Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden:Partijen en gegevens

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

Partijen en gegevens

Geldend

Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.

Bronnen

Trb. 1951, 154

Trb. 1952, 80

Trb. 1954, 151

Trb. 1954, 152

Trb. 1956, 5

Trb. 1956, 6

Trb. 1961, 8

Trb. 1961, 9

Trb. 1963, 123

Trb. 1963, 124

Trb. 1964, 15

Trb. 1964, 34

Trb. 1964, 35

Trb. 1964, 77

Trb. 1964, 163

Trb. 1966, 276

Trb. 1966, 277

Trb. 1967, 70

Trb. 1969, 223

Trb. 1969, 241

Trb. 1970, 81

Trb. 1970, 82

Trb. 1970, 97

Trb. 1970, 182

Trb. 1970, 183

Trb. 1972, 8

Trb. 1974, 215

Trb. 1978, 174

Trb. 1979, 150

Trb. 1981, 13

Trb. 1982, 102

Trb. 1982, 188

Trb. 1983, 36

Trb. 1985, 68

Trb. 1985, 82

Trb. 1986, 58

Trb. 1989, 153

Trb. 1989, 154

Trb. 1990, 156

Trb. 1990, 157

Trb. 1990, 158

Trb. 1990, 159

Trb. 1990, 160

Trb. 1992, 70

Trb. 1992, 78

Trb. 1994, 141

Trb. 1994, 165

Trb. 1994, 190

Trb. 1998, 87

Trb. 1998, 88

Trb. 1998, 89

Trb. 1998, 90

Trb. 1998, 91

Trb. 1998, 92

Trb. 1998, 93

Trb. 1998, 94

Trb. 1998, 95

Trb. 2004, 191

Trb. 2004, 285

Trb. 2009, 104

Trb. 2010, 112

Trb. 2010, 204

Trb. 2013, 130

Trb. 2013, 233

Trb. 2014, 2

Trb. 2014, 3

Trb. 2014, 29

Trb. 2021, 97

Partijen

Partij

Datum inwerkingtreding

Voorbehoud

Albanië

02-10-1996

93, 

Andorra

22-01-1996

63, 

89, 

Armenië

26-04-2002

106, 

Azerbeidzjan

15-04-2002

105, 

België

14-06-1955

8, 

42, 

Bosnië en Herzegovina

12-07-2002

Bulgarije

07-09-1992

40, 

Cyprus

06-10-1962

37, 

Denemarken

03-09-1953

5, 

7, 

Duitsland

03-09-1953

3, 

23, 

61, 

Estland

16-04-1996

60, 

90, 

Finland

10-05-1990

22, 

31, 

Frankrijk

03-05-1974

12, 

53, 

Georgië

20-05-1999

Griekenland

05-09-1953

35, 

Hongarije

05-11-1992

45, 

58, 

Ierland

03-09-1953

4, 

19, 

IJsland

03-09-1953

27, 

Italië

26-10-1955

52, 

Kroatië

05-11-1997

92, 

Letland

27-06-1997

83, 

Liechtenstein

08-09-1982

16, 

54, 

Litouwen

20-06-1995

62, 

88, 

Luxemburg

03-09-1953

33, 

Malta

23-01-1967

11, 

39, 

Moldavië

12-09-1997

84, 

91, 

Monaco

30-11-2005

Montenegro

06-06-2006

het Koninkrijk der Nederlanden (het Europese deel van Nederland)

31-08-1954

6, 

9, 

Noord-Macedonië

10-04-1997

82, 

Noorwegen

03-09-1953

1, 

20, 

Oekraïne

11-09-1997

29, 

79, 

Oostenrijk

03-09-1958

10, 

55, 

Polen

19-01-1993

49, 

Portugal

09-11-1978

14, 

28, 

Roemenië

20-06-1994

26, 

56, 

Russische Federatie

05-05-1998

het Saargebied

03-09-1953

San Marino

22-03-1989

18, 

21, 

41, 

Servië

03-03-2004

108, 

Slovenië

28-06-1994

36, 

Slowakije

01-01-1993

25, 

Spanje

04-10-1979

15, 

32, 

Tsjechië

01-01-1993

25, 

Tsjechoslowakije

18-03-1992

Turkije

18-05-1954

38, 

68, 

Verenigd Koninkrijk

03-09-1953

17, 

50, 

51, 

73, 

Zweden

03-09-1953

2, 

Zwitserland

28-11-1974

13, 

30, 

Voorbehouden, verklaringen en bezwaren

1

Bekrachtiging door Noorwegen onder het volgende voorbehoud:

L'article 2 de la Constitution de la Norvège du 17 mai 1814 contenant une disposition selon laquelle les Jésuites ne sont pas tolérés, une réserve correspondante est faite en ce qui concerne l'application de l'article 9 de la Convention.

In een brief van 04-12-1956 aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa heeft Noorwegen het bij de bekrachtiging gemaakte voorbehoud ingetrokken.

2

Zweden heeft op 04-02-1952 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen:

‛ Le Gouvernement du Roi reconnaît la compétence de la Commission européenne des Droits de l'homme d'être saisie d'une requête adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non gouvernementale ou tout groupe de particuliers, qui se prétend victime d'une violation par l'une des Hautes Parties Contractantes des droits reconnus dans la Convention. ’

Zweden heeft op 13-05-1966 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor vijf jaar, te rekenen van 13-05-1966, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 07-05-1971 voor vijf jaar vanaf 13-05-1971, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 20-04-1976 voor vijf jaar vanaf 13-05-1976, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 30-04-1981 voor vijf jaar vanaf 13-05-1981, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 07-05-1986 voor vijf jaar vanaf 13-05-1986.

Verlenging op 26-04-1991 voor vijf jaar vanaf 13-05-1991.

Verlenging op 03-05-1996 met ingang van 13-05-1996 voor onbepaalde tijd.

3

Bekrachtiging door de Bondsrepubliek Duitsland onder het volgende voorbehoud:

1.

Le territoire d'application de la Convention s'étend également à Berlin (Ouest).

2.

Conformément à l'article 64 de la Convention, la République fédérale d'Allemagne fait la réserve qu'elle n'appliquera la disposition de l'article 7, alinéa 2, de la Convention que dans les limites de l'article 103, alinéa 2, de la Loi fondamentale de la République fédérale d'Allemagne. Cette dernière disposition stipule: ‘Un acte ne peut être puni que si la loi le déclarait punissable avant qu'il ait été commis.’

3.

Comme il a déjà été exprimé dans la note remise le 5 novembre 1950, la ratification de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales par la République fédérale d'Allemagne, ne saurait être considérée comme une reconnaissance du statut actuel de la Sarre. ’

Duitsland heeft op 05-10-2001 het bij de bekrachtiging gemaakte voorbehoud ten aanzien van het Verdrag, zoals gewijzigd door Protocol 11, ingetrokken.

4

Bekrachtiging door Ierland onder het volgende voorbehoud:

The Government of Ireland do hereby confirm and ratify the aforesaid Convention and undertake faithfully to perform and carry out all the stipulations therein contained, subject to the reservation that they do not interpret Article 6.3.c of the Convention as requiring the provision of free legal assistance to any wider extent than is now provided in Ireland.

5

Denemarken heeft op 13-04-1953 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor twee jaar, te rekenen van 07-04-1953, en luidt als volgt:

‛ Le Gouvernement du Roi reconnaît, pour une période de deux années, la compétence de la Commission européenne des Droits de l'homme d'être saisie d'une requête adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non gouvernementale ou tout groupe de particuliers, qui se prétend victime d'une violation par l'une des Hautes Parties Contractantes des droits reconnus dans ladite Convention. ’

Verlenging op 14-03-1955 voor twee jaar vanaf 07-04-1955.

Verlenging op 02-04-1957 voor vijf jaar vanaf 07-04-1957.

Verlenging op 04-04-1962 voor vijf jaar vanaf 07-04-1962.

Verlenging op 31-03-1967 voor vijf jaar vanaf 07-04-1967.

Verlenging op 07-04-1972 voor vijf jaar vanaf 07-04-1972.

Verlenging op 04-04-1977 voor vijf jaar vanaf 07-04-1977.

Verlenging op 22-03-1982 voor vijf jaar vanaf 06-04-1982.

Verlenging op 18-02-1987 voor vijf jaar vanaf 06-04-1987.

Verlenging op 13-02-1992 voor vijf jaar vanaf 05-04-1992.

Verlenging op 17-03-1997 voor onbepaalde tijd vanaf 05-04-1997.

Denemarken heeft op 13-04-1953 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor twee jaar, te rekenen van 07-04-1953, en luidt als volgt:

‛ Le Gouvernement du Roi reconnaît, pour une période de deux années, comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale la juridiction de la Cour européenne des Droits de l'homme sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de ladite Convention. ’

Verlenging op 14-03-1955 voor twee jaar vanaf 07-04-1955.

Verlenging op 02-04-1957 voor twee jaar vanaf 07-04-1957.

Verlenging op 23-03-1959 voor drie jaar vanaf 07-04-1959.

Verlenging op 04-04-1962 voor vijf jaar vanaf 07-04-1962, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 31-03-1967 voor vijf jaar vanaf 07-04-1967, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 07-04-1972 voor vijf jaar vanaf 07-04-1972, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 04-04-1977 voor vijf jaar vanaf 07-04-1977, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 22-03-1982 voor vijf jaar vanaf 06-04-1982.

Verlenging op 28-02-1987 voor vijf jaar vanaf 06-04-1987.

Verlenging op 13-02-1992 voor vijf jaar vanaf 05-04-1992.

Verlenging op 17-03-1997 voor onbepaalde tijd vanaf 05-04-1997.

6

Bekrachtiging door Nederland onder het volgende voorbehoud:

Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, vis-à-vis de toute autre Partie Contractante à la Convention ci-dessous mentionnée acceptant la même obligation, c'est-à-dire sous condition de réciprocité, la juridiction de la Cour européenne des Droits de l'homme conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, pour la durée de cinq années à partir de la date du dépôt de l'instrument de ratification du Royaume des Pays-Bas sur cette Convention, sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de ladite Convention.

Au cas où le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas ferait dans l'avenir, en vertu de l'article 63 de la Convention, une déclaration étendant l'application de la Convention à un territoi re ou à plusieurs des territoires dont les Pays-Bas assurent les relations internationales, le Gouvernement néerlandais pourrait faire accompagner cette déclaration de réserves imposées par les nécessités locales. ’

Nederland heeft de verklaring tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens afgelegd op 31-08-1954, voor een periode van vijf jaar, te rekenen van 31-08-1954, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 05-07-1960 voor vijf jaar, te rekenen van 31-08-1959, en op voorwaarde van wederkerigheid. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Je déclare que le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, vis-à-vis de toute autre Partie Contractante à la Convention ci-dessus mentionnée acceptant la même obligation, c'est-à-dire sous condition de réciprocité, la juridiction de la Cour européenne des Droits de l'homme conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, pour une nouvelle période de cinq années à partir du 31 août 1959, sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de ladite Convention. ’

Verlenging op 31-08-1964 door het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland en Suriname) voor vijf jaar, te rekenen van 31-08-1964, en op voorwaarde van wederkerigheid. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Je déclare que le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, pour le Royaume en Europe et le Surinam, comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, vis-à-vis de toute autre Partie Contractante à la Convention ci-dessous mentionnée acceptant la même obligation, c'est-à-dire sous condition de réciprocité, la juridiction de la Cour européenne des Droits de l'homme conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, pour une nouvelle période de cinq années, à partir du 31 août 1964, sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de ladite Convention.

Verlenging op 28-07-1969 voor vijf jaar, te rekenen van 31-08-1969, en op voorwaarde van wederkerigheid. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Je déclare que le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, pour le Royaume en Europe et le Surinam, comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, vis-à-vis de tout autre Partie Contractante à la Convention ci-dessous mentionnée acceptant la même obligation, c'est-à-dire sous condition de réciprocité, la juridiction de la Cour européenne des Droits de l'homme conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, pour une nouvelle période de cinq années, à partir du 31 août 1969, sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de ladite Convention. ’

Verlenging op 30-08-1974 door het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen) voor vijf jaar, te rekenen van 31-08-1974, en op voorwaarde van wederkerigheid. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Je déclare que le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, pour le Royaume en Europe, le Surinam et les Antilles Néerlandaises, comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, vis-à-vis de toute autre Partie Contractante à la Convention ci-dessous mentionnée acceptant la même obligation, c'est-à-dire sous condition de réciprocité, la juridiction de la Cour européenne des Droits de l'homme conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, pour une nouvelle période de cinq années, à partir du 31 août 1974, sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de ladite Convention. ’

Verlenging op 22-08-1979 van 01-09-1979 tot wederopzegging. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Le Ministre des Affaires Etrangères du Royaume des Pays-Bas, déclare que le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, à partir du 1er septembre 1979 jusqu'à révocation, pour le Royaume en Europe et les Antilles Néerlandaises, comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, vis-à-vis de toute autre Partie Contractante à la Convention ci-dessous mentionnée acceptant la même obligation, c'est-à-dire sous condition de réciprocité, la juridiction de la Cour européenne des Droits de l'homme conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de ladite Convention. ’

Nederland heeft op 05-07-1960 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor de periode van 28-06-1960 tot 31-08-1964. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Je déclare que, conformément à l'article 25 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, pour le territoire européen du Royaume, à partir de ce jour et pour la période qui se termine le 31 août 1964, la compétence de la Commission européenne des Droits de l'homme d'être saisie d'une requête adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non gouvernementale ou tout groupe de particuliers, qui se prétend victime d'une violation par l'une des Hautes Parties Contractantes des droits reconnus dans ladite Convention. ’

Verlenging op 31-08-1964 door het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland en Suriname) voor vijf jaar, te rekenen van 31-08-1964. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Je déclare que, conformément à l'article 25 de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, pour le Royaume en Europe et le Surinam, à partir du 31 août 1964 et pour la période qui se termine le 31 août 1969, la compétence de la Commission européenne des Droits de l'homme d'être saisie d'une requête adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non gouvernementale ou tout groupe de particuliers, qui se prétend victime d'une violation par l'une des Hautes Parties Contractantes des droits reconnus dans ladite Convention.

Verlenging op 28-07-1969 voor vijf jaar, te rekenen van 31-08-1969. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Je déclare que, conformément à l'article 25 de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, pour le Royaume en Europe et le Surinam, à partir du 31 août 1969 et pour la période qui se termine le 31 août 1974, la compétence de la Commission européenne des Droits de l'homme d'être saisie d'une requête adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non gouvernementale ou tout groupe de particuliers, qui se prétend victime d'une violation par l'une des Hautes Parties Contractantes des droits reconnus dans ladite Convention. ’

Verlenging op 30-08-1974 door het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen) voor vijf jaar, te rekenen van 31-08-1974. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Je déclare que, conformément à l'article 25 de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, pour le Royaume en Europe, le Surinam et les Antilles Néerlandaises, à partir du 31 août 1974 et pour la période qui se termine le 31 août 1979, la compétence de la Commission européenne des Droits de l'homme d'être saisie d'une requête adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non gouvernementale ou tout groupe de particuliers, qui se prétend victime d'une violation par l'une des Hautes Parties Contractantes des droits reconnus dans ladite Convention. ’

Verlenging op 22-08-1979 van 01-09-1979 tot wederopzegging. De tekst van de Nederlandse verklaring luidt als volgt:

Le Ministre des Affaires Etrangères du Royaume des Pays-Bas, déclare que, conformément à l'article 25 de la Convention de sauvegarde des Droits de l'homme et des libertés fondamentales, Convention signée à Rome le 4 novembre 1950, le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas reconnaît, pour le Royaume en Europe et les Antilles Néerlandaises, à partir du 1er septembre 1979 jusqu'à révocation, la compétence de la Commission européenne des Droits de l'homme d'être saisie d'une requête adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non gouvernementale ou tout groupe de particuliers, qui se prétend victime d'une violation par l'une des Hautes Parties Contractantes des droits reconnus dans ladite Convention. ’

7

In overeenstemming met artikel 63, eerste lid, is het Verdrag toepasselijk verklaard door Denemarken op Groenland vanaf 13-05-1953. De Deense erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie geldt mede voor Groenland.

8

Bekrachtiging door België onder het volgende voorbehoud:

Au cas où le Gouvernement belge ferait dans l'avenir, en vertu de l'article 63 de la Convention, une déclaration étendant l'application de la Convention à un territoire dont la Belgique assure les relations internationales, le Gouvernement belge pourrait faire accompagner cette déclaration de réserves imposées par les nécessités locales. ’

9

Toepasselijkverklaring door het Koninkrijk der Nederlanden op Suriname en de Nederlandse Antillen op 01-12-1955. Inwerkingtreding op 31-12-1955. Bij de toepasselijkverklaring is het volgende voorbehoud gemaakt:

Le Gouvernement néerlandais déclare que la Convention… s'appliquera aux Antilles Néerlandaises, à l'exception de l'article 6, alinéa 3, sous c, en ce qui concerne le droit à l'assistance en affaires criminelles. ’

Het Koninkrijk der Nederlanden heeft bij brief van 10-12-1980 aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa medegedeeld, dat het het op 01-12-1955 ten aanzien van artikel 6, derde lid, letter c , gemaakte voorbehoud met betrekking tot de Nederlandse Antillen, intrekt.

Vanaf 01-01-1986 geldt het Verdrag, hetwelk te voren voor Nederland gold, voor Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba.

Het Koninkrijk der Nederlanden heeft op 03-01-1986 de volgende verklaring afgelegd:

The island of Aruba, which is at present still part of the Netherlands Antilles, will obtain internal autonomy as a country within the Kingdom of the Netherlands as of 1 January 1986. Consequently the Kingdom will from then on no longer consist of two countries, namely the Netherlands (the Kingdom in Europe) and the Netherlands Antilles (situated in the Caribbean region), but will consist of three countries, namely the said two countries and the country Aruba.

As the changes being made on 1 January 1986 concern a shift only in the internal constitutional relations within the Kingdom of the Netherlands, and as the Kingdom as such will remain the subject under international law with which treaties are concluded, the said changes will have no consequences in international law regarding to treaties concluded by the Kingdom which already apply to the Netherlands Antilles, including Aruba. These treaties will remain in force for Aruba in its new capacity of country within the Kingdom. Therefore these treaties will as of 1 January 1986, as concerns the Kingdom of the Netherlands, apply to the Netherlands Antilles (without Aruba) and Aruba.

Consequently the treaties referred to in the annex, to which the Kingdom of the Netherlands is a Party and which apply to the Netherlands Antilles, will as of 1 January 1986 as concerns the Kingdom of the Netherlands apply to the Netherlands Antilles and Aruba.

List of Conventions referred to by the Declaration

(...)

Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

(...)

Inwerkingtreding voor Aruba vanaf 01-01-1986 en voor het Caribische deel van Nederland, Curaçao en Sint Maarten vanaf 10-10-2010.

10

Bekrachtiging door Oostenrijk onder het volgende voorbehoud:

The provisions of Article 5 of the Convention shall be so applied that there shall be no interference with the measures for the deprivation of liberty prescribed in the laws on administrative procedure, BGBl No. 172/1950, subject to review by the Administrative Court or the Constitutional Court as provided for in the Austrian Federal Constitution.

The provisions of Article 6 of the Convention shall be so applied that there shall be no prejudice to the principles governing public court hearings laid down in Article 90 of the 1929 version of the Federal Constitution Law.

Bekrachtiging door Oostenrijk onder het volgende voorbehoud:

1.

les dispositions de l'article 5 de la Convention seront appliquées sans préjudice des dispositions des lois de procédure administrative, BGBl n° 172/1950, concernant les mesures de privation de liberté qui resteront soumises au contrôle postérieur de la Cour administrative ou de la Cour constitutionnelle, prévu par la Constitution fédérale autrichienne;

2.

les dispositions de l'article 6 de la Convention seront appliquées dans la mesure où elles ne portent atteinte, en aucune façon, aux principes relatifs à la publicité de la procédure juridique énoncés à l'article 90 de la Loi fédérale constitutionnelle dans sa version de 1929. ’

11

Ratificatie door Malta onder de volgende verklaringen:

The Government of Malta declares that it interprets paragraph 2 of Article 6 of the Convention in the sense that it does not preclude any particular law from imposing upon any person charged under such law the burden of proving particular facts.

The Government of Malta, having regard to Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], and desiring to avoid any uncertainty as regards the application of Article 10 of the Convention, declares that the Constitution of Malta allows such restrictions to be imposed upon public officers in regard to their freedom of expression as are reasonably justifiable in a democratic society. The code of conduct of public officers in Malta precludes them from taking an active part in political discussions or other political activity during working hours or on official premises.

The Government of Malta, having regard to Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11] declares that the principle of lawful defence admitted under sub-paragraph a of paragraph 2 of Article 2 of the Convention shall apply in Malta also to the defence of property to the extent required by the provisions of para-graphs a and b of section 238 of the Criminal Code of Malta, the text whereof, along with the text of the preceding section 237, is as follows:

‘237. No offence is committed when a homicide or a bodily harm is ordered or permitted by law or by a lawful authority, or is imposed by actual necessity either in lawful self-defence or in the lawful defence of another person.

‘238. Cases of actual necessity of lawful defence shall include the following:

(a)

where the homicide or bodily harm is committed in the act of repelling, during the night-time, the scaling or breaking of enclosures, walls, or the entrance doors of any house or inhabited apartment, or of the appurtenances thereof having a direct or an indirect communication with such house or apartment;

(b)

where the homicide or bodily harm is committed in the act of defence against any person committing theft or plunder, with violence, or attempting to commit such theft or plunder;

(c)

where the homicide or bodily harm is imposed by the actual necessity of the defence of one's own chastity or of the chastity of another person.

12

Bekrachtiging door Frankrijk onder de volgende voorbehouden en verklaringen:

The Government of the Republic, in accordance with Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], makes a reservation in respect of Articles 5 and 6 thereof, to the effect that those articles shall not hinder the application of the provisions governing the system of discipline in the armed forces contained in Section 27 of Act No. 72-662 of 13 July 1972, determining the general legal status of military servicemen, nor of the provisions of Article 375 of the Code of Military Justice.

The Government of the Republic, in accordance with Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], makes a reservation in respect of paragraph 1 of Article 15, to the effect, firstly, that the circumstances specified in Article 16 of the Constitution regarding the implementation of that Article, in Section 1 of the Act of 3 April 1878 and in the Act of 9 August 1849 regarding proclamation of a state of siege, and in Section 1 of Act No. 55-385 of 3 April 1955 regarding proclamation of a state of emergency, and in which it is permissible to apply the provisions of those texts, must be understood as complying with the purpose of Article 15 of the Convention and that, secondly, for the interpretation and application of Article 16 of the Constitution of the Republic, the terms to the extent strictly required by the exigencies of the situation shall not restrict the power of the President of the Republic to take the measures required by the circumstances.

The Government of the Republic further declares that the Convention shall apply to the whole territory of the Republic, having due regard, where the overseas territories are concerned, to local requirements, as mentioned in Article 63 [Article 56 since the entry into force of the Protocol No 11].

Bekrachtiging door Frankrijk onder de volgende voorbehouden en verklaringen:

Articles 5 et 6:

Le Gouvernement de la République, conformément à l'article 64 de la Convention, émet une réserve concernant les articles 5 et 6 de cette Convention en ce sens que ces articles ne sauraient faire obstacle à l'application des dispositions de l'article 27 de la loi n° 72-662 du 13 juillet 1972 portant statut général des militaires, relatives au régime disciplinaire dans les armées, ainsi qu'à celles de l'article 375 du Code de justice militaire.

Article 10:

Le Gouvernement de la République déclare qu'il interprète les dispositions de l'article 10 comme étant compatibles avec le régime institué en France par la loi n° 72-553 du 10 juillet 1972 portant statut de la Radio-diffusion-Télévision française.

Article 15 (paragraphe 1):

Le Gouvernement de la République, conformément à l'article 64 de la Convention, émet une réserve concernant le paragraphe 1 de l'article 15 en ce sens, d'une part, que les circonstances énumérées par l'article 16 de la Constitution pour sa mise en oeuvre, par l'article 1er de la loi du 3 avril 1878 et par la loi du 9 août 1849 pour la déclaration de l'état de siège, par l'article 1er de la loi n° 55-385 du 3 avril 1955 pour la déclaration de l'état d'urgence, et qui permettent la mise en application des dispositions de ces textes, doivent être comprises comme correspondant à l'objet de l'article 15 de la Convention et, d'autre part, que pour l'interprétation et l'application de l'article 16 de la Constitution de la République, les termes ‘dans la stricte mesure où la situation l'exige’ ne sauraient limiter le pouvoir du Président de la République de prendre ‘les mesures exigées par les circonstances’.

Le Gouvernement de la République déclare en outre que la présente Convention s'appliquera à l'ensemble du territoire de la République, compte tenu, en ce qui concerne les territoires d'outremer, des nécessités locales auxquelles l'article 63 fait référence.

Le Gouvernement de la République souligne enfin qu'il n'est pas partie au Protocole n° 2 en date du 6 mai 1963 attribuant à la Cour européenne des droits de l'homme la compétence de donner des avis consultatifs et qu'en conséquence, pour autant que les articles 1 à 4 de ce Protocole seraient considérés comme intégrés à la Convention, il n'en accepte pas les dispositions.

Frankrijk heeft op 29-03-1988 de bij de bekrachtiging op 03-05-1974 afgelegde verklaring m.b.t. artikel 10 ingetrokken.

13

Bekrachtiging van het Verdrag door Zwitserland, zoals gewijzigd bij het Derde en het Vijfde Protocol bij het Verdrag.

Het Achtste Protocol is voor Zwitserland op 01-01-1990 in werking getreden.

14

Bekrachtiging van het Verdrag door Portugal, zoals gewijzigd bij het Derde en Vijfde Protocol bij het Verdrag.

Het Achtste Protocol is voor Portugal op 01-01-1990 in werking getreden.

15

Bekrachtiging van het Verdrag door Spanje, zoals gewijzigd bij het Derde en het Vijfde Protocol bij het Verdrag.

Het Achtste Protocol is voor Spanje op 01-01-1990 in werking getreden.

16

Bekrachtiging van het Verdrag door Liechtenstein, zoals gewijzigd bij het Derde en het Vijfde Protocol bij het Verdrag.

Het Achtste Protocol is voor Liechtenstein op 01-01-1990 in werking getreden.

