in een gift, waarbij de rente teniet gaat, niet zijnde de rentedragende lening die niet kan worden omgezet in een gift,
prestatiebeurs beroepsonderwijs: prestatiebeurs als bedoeld in artikel 4.6a,
prestatiebeurs hoger onderwijs: prestatiebeurs als bedoeld in artikel 5.1,
reisproduct: reisproduct als bedoeld in artikel 3.25,
reisrecht: recht om te reizen als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid,
reisvoorziening: voorziening als bedoeld in artikel 3.7 en paragraaf 3.7,
RSR: Regisseur Studenten Reisrecht, de rechtspersoon die in opdracht van de vervoersbedrijven tot taak heeft de digitale administratie van het reisproduct voor studenten te voeren,
specialistenopleiding: specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel e, WEB,
student: ho-student of mbo-student,
studiefinanciering: door Onze Minister verstrekte toekenning in verband met het volgen van een opleiding in het beroepsonderwijs of in het hoger onderwijs waarop uitsluitend op grond van deze wet aanspraak bestaat,
studiefinancieringstijdvak: kalenderjaar of een gedeelte daarvan waarop de toekenning van studiefinanciering betrekking heeft, met dien verstande dat deze periode ten minste 1 kalendermaand is,
studiejaar:
- a.
in het hoger onderwijs: tijdvak dat aanvangt op 1 september van enig kalenderjaar en eindigt op 31 augustus daaropvolgend,
- b.
in het beroepsonderwijs: tijdvak dat aanvangt op 1 augustus van enig kalenderjaar en eindigt op 31 juli daaropvolgend,
studiepunt: eenheid waarin de studielast, bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, WHW, wordt uitgedrukt,
termijnbetaling: bedrag als bedoeld in artikel 6.9, of als het een debiteur betreft op wie hoofdstuk 10a van toepassing is: bedrag als bedoeld in artikel 10a.6,
thuiswonende student: student die niet een uitwonende student is,
toetsingsinkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat voor berekeningsjaar wordt gelezen: peiljaar,
uitwonende student: student die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5,
veronderstelde ouderlijke bijdrage: bedrag dat verondersteld wordt door de ouders bijgedragen te worden waarmee de aanvullende beurs van de student wordt verminderd,
vervoerbedrijf: rechtspersoon die op grond van een overeenkomst met de Staat als partij of als derde verantwoordelijk is voor de uitvoering van het reisrecht,
voltijdse opleiding: opleiding in de zin van de WHW, met uitzondering van deeltijds onderwijs,
vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000,
wetenschappelijk onderwijs: wetenschappelijk onderwijs in de zin van de WHW,
wettelijk collegegeld: wettelijk collegegeld als bedoeld in artikel 7.45 WHW,
2.
Onder voltijdse opleiding wordt mede verstaan een duale opleiding in de zin van de WHW.