Einde inhoudsopgave
Besluit artikel 10a Wet Vpb 1969
3.3.4 Verband houdend met; verkoop belang in verbonden lichaam
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2024
- Bronpublicatie:
30-05-2024, Stcrt. 2024, 17476 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-12473)
- Inwerkingtreding
15-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2024, Stcrt. 2024, 17476 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-12473)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Fiscaal bestuursrecht / Fraus legis en richtige heffing
Bij een kapitaalstorting, dan wel een verwerving of uitbreiding van een belang (artikel 10a, eerste lid, onderdeel b respectievelijk onderdeel c, Wet Vpb 1969) kan na verloop van tijd het desbetreffende verbonden lichaam worden verkocht, terwijl de verkopende belastingplichtige met de bij de verkoop van het belang in het verbonden lichaam verkregen middelen (verkoopopbrengst) de daarmee verband houdende schuld niet of niet geheel aflost. Omdat het verband tussen de (rest)schuld en de ‘besmette’ rechtshandeling door de verkoop niet wordt verbroken, is nog steeds sprake van een (rest)schuld die onder artikel 10a, eerste lid, Wet Vpb 1969 valt. Voor zover er echter geen sprake meer is van grondslaguitholling, omdat er in Nederland belastbare baten staan tegenover de rentelast, keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat in deze situatie de rentelast bij de verkopende belastingplichtige mag worden afgezet (lees: de toepassing van artikel 10a, eerste lid, Wet Vpb 1969 blijft in zoverre achterwege) tegen in Nederland belastbare baten die de verkopende belastingplichtige aantoonbaar behaalt met de aanwending van de bij de verkoop verkregen gelden.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:
- a.
het verbonden lichaam waarin een kapitaalstorting heeft plaatsgevonden (artikel 10a, eerste lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969) of het verworven of uitgebreide belang (artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969), is verkocht;
- b.
de verkopende belastingplichtige behaalt door de aanwending van de bij de verkoop verkregen gelden in Nederland belastbare baten; en
- c.
de belastingplichtige maakt aannemelijk dat aan de betreffende 10a-schuld in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag hebben gelegen.