17

Toepasselijkverklaring door het Verenigd Koninkrijk vanaf 22-11-1953 voor:

Aden (buitenwerkingtreding per 30-11-1967)

Anguilla

Antigua en Barbuda (buitenwerkingtreding per 01-11-1981)

Bahama's (buitenwerkingtreding per 10-07-1973)

Barbados (buitenwerkingtreding per 30-11-1966)

Belize (buitenwerkingtreding per 21-09-1981)

Bermuda

Botswana (buitenwerkingtreding per 30-09-1966)

Brits Noord Borneo (buitenwerkingtreding per 16-09-1963)

Brits Somaliland (buitenwerkingtreding per 26-06-1960)

Britse Maagdeneilanden

Caymaneilanden

Cyprus (buitenwerkingtreding per 16-08-1960)

Dominica (buitenwerkingtreding per 03-11-1978)

Falklandeilanden

Fiji-eilanden (buitenwerkingtreding per 10-10-1970)

Gambia (buitenwerkingtreding per 18-02-1965)

Ghana (buitenwerkingtreding per 06-03-1957)

Gibraltar

Grenada (buitenwerkingtreding per 07-02-1974)

Guernsey

Guyana (buitenwerkingtreding per 26-05-1966)

Jamaica (buitenwerkingtreding per 06-08-1962)

Jersey

Kenia (buitenwerkingtreding per 12-12-1963)

Kiribati (buitenwerkingtreding per 12-07-1979)

Lesotho (buitenwerkingtreding per 04-10-1966)

Malawi (buitenwerkingtreding per 01-01-1964)

Maleise Federatie (buitenwerkingtreding per 31-08-1957)

Malta (buitenwerkingtreding per 21-09-1964)

Man

Mauritius (buitenwerkingtreding per 12-03-1968)

Montserrat

Nigeria (buitenwerkingtreding per 01-10-1960)

Saint Kitts en Nevis (buitenwerkingtreding per 19-11-1983)

Saint Lucia (buitenwerkingtreding per 22-02-1979)

Saint Vincent en de Grenadines (buitenwerkingtreding per 27-10-1979)

Salomonseilanden (buitenwerkingtreding per 07-07-1978)

Sarawak (buitenwerkingtreding per 16-09-1963)

Seychelles (buitenwerkingtreding per 29-06-1976)

Sierra Leone (buitenwerkingtreding per 27-04-1961)

Singapore (buitenwerkingtreding per 16-09-1963)

Sint-Helena, Ascension en Tristan da Cunha

Swaziland (buitenwerkingtreding per 06-09-1968)

Tanganika (buitenwerkingtreding per 09-12-1961)

Tonga (buitenwerkingtreding per 04-06-1970)

Trinidad en Tobago (buitenwerkingtreding per 31-08-1962)

Turks- en Caicoseilanden

Tuvalu (buitenwerkingtreding per 01-10-1978)

Uganda (buitenwerkingtreding per 09-10-1961)

Zambia (buitenwerkingtreding per 01-01-1964)

Zanzibar (buitenwerkingtreding per 26-04-1964)

Zuid-Georgië en de Zuidelijke Sandwicheilanden.

Toepasselijkverklaring door het Verenigd Koninkrijk voor Brunei vanaf 12-10-1967 (buitenwerkingtreding per 01-01-1984) en voor Akrotiri en Dhekelia (Soevereine BasisGeboeden op Cyprus vanaf 01-05-2004.

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 01-04-2004 de volgende verklaring afgelegd:

The Government of the United Kingdom declares that it extends the Convention to the Sovereign Base Areas of Akrotiri and Dhekelia in Cyprus, being a territory fo[lees: of] whose international relations the United Kingdom is responsible.

The Government of the United Kingdom declares on behalf of the above territory that the Government accepts the competence of the Court to receive applications as provided by Article 34 of the Convention.

18

Bekrachtiging door San Marino onder de volgende verklaring:

The Government of the Republic of San Marino, although confirming its firm undertaking neither to foresee nor to authorise derogations of any kind from the obligations subscribed, feels compelled to stress that the fact of being a State of limited territorial dimensions calls for particular care in matters of residence, work and social measures for foreigners even if they are not covered by the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms and the Protocols thereto.

Bekrachtiging door San Marino onder de volgende verklaring:

Le Gouvernement de la République de Saint-Marin, confirmant son ferme engagement de ne prévoir ni autoriser de dérogation d'aucun type aux engagements pris, est dans l'obligation de souligner que le fait d'être un Etat de dimension territoriale limitée impose une attention particulière en ce qui concerne les matières de résidence, de travail et de mesures sociales pour les étrangers, même s'ils ne sont pas couverts par la Convention de sauvegarde des Droits de l'Homme et des Libertés fondamentales et ses Protocoles.

19

Het Derde Protocol is voor Ierland op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden. Bekrachtiging van het Achtste Protocol onder de volgende verklaring:

At the time of deposit of the Instrument of Ratification, I have been directed by the Tánaiste (Deputy Prime Minister) and Minister for Foreign Affairs of Ireland to state that the Government of Ireland attach importance to the establishment by the European Commission of Human Rights, in their Rules of Procedure, of a provision that before any application is referred to a Chamber of the Commission, as provided for by Protocol No. 8, the member State against which such an application has been lodged shall be given the opportunity to express an opinion as to whether the application should be referred to a Chamber or to the plenary Commission. It is the clear understanding of the Government of Ireland that such a consultation process is to be provided for by the European Commission of Human Rights.

.

20

Het Derde Protocol is voor Noorwegen op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

21

Bekrachtiging door San Marino onder het volgende voorbehoud:

With regard to the provisions of Article 11 of the Convention on the right to form trade unions, the Government of the Republic of San Marino declares that in San Marino two trade unions exist and are active, that Articles 2 and 4 of Law No. 7 of 17 February 1961 on the protection of employment and employees foresee that associations or trade unions must register with the Law Court and that such registration may be obtained provided the association includes at least six categories of employees and a minimum of 500 members.

Bekrachtiging door San Marino onder het volgende voorbehoud:

En relation avec les dispositions de l'article 11 de la Convention en matière de droit de fonder des syndicats, le gouvernement de la République de Saint-Marin déclare qu'à Saint-Marin existent et opèrent deux syndicats, que les articles 2 et 4 de la Loi No. 7 du 17 février 1961 sur la protection du travail et des travailleurs prévoient que les associations ou les unions syndicales doivent être enregistrées auprès du tribunal et qu'un tel enregistrement peut être obtenu à condition que l'association comprenne au moins six catégories de travailleurs et un minimum de 500 inscrits.

San Marino heeft op 10-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Ministry of Foreign Affairs of the Republic of San Marino […], in accordance with Article 15 […], informs that the Republic of San Marino intends to exercise the right to derogate from its obligations under the Convention.

Following the World Health Organization's announcements, in particular that of 30 January 2020, in which the COVID-19 epidemic was declared an international public health emergency, and that of 11 March 2020, in which it was declared a "pandemic", as well as the World Health Organization's recommendations to the international community regarding the need to adopt appropriate measures and the evolution of the epidemiological situation, the highly contagious nature of COVID-19 and the increase in cases in the Republic of San Marino, the Congress of State of the Republic of San Marino (Government) has adopted a series of urgent and necessary measures to reduce and manage the spread of this virus.

Having regard to the conditions of necessity and urgency referred to in Article 2, paragraph 2, letter b) of Constitutional Law no. 183 of 15 December 2005 and Article 12 of Qualified Law no. 184 of 15 December 2005, the Republic of San Marino has adopted the following Decree-Laws:

-

Decree-Law no. 43 of 5 March 2020 entitled "Urgent measures to reduce the spread of COVID- 19 (Coronavirus)";

-

Decree-Law no. 44 of 8 March 2020 entitled "Urgent measures to reduce the spread of COVID- 19 (Coronavirus)";

-

Decree-Law no. 51 of 14 March 2020 entitled "Urgent measures to reduce and manage the spread of COVID-19 (Coronavirus)";

-

Decree-Law no. 52 of 20 March 2020 entitled "Urgent measures to reduce and manage the spread of COVID-19 (Coronavirus)";

-

Decree-Law no. 59 of 4 April 2020 - Extension of Decree-Law no. 52 of 20 March 2020 entitled "Urgent measures to reduce and manage the spread of COVID-19 (Coronavirus)" and further measures to manage the emergency.

Some of the measures taken in this context imply derogations from the obligations under the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms; therefore, the Ministry of Foreign Affairs requests that this Verbal Note be considered as notification for the purposes of Article 15 of the Convention.

It is hereby specified that, pursuant to Article 15, paragraph 1 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the derogations are consistent with the State's other obligations under international law. Furthermore, it is hereby declared that, in accordance with Article 15, paragraph 2 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the measures derogating from the obligations under the Convention are adopted in full compliance with the rights and obligations laid down in Articles 2, 3, 4 (paragraph 1) and 7.

As provided for by Decree-Law no. 59 of 4 April 2020, the measures adopted until now shall remain in force until 20 April 2020. In accordance with Article 15, paragraph 3 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Ministry of Foreign Affairs of the Republic of San Marino shall keep the Secretary General of the Council of Europe fully informed of any developments and shall send an appropriate notification when the measures have ceased to operate and all the provisions of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms are again being fully executed.

While informing that the Republic of San Marino has recognised the provisions of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms by attributing them constitutional status in its legal system, the Ministry of Foreign Affairs of the Republic of San Marino avails itself of this opportunity to reiterate San Marino's deep commitment to the protection of Human Rights and Fundamental Freedoms and to the system of the Convention.

