Einde inhoudsopgave
Besluit artikel 10a Wet Vpb 1969
7 Samenwerkende groep (artikel 10a, zesde lid, Wet Vpb 1969)
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2024
- Bronpublicatie:
30-05-2024, Stcrt. 2024, 17476 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-12473)
- Inwerkingtreding
15-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2024, Stcrt. 2024, 17476 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-12473)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Fiscaal bestuursrecht / Fraus legis en richtige heffing
Per 1 januari 2017 is de bepaling inzake de zogenoemde ‘samenwerkende groep’ opgenomen in artikel 10a, zesde lid, Wet Vpb 1969. Vooropgesteld wordt dat een aantal partijen die in hetzelfde lichaam investeren als zodanig nog geen samenwerkende groep zijn. Van belang is dat een groep lichamen in eenstemmigheid samenwerkt ten aanzien van een bepaald doel: een gecoördineerde investering die in totaal ten minste een derde belang als bedoeld in artikel 10a, vierde en vijfde lid, Wet Vpb 1969 vertegenwoordigt.
De coördinatie ten aanzien van de vormgeving van de investering en de financiering zal veelal zijn af te leiden uit het geheel aan overeenkomsten waarin partijen de onderlinge afspraken over de investering, financiering en samenwerking hebben vastgelegd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het onderlinge overleg tussen de verschillende investeerders voordat de investering daadwerkelijk plaatsvindt.
Van een samenwerkende groep is in ieder geval sprake als de materiële zeggenschap over de – vormgeving van de – investering en het gezamenlijke belang in een overgenomen vennootschap berust bij één of een georganiseerd geheel van coördinerende (rechts)perso(o)n(en). In een dergelijke structuur hebben de achterliggende investeerders het zeggenschapsbelang als het ware (voor een belangrijk deel) overgedragen aan bijvoorbeeld een general partner die het fonds beheert of een management company aanstelt en aanstuurt. Deze general partner of de management company nemen veel beslissingen voor de investeerders. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het opzetten van de (fonds)structuur, het verdelen van de investeerders over de verschillende lichamen of subfondsen, het nemen van bestuurlijke beslissingen, het bepalen van de overname- en financieringsstructuur en/of het bepalen van de strategie van de overgenomen vennootschap. Daarbij kan deze general partner of de management company bijvoorbeeld bepalen dat elke investeerder onder min of meer vergelijkbare voorwaarden en in min of meer dezelfde verhouding eigen vermogen en (risicovolle) leningen moeten verschaffen en dat het hen bijvoorbeeld niet is toegestaan hun belang tussentijds te vervreemden of te verminderen zonder voorafgaande toestemming. Als een dergelijke gecoördineerde investering in totaal ten minste een belang van een derde gedeelte vertegenwoordigt als bedoeld in artikel 10a, vierde en vijfde lid, Wet Vpb 1969, zijn de fondslichamen en/of de investeerders ten opzichte van de overnemende vennootschap (en de target) aan te merken als verbonden lichamen.
De coördinatie hoeft echter niet per se in één hand te liggen. Te denken valt bijvoorbeeld ook aan de situatie dat de verschillende partijen in onderling overleg gezamenlijk beslissingen nemen, maar ook aan de situatie dat de coördinatie door de gezamenlijke investeerders is toegewezen aan één van deze investeerders. De coördinatie kan echter ook zijn overgedragen aan personen of vennootschappen die niet direct of indirect aandeelhouder zijn.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat ook als sprake is van een samenwerkende groep de tegenbewijsregeling van artikel 10a, derde lid, Wet Vpb 1969 geldt.