[…]

San Marino heeft op 23-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Ministry of Foreign Affairs of the Republic of San Marino […] in accordance with Article 15 […], as well as following its Note ref. 33669/2020 dated 10 April 2020, informs that the Government of the Republic of San Marino has adopted the Decree-Law no. 62 of 17 April 2020 entitled ‘Urgent measures to reduce and manage the spread of COVID-19 (Coronavirus)’, prolonging until 4 May 2020 the urgent measures adopted to reduce and manage the spread of this virus.

While entirely confirming the content of its Note ref. 33669/2020 as far as the measures are concerned and in accordance with Article 15, paragraph 3, of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Ministry of Foreign Affairs of the Republic of San Marino will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments and will inform when these measures have ceased to operate and the provisions of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms are again being fully executed.

San Marino heeft op 11-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Ministry of Foreign Affairs of the Republic of San Marino […], in accordance with Article 15 […], as well as following its Note Ref. 35392/2020 dated 22 April 2020, informs that the Government of the Republic of San Marino has adopted Decree-Law no. 68 of 3 May 2020 entitled "Provisions for a gradual loosening of restrictive measures following Covid-19 health emergency", which introduces new provisions and partly extends until 31 May 2020 the urgent measures adopted to reduce and manage the spread of this virus. Decree-Law no. 68 of 3 May 2020 provides for a partial reduction of the restrictive measures adopted to deal with Covid-19 health emergency with regard to freedom of movement, assembly and association. The most recent legislation also provides, where possible, for the holding of remote meetings and the possibility to conduct religious and funeral ceremonies. In accordance with Article 15, paragraph 3 […], the Ministry of Foreign Affairs of the Republic of San Marino will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments and will provide a notification when these measures have ceased to operate and the provisions of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms are again being fully executed.

San Marino heeft op 07-07-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Ministry of Foreign Affairs of the Republic of San Marino […] in accordance with Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, as well as following up Note Verbale Ref. 39208 of 8 May 2020, has the honour to inform that the Government of the Republic of San Marino has adopted Decree-Law no. 108 of 30 June 2020 entitled "Final provisions relating to the COVID-19 emergency", declaring the termination of the COVID-19 emergency and of the previously enacted measures. With the aforementioned Decree-Law, the Government of the Republic of San Marino declares that all the provisions of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms are again being fully executed.

[…]

22

Bekrachtiging door Finland onder het volgende voorbehoud:

In accordance with Article 64 of the Convention, the Government of Finland makes the following reservation in respect of the right to a public hearing guaranteed by Article 6, paragraph 1 of the Convention.

For the time being, Finland cannot guarantee a right to an oral hearing insofar as the current Finnish laws do not provide such a right. This applies to:

1.

proceedings before the Courts of Appeal, the Supreme Court, the Water Courts and the Water Court of Appeal in accordance with Chapter 26 Sections 7 and 8, as well as Chapter 30 Section 20, of the Code of Judicial Procedure, and Chapter 15 Section 23, as well as Chapter 16 Sections 14 and 39, of the Water Act;

2.

proceedings before the County Administrative Courts and the Supreme Administrative Court in accordance with Section 16 of the County Administrative Courts Act and Section 15 of the Supreme Administrative Court Act;

3.

proceedings, which are held before the Insurance Court as the Court of Final Instance, in accordance with Section 9 of the Insurance Court Act;

4.

proceedings before the Appellate Board for Social Insurance in accordance with Section 8 of the Decree on the Appelate Board for Social Insurance.

.

Finland heeft op 20-12-1996 het voorbehoud met betrekking tot artikel 6, eerste lid, (zie zin beginnend met: For the time being en nrs. 1 en 2) gedeeltelijk ingetrokken. De mededeling van Finland dienaangaande luidt als volgt:

Whereas the relevant provisions of the Finnish legislation have been amended so as to better correspond to Article 6, paragraph 1, of the Convention as far as proceedings before the Water Court of Appeal as well as the County Administrative Courts and the Supreme Administrative Court are concerned;

The Republic of Finland withdraws the reservation in paragraph 1 above as far as it concerns proceedings before the Water Court of Appeal in accordance with Chapter 15 Section 23 of the Water Act, with the exception of consideration of criminal and civil cases and with the exception of consideration of petition, appeal and executive assistance cases relating to a decision given before the entry into force of the Act on Administrative Judicial Procedure on 1 December 1996, as well as of consideration of an appeal on such a matter in a superior appellate authority.

The Republic of Finland also withdraws the reservation in paragraph 2 above, with the exception of consideration of an appeal or a submission from a decision given before the entry into force of the Act on Administrative Judicial Procedure on 1 December 1996, as well as of consideration of an appeal on such a matter in a superior appellate authority.

.

De Regering van Finland heeft het bij de bekrachtiging gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel 6, dat op 20-12-1996 werd gewijzigd, op 30-04-1998 wederom gewijzigd.

De Regering van Finland heeft 01-04-1999 een verklaring afgelegd met betrekking tot het bij de bekrachtiging gemaakte voorbehoud ten aanzien van artikel 6, eerste lid.

De regering van Finland heeft op 16-05-2001 een verklaring afgelegd waarbij een voorbehoud bij artikel 6, eerste lid, dat is gemaakt bij bekrachtiging van het Verdrag en vervolgens is gewijzigd, gedeeltelijk wordt ingetrokken. De intrekking is op 16-05-2001 van kracht geworden.

Whereas the instrument of ratification contained a reservation to Article 6, paragraph 1, of the Convention, whereas after partial withdrawals of the reservation on 20 December 1996, 30 April 1998 and 1 April 1999, the reservation reads as follows:

For the time being, Finland cannot guarantee a right to an oral hearing insofar as the current Finnish laws do not provide such a right. This applies to:

1.

proceedings before the Water Courts when conducted in accordance with Chapter 16, Section 14 of the Water Act; and proceedings before the Supreme Court in accordance with Chapter 30, Section 20, of the Code of Judicial Procedure and proceedings before the Courts of Appeal as regards the consideration of petition, civil and criminal cases to which Chapter 26 (661/1978), Sections 7 and 8, of the Code of Judicial Procedure are applied if the decision of a District Court has been made before 1 May 1998, when the amendments made to the provisions concerning proceedings before Courts of Appeal entered into force;

and the consideration of criminal cases before the Supreme Court and the Courts of Appeal if the case has been pending before a District Court at the time of entry into force of the Criminal Proceedings Act on 1 October 1997 and to which existing provisions have been applied by the District Court;

and proceedings before the Water Court of Appeal as regards the consideration of criminal and civil cases in accordance with Chapter 15, Section 23, of the Water Act, if the decision of the Water Court has been given before the entry into force of the Act Amending the Code of Judicial Procedure on 1 May 1998; and the consideration of petition, appeal and executive assistance cases, in accordance with Chapter 15, Section 23, of the Water Act, if the decision of the Water Court has been given before the entry into force of the Act on Administrative Judicial Procedure on 1 December 1996;

2.

the consideration by a County Administrative Court or the Supreme Administrative Court of an appeal on a submission from a decision given before the entry into force of the Act on Administrative Judicial Procedure on 1 December 1996, as well as of consideration of an appeal on such a matter in a superior appellate authority;

3.

proceedings, which are held before the Insurance Court as the Court of Final Instance, in accordance with Section 9 of the Insurance Court Act, if they concern an appeal which has become pending before the entry into force of the Act Amending the Insurance Court Act on 1 April 1999;

4.

proceedings before the Appellate Board for Social Insurance, in accordance with Section 8 of the Decree on the Appellate Board for Social Insurance, if they concern an appeal which has become pending before the entry into force of the Act Amending the Health Insurance Act on 1 April 1999.

Whereas the relevant provisions of the Finnish legislation have been amended so as they no longer correspond to the present reservation as far as they concern proceedings before the Water Courts and the Water Court of Appeal, and as the present reservation concerning the proceedings before the County Administrative Courts and the Supreme Administrative Court is no longer relevant,

Now therefore Finland withdraws the reservation in paragraph 1 above, as far as it concerns proceedings before the Water Courts and before the Water Court of Appeal. Finland also withdraws the reservation in paragraph 2 above concerning proceedings before the County Administrative Courts and the Supreme Administrative Court.

Appendix including a summary of the respective laws referred to in the partial withdrawal of reservations The Water Court of Appeal was abolished by the Administrative Courts Act (430/1999) which entered into force on 1 November 1999. The Water Court of Appeal was merged with the Vaasa County Administrative Court, and the new court is called the Vaasa Administrative Court.

Chapter 15 of the Water Act, concerning the water courts, was repealed by the Act on the Amendment of the Water Act (88/2000) which entered into force on 1 March 2000, being part of a reform of the Finnish environmental legislation. The water courts were abolished and replaced by three environmental permit authorities.

According to Section 11 (1) of the Act on the Implementation of Environmental Legislation, the cases pending before the water courts were transferred to the environmental permit authorities insofar as petitions and requests for executive assistance referred to in the Water Act were concerned, appeal cases were transferred to the Vaasa Administrative Court and criminal cases to the competent district courts. As regards civil cases, the water courts were to decide which of them would still be considered as civil cases and which ones could be converted into petition cases to be handled by the environmental permit authorities. According to Section 17 of the Act on the Implementation of Environmental Legislation, also the Vaasa Administrative Court was to transfer the pending civil and criminal cases to the competent courts of appeal, applying, where appropriate, Section 11 (2) of the same Act to the civil cases.

Because there no longer are any provisions on the consideration of civil cases in the Water Act, and nor does the Act on the Implementation of Environmental Legislation contain separate provisions on the application of the earlier legislation to cases which have been brought before a water court or the Water Court of Appeal as a civil case and the consideration of which shall continue before another competent court as a civil case, the transferred cases shall be covered by the procedural rules existing at the time of transfer. Therefore it is no longer possible that the transferred civil cases could become subject to one of the procedures in respect of which the reservation to the Convention was made.

The reservation made in respect of proceedings before Water Courts when conducted in accordance with Chapter 16, Section 14 of the Water Act, concerning the holding of an oral hearing in a petition case after inspection, may also be withdrawn as a result of the reform of the environmental legislation. According to Chapter 16, Section 14 of the Act on the Amendment of the Water Act, the competent authorities for the consideration of petitions are the environmental permit authorities. The reservation made to Article 6 of the Convention only concerned the administrative judicial procedure applied to administrative courts and not the administrative procedure applied to other authorities.

The transitional provision concerning civil and criminal cases before the water courts may be withdrawn as there are no longer such pending cases to which the provisions of the Code of Judicial Procedure, which were in force before the Act on the Amendment of the Code of Judicial Procedure entered into force on 1 May 1998, could be applied.

According to the transitional provision in Section 82 of the Administrative Judicial Procedure Act, the Act shall not be applied to appeals or submissions made in respect of decisions given before the entry into force of the Act, nor to the consideration of such cases by a superior appellate authority on account of appeal. There are hardly any appeal cases pending before the administrative courts and the Supreme Administrative Court, where the decision subject to appeal has been given before the entry into force of the Administrative Judicial Procedure Act on 1 December 1996.

23

De Bondsrepubliek Duitsland zond op 02-10-1990 een nota aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa inzake de voortgezette toepassing vanaf 03-10-1990 van de verdragen waarbij de Bondsrepubliek Duitsland op die datum partij was. Het voor dit Verdrag relevante gedeelte van de nota luidt als volgt:

The Permanent Representation of the Federal Republic of Germany to the Council of Europe presents its compliments to the General Secretariat of the Council of Europe and has the honour to inform the Secretariat that, with regard to the continued application of treaties of the Federal Republic of Germany and the treatment of treaties of the German Democratic Republic following its accession to the Federal Republic of Germany with effect from 3 October 1990, the Treaty of 31 August 1990 between the Federal Republic of Germany and the German Democratic Republic on the establishment of German unity (Unification Treaty) contains the following relevant provisions.

1.

Article 11 — Treaties of the Federal Republic of Germany

The contracting parties proceed on the understanding that international treaties and agreements to which the Federal Republic of Germany is a contracting party, including treaties establishing membership of international organizations or institutions, shall retain their validity and that the rights and obligations arising therefrom, with the exception of the treaties named in Annex I, shall also relate to the territory specified in Article 3 of this Treaty, where adjustments become necessary in individual cases, the all-German Government shall consult with the respective contracting parties.

(The treaties listed in Annex I concern matters of status and security.)

……

The Federal Republic of Germany will proceed in accordance with these provisions.

.

24

Het Derde Protocol is voor Zweden op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

25

Bekrachtiging door de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek onder het volgende voorbehoud:

Conformément à l'article 64 de la Convention, la République fédérative tchèque et slovaque formule une réserve au sujet des articles 5 et 6 ayant pour effet que ces articles n'empêchent pas d'infliger des mesures pénitentiaires disciplinaires, conformément à l'article 17 de la Loi N° 76/1959 (Recueil des lois) relative à certaines obligations de service des soldats.

Artikel 17. Peines disciplinaires

1

Les peines disciplinaires sont: blâme, peines de simple police, peines privative de liberté, peine d'abaissement du grade d'un degré et chez les sous-officiers également peine de dégradation.

2

Les peines disciplinaires privatives de liberté sont: arrêts après le service, arrêts et arrêts à domicile.

3

Le délai maximum d'une peine disciplinaire privative de liberté est fixé à 21 jours.

Op 30-06-1993 is door het Comité van Ministers van de Raad van Europa besloten dat Tsjechië en Slowakije dienen te worden beschouwd, vanaf 01-01-1993, als partij bij het Verdrag zoals gewijzigd door het Derde, Vijfde en Achtste Protocol, en dat beide Staten vanaf die datum zijn gebonden door de door de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek bij de bekrachtiging afgelegde verklaringen met betrekking tot de erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen en de aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. Beide Staten hebben verklaard dat het door de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek bij de bekrachtiging gemaakte voorbehoud met betrekking tot de artikelen 5 en 6 van toepassing blijft.

Tsjechië heeft het bovenstaande nog eens bevestigd op 02-08-1993.

Slowakije heeft het bovenstaande nog eens bevestigd op 06-04-1994.

De verklaringen met betrekking tot de erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen en de aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens zijn door Tsjechië en Slowakije afgelegd voor 5 jaar, met stilzwijgende verlenging.

26

Bekrachtiging van het Verdrag door Roemenië, zoals aangevuld bij het Protocol van 20-03-1952 en het Tweede Protocol van 06-05-1963.

27

IJsland heeft op 29-03-1955 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor vijf jaar, te rekenen van 25-03-1955.

Verlenging tot wederopzegging op 14-04-1960 vanaf 25-03-1960.

IJsland heeft op 03-09-1958 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 23-08-1958.

Verlenging op 19-09-1961 voor drie jaar vanaf 19-09-1961.

Verlenging op 03-12-1964 voor vijf jaar vanaf 03-09-1964.

Verlenging op 26-08-1969 voor vijf jaar vanaf 03-09-1969.

Verlenging op 02-10-1974 voor vijf jaar vanaf 03-09-1974.

Verlenging op 13-08-1979 voor vijf jaar vanaf 03-09-1979.

Verlenging op 10-10-1984 voor vijf jaar vanaf 03-09-1984.

Verlenging op 02-09-1989 voor vijf jaar vanaf 02-09-1989.

Verklaring op 02-09-1994 voor onbepaalde tijd tenzij een tegengestelde verklaring wordt afgelegd.

28

Portugal heeft op 03-11-1978 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring, welke bij het nederleggen van de Portugese akte van bekrachtiging werd overhandigd, geldt voor twee jaar, te rekenen van 09-11-1978. De verklaring wordt stilzwijgend verlengd met perioden van twee jaar indien het voornemen tot opzegging niet is medegedeeld voor het verstrijken van de lopende periode.

Portugal heeft op 03-11-1978 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring, welke bij het nederleggen van de Portugese akte van bekrachtiging werd overhandigd, geldt voor twee jaar, te rekenen van 09-11-1978, en op voorwaarde van wederkerigheid. De verklaring wordt stilzwijgend verlengd met perioden van twee jaar indien het voornemen tot opzegging niet is medegedeeld voor het verstrijken van de lopende periode.

29

Oekraïne heeft op 11-09-1997 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

Ukraine recognises without reservations on its territory the validity of Article 25 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950 in regard to the recognition of the competence of the European Commission of human rights to receive petitions from any person, non-governmental organisation or group of individuals addressed to the Secretary General of the Council of Europe concerning the violation by Ukraine of the rights set forth in the Convention.

Ukraine recognises without reservations on its territory the validity of Articles 25 and 46 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950 in regard to the Protocols Nos. 4 and 7 thereto.

Oekraïne heeft op 11-09-1997 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

Ukraine recognises without reservations on its territory the validity of Article 46 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950 in regard to the recognition of the jurisdiction of the European Court of human rights, as compulsory ipso facto without special agreement, in all matters concerning the interpretation and application of the Convention.

Ukraine recognises without reservations on its territory the validity of Articles 25 and 46 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950 in regard to the Protocols Nos. 4 and 7 thereto.

30

Zwitserland heeft op 28-11-1974 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 28-11-1974.

Verlenging op 18-11-1977 voor drie jaar vanaf 28-11-1977.

Verlenging op 03-11-1980 voor drie jaar vanaf 28-11-1980.

Verlenging op 04-10-1983 voor drie jaar vanaf 28-11-1983.

Verlenging op 20-10-1986 voor drie jaar vanaf 28-11-1986.

Verlenging op 17-11-1989 voor drie jaar vanaf 28-11-1989.

Verlenging op 05-11-1992 voor drie jaar vanaf 28-11-1992.

Verlenging op 30-11-1995 voor drie jaar vanaf 28-11-1995.

Zwitserland heeft op 28-11-1974 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens, op voorwaarde van wederkerigheid.

31

Finland heeft op 10-05-1990 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor onbepaalde tijd vanaf 10-05-1990.

Finland heeft op 10-05-1990 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor onbepaalde tijd te rekenen vanaf 10-05-1990.

32

Spanje heeft op 11-06-1981 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor twee jaar, te rekenen vanaf 01-07-1981.

Verlenging op 07-06-1983 voor een periode van 01-07-1983 tot 14-10-1985.

Verlenging op 18-10-1985 voor vijf jaar vanaf 15-10-1985.

Spanje heeft op 04-10-1979 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 15-10-1979, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 24-09-1982 voor drie jaar vanaf 15-10-1982.

Verlenging op 18-10-1985 voor vijf jaar vanaf 14-10-1985.

Verlenging op 10-10-1990 voor vijf jaar vanaf 15-10-1990, met stilzwijgende verlenging voor volgende periodes van 5 jaar, tenzij een verklaring van het tegendeel wordt gedaan voor aflopen van de dan lopende periode.

33

Luxemburg heeft op 28-04-1958 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 18-04-1958.

Verlenging op 24-04-1961 voor vijf jaar vanaf 28-04-1961.

Verlenging op 05-04-1966 voor vijf jaar vanaf 28-04-1966.

Verlenging op 02-04-1971 voor vijf jaar vanaf 28-04-1971.

Verlenging op 24-04-1976 voor vijf jaar vanaf 28-04-1976.

Verlenging op 06-06-1981 voor vijf jaar vanaf 28-04-1981.

Verlenging op 26-07-1986 voor vijf jaar vanaf 28-04-1986.

Verlenging op 16-04-1991 voor vijf jaar vanaf 28-04-1991.

Verlenging op 23-04-1996 voor vijf jaar vanaf 28-04-1996.

Luxemburg heeft op 28-04-1958 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 18-04-1958, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 24-04-1961 voor vijf jaar vanaf 28-04-1961, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 05-04-1966 voor vijf jaar vanaf 28-04-1966, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 02-04-1971 voor vijf jaar vanaf 28-04-1971, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 24-04-1976 voor vijf jaar vanaf 28-04-1976, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 06-06-1981 voor vijf jaar vanaf 28-04-1981, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 26-07-1986 voor vijf jaar vanaf 28-04-1986.

Verlenging op 16-04-1991 voor vijf jaar vanaf 28-04-1991.

Verlenging op 23-04-1996 voor vijf jaar vanaf 28-04-1996.

34

Het Derde Protocol is voor Luxemburg op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

35

Griekenland heeft op 20-11-1985 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor de periode 20-11-1985 tot 19-11-1988.

Verlenging op 10-11-1988 voor drie jaar vanaf 20-11-1988.

Verlenging op 31-10-1991 voor drie jaar vanaf 20-11-1991.

Verlenging op 19-10-1994 voor drie jaar vanaf 20-11-1994.

Verlenging op 18-10-1997 voor drie jaar vanaf 20-11-1997.

Griekenland heeft op 30-01-1979 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 30-01-1979, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 14-01-1982 voor drie jaar vanaf 31-01-1982.

Verlenging op 07-12-1984 voor drie jaar vanaf 31-01-1985.

Verlenging op 24-06-1988 voor drie jaar vanaf 24-06-1988.

Verlenging op 21-06-1991 voor drie jaar vanaf 24-06-1991.

Verlenging op 02-11-1994 voor drie jaar vanaf 24-06-1994.

Verlenging op 18-10-1997 voor drie jaar vanaf 24-06-1997.

36

Bekrachtiging van het Verdrag door Slovenië, zoals aangevuld bij het Protocol van 20-03-1952 en bij het Tweede Protocol van 06-05-1963 en gewijzigd door het Derde Protocol van 06-05-1963.

37

Cyprus heeft op 09-08-1988 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De aanvaarding geldt voor 3 jaar vanaf 01-01-1989 en luidt als volgt:

On behalf of the Government of the Republic of Cyprus I further declare that the competence of the Commission by virtue of Article 25 of the Convention is not to extend to petitions concerning acts or omissions alleged to involve breaches of the Convention or its Protocols, in which the Republic of Cyprus is named as the Respondent, if the acts or omissions relate to measures taken by the Government of the Republic of Cyprus to meet the needs resulting from the situation created by the continuing invasion and military occupation of part of the territory of the Republic of Cyprus by Turkey. ’

Verlenging op 06-12-1991 voor een periode van drie jaar, vanaf 01-01-1992.

De Regering van Cyprus heeft op 13-01-1993 medegedeeld het voorbehoud gemaakt bij de aflegging van de verklaring met betrekking tot de erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen op 06-12-1991 in te trekken.

Verlenging van de verklaring met betrekking tot de erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen op 22-12-1994 voor drie jaar vanaf 01-01-1995.

Verlenging op 02-02-1998 voor de periode 01-01-1998 tot en met 31-10-1998.

Cyprus heeft op 14-01-1980 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 24-01-1980, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 04-02-1983 voor drie jaar vanaf 24-01-1983.

Verlenging op 18-03-1986 voor drie jaar vanaf 24-01-1986 op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 05-05-1989 voor drie jaar vanaf 24-01-1989.

Verlenging op 23-01-1992 voor drie jaar vanaf 24-01-1992.

Verlenging op 17-01-1995 voor drie jaar vanaf 24-01-1995.

Verlenging op 02-02-1998 voor de periode 24-01-1998 tot 01-11-1998.

38

Turkije heeft op 28-01-1987 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor 3 jaar vanaf 28-01-1987 en luidt als volgt:

The Government of Turkey, acting pursuant to Article 25 (1) of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms hereby declares to accept the competence of the European Commission of Human Rights to receive petitions according to Article 25 of the Convention subject to the following:

(i)

the recognition of the right of petition extends only to allegations concerning acts or omissions of public authorities in Turkey performed within the boundaries of the territory to which the Constitution of the Republic of Turkey is applicable;

(ii)

the circumstances and conditions under which Turkey, by virtue of Article 15 of the Convention, derogates from her obligations under the Convention in special circumstances must be interpreted, for the purpose of the competence attributed to the Commission under this declaration, in the light of Articles 119 tot[lees: to] 122 of the Turkish Constitution;

(iii)

the competence attributed to the Commission under this declaration shall not comprise matters regarding the legal status of military personnel and in particular, the system of discipline in the armed forces;

(iv)

for the purpose of the competence attributed to the Commission under this declaration, the notion of ‘a democratic society’ in paragraphs 2 of Articles 8, 9, 10 and 11 of the Convention must be understood in conformity with the principles laid down in the Turkish Constitution and in particular its Preamble and its Article 13;

(v)

for the purpose of the competence attributed to the Commission under the present declaration, Articles 33, 52 and 135 of the Constitution must be understood as being in conformity with Article 10 and 11 of the Convention.

This declaration extends to allegations made in respect of facts, including judgments which are based on such facts which have occurred subsequent to the date of deposit of the present declaration. This declaration is valid for three years from the date of deposit with the Secretary General of the Council of Europe. ’

Verlenging op 09-03-1990 voor drie jaar vanaf 28-01-1990.

Verklaring op 15-06-1992 voor drie jaar vanaf 28-01-1990. Deze verklaring vervangt de op 28-01-1990 afgelegde verklaring.

Verlenging op 11-08-1993 voor drie jaar vanaf 28-01-1993.

Verlenging op 18-12-1995 voor de periode van 28-01-1996 tot 31-01-1998.

Verlenging op 21-01-1998 vanaf 01-02-1998 tot 01-11-1998.

Turkije heeft op 26-12-1989 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor 3 jaar te rekenen vanaf 22-01-1990 en luidt als volgt:

The Government of the Republic of Turkey acting in accordance with Article 46 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, hereby recognizes as compulsory ipso facto and without special agreement the jurisdiction of the European Court of Human Rights in all matters concerning the interpretation and application of the Convention which relate to the exercise of jurisdiction within the meaning of Article 1 of the Convention, performed within the boundaries of the national territory of the Republic of Turkey, and provided further that such matters have previously been examined by the Commission within the power conferred upon it by Turkey.

This Declaration is made on condition of reciprocity, including reciprocity of obligations assumed under the Convention. It is valid for a period of 3 years as from the date of its deposit and extends to matters raised in respect of facts, including judgments which are based on such facts which have occurred subsequent to the date of deposit of the present Declaration.

Verlenging op 24-02-1993 voor drie jaar vanaf 22-01-1993.

Verlenging op 18-12-1995 voor de periode van 22-01-1996 tot 31-01-1998.

Verlenging op 21-01-1998 vanaf 01-02-1998 tot 01-11-1998.

39

Malta heeft op 30-04-1987 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor 5 jaar vanaf 01-05-1987.

Verlenging op 12-02-1992 voor vijf jaar vanaf 01-05-1992.

Verlenging op 10-04-1997 voor vijf jaar vanaf 01-05-1997.

Malta heeft op 30-04-1987 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor 5 jaar vanaf 01-05-1987 onder voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 12-02-1992 voor vijf jaar vanaf 01-05-1992.

Verlenging op 10-04-1997 voor vijf jaar vanaf 01-05-1997.

40

Bekrachtiging van het Verdrag door Bulgarije, zoals aangevuld door het Tweede Protocol van 06-05-1963.

41

San Marino heeft op 22-03-1989 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor 3 jaar vanaf 22-03-1989.

Verlenging op 10-04-1992 voor drie jaar vanaf 22-03-1992.

Verlenging op 11-04-1995 voor drie jaar vanaf 22-03-1995.

Verlenging op 13-05-1995 voor drie jaar vanaf 22-03-1998.

San Marino heeft op 22-03-1989 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor 3 jaar vanaf 22-03-1989.

Verlenging op 10-04-1992 voor drie jaar vanaf 22-03-1992.

Verlenging op 11-04-1995 voor drie jaar vanaf 22-03-1995.

Verlenging op 13-05-1995 voor drie jaar vanaf 22-03-1998.

42

België heeft op 05-07-1955 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor twee jaar, te rekenen van 29-06-1955.

Verlenging op 23-08-1957 voor twee jaar vanaf 30-06-1957.

Verlenging op 02-07-1959 voor vijf jaar vanaf 30-06-1959.

Verlenging op 04-08-1964 voor vijf jaar vanaf 30-06-1964.

Verlenging op 17-07-1969 voor twee jaar vanaf 30-06-1969.

Verlenging op 20-09-1971 voor twee jaar vanaf 30-06-1971.

Verlenging op 30-07-1973 voor twee jaar vanaf 30-06-1973.

Verlenging op 01-07-1975 voor twee jaar vanaf 30-06-1975.

Verlenging op 27-06-1977 voor vijf jaar vanaf 30-06-1977.

Verlenging op 30-06-1982 voor vijf jaar vanaf 30-06-1982.

Verlenging op 25-06-1987 voor vijf jaar vanaf 30-06-1987.

Verlenging op 10-06-1992 voor vijf jaar vanaf 30-06-1992.

Verlenging op 08-07-1997 voor vijf jaar vanaf 30-06-1997.

België heeft op 05-07-1955 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor vijf jaar, te rekenen van 29-06-1955.

Verlenging op 05-07-1960 voor vijf jaar vanaf 29-06-1960.

Verlenging op 06-12-1965 voor twee jaar vanaf 29-06-1965.

Verlenging op 27-06-1967 voor twee jaar vanaf 29-06-1967.

Verlenging op 17-07-1969 voor twee jaar vanaf 29-06-1969.

Verlenging op 20-09-1971 voor twee jaar vanaf 29-06-1971, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 30-07-1973 voor twee jaar vanaf 29-06-1973.

Verlenging op 01-07-1975 voor twee jaar vanaf 29-06-1975.

Verlenging op 27-06-1977 voor vijf jaar vanaf 29-06-1977.

Verlenging op 29-06-1982 voor vijf jaar vanaf 29-06-1982.

Verlenging op 25-06-1987 voor vijf jaar vanaf 29-06-1987.

Verlenging op 10-06-1992 voor vijf jaar vanaf 29-06-1992.

Verlenging op 08-07-1997 voor vijf jaar vanaf 29-06-1997.

43

Noorwegen heeft op 13-12-1955 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor twee jaar, te rekenen van 10-12-1955.

Verlenging op 03-12-1957 voor twee jaar vanaf 09-12-1957.

Verlenging op 07-12-1959 voor twee jaar vanaf 09-12-1959.

Verlenging op 11-12-1961 voor twee jaar vanaf 09-12-1961.

Verlenging op 09-12-1963 voor één jaar vanaf 09-12-1963.

Verlenging op 30-11-1964 voor de periode van 09-12-1964 tot en met 29-06-1967.

Verlenging op 21-06-1967 voor vijf jaar vanaf 29-06-1967.

Verlenging op 13-06-1972 voor vijf jaar vanaf 29-06-1972.

Verlenging op 17-06-1977 voor vijf jaar vanaf 29-06-1977.

Verlenging op 18-06-1982 voor vijf jaar vanaf 29-06-1982.

Verlenging op 07-08-1992 voor vijf jaar vanaf 29-06-1992.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 29-06-1997.

Noorwegen heeft op 10-07-1964 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 30-06-1964, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 21-06-1967 voor vijf jaar vanaf 29-06-1967, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 23-06-1972 voor vijf jaar vanaf 29-06-1972, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 17-06-1977 voor vijf jaar vanaf 29-06-1977, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 18-06-1982 voor vijf jaar vanaf 29-06-1982.

Verlenging op 07-08-1992 voor vijf jaar vanaf 29-06-1992.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 29-06-1997.

44

Bulgarije heeft op 07-09-1992 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen, voor een periode van drie jaar. De verklaring luidt als volgt:

Au nom du Gouvernement de la République de Bulgarie, j'ai l'honneur de déclarer que la République de Bulgarie, conformément à l'article 25, paragraphes 1 et 2 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, reconnaît la compétence de la Commission européenne des droits de l'homme d'examiner des requêtes de toute personne physique, toute organisation non-gouvernementale ou tout groupe de particuliers, relatives à tout fait survenu après l'entrée en vigueur de la présente déclaration.

La présente déclaration est valable pour une période de trois ans. Elle restera en vigueur pour chaque période de trois ans qui suit, à moins que la République de Bulgarie ne la retire au moins six mois avant l'expiration du délai de trois ans.

.

Bulgarije heeft op 07-09-1992 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens, voor een periode van drie jaar. De verklaring luidt als volgt:

Au nom du Gouvernement de la République de Bulgarie, j'ai l'honneur de déclarer que la République de Bulgarie, conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, reconnaît comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, sous condition de réciprocité, la juridiction de la Cour européenne des droits de l'homme sur toutes les questions surgies ou fondées sur des faits survenus après l'entrée en vigueur de la présente déclaration, et qui concernent l'interprétation et l'application de ladite Convention.

La présente déclaration est valable pour une période de trois ans. Elle restera en vigueur pour chaque période de trois ans qui suit, à moins que la République de Bulgarie ne la retire au moins six mois avant l'expiration du délai de trois ans.

.

45

Bekrachtiging van het Verdrag door Hongarije, zoals aangevuld door het Tweede Protocol van 06-05-1963 en gewijzigd door het Derde Protocol van 06-05-1963.

46

Ierland heeft op 25-02-1953 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

The Government of Ireland recognise the competence of the European Commission of Human Rights to receive petitions addressed to the Secretary-General of the Council of Europe from any person, non-governmental organisation or group of individuals claiming to be the victim of a violation by one of the High Contracting Parties of the rights set forth in the said Convention.

Ierland heeft op 25-02-1953 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

The Government of Ireland recognise the jurisdiction of the European Court of Human Rights as compulsory ipso facto and without special agreement in all matters concerning the interpretation and application of the said Convention, for a period of five years and thereafter until such time as notice of withdrawal of the recognition may be given.

47

In overeenstemming met artikel 65, eerste lid, heeft de Regering van Griekenland bij kennisgeving van 12-12-1969 het onderhavige Verdrag opgezegd. Buitenwerkingtreding voor Griekenland op 13-06-1970.

Griekenland heeft nogmaals een akte van bekrachtiging neergelegd op 28-11-1974.

Daar Griekenland op 08-01-1975 een akte van bekrachtiging van het Derde en het Vijfde Protocol bij het Verdrag bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa heeft nedergelegd onder de verklaring dat deze Protocollen met ingang van 28-11-1974 voor Griekenland in werking treden, is Griekenland op 28-11-1978 Partij bij het Verdrag, zoals gewijzigd bij het Derde en het Vijfde protocol, geworden.

Het Achtste Protocol is voor Griekenland op 01-01-1990 in werking getreden.

48

Het Derde Protocol is voor het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen) op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

49

Bekrachtiging door Polen van het Verdrag zoals aangevuld door het Tweede Protocol van 06-05-1963 en gewijzigd door het Derde Protocol van 06-05-1963.

50

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft op 14-01-1966 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 14-01-1966.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft op 12-09-1967 een verklaring afgelegd, geldend van 12-09-1967 tot en met 13-01-1969, voor het Baljuwschap Guernsey, de Bermuda-eilanden, Brits-Honduras, de Britse-Salomons-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, de Fidji-eilanden, de Gilbert- en Ellice-eilanden, Gibraltar, het eiland Man, Montserrat, St. Helena, St. Vincent, de Seychellen, de Turks- en Caicos-eilanden, Dominica, Grenada, het Koninkrijk Tonga en St. Lucia. Voor Broenei geldt de verklaring van 12-10-1967 tot en met 13-01-1969.

Verlenging op 11-01-1969 voor drie jaar vanaf 14-01-1969. Deze verklaring geldt eveneens voor de hierboven genoemde gebieden behalve Dominica, het Baljuwschap Guernsey en het eiland Man. Voor deze drie gebieden is de verklaring op 27-03-1969 voor drie jaar verlengd, te rekenen van 14-01-1969.

Verlenging op 12-01-1972 voor twee jaar vanaf 14-01-1972.

Verlenging op 21-04-1972 voor twee jaar vanaf 14-01-1972, voor het Baljuwschap Guernsey, de Bermuda-eilanden, Brits-Honduras, de Britse Salomons-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, de Gilbert- en Ellice-eilanden, Gibraltar, het eiland Man, Montserrat, St. Helena, de Seychellen, de Turks- en Caicos-eilanden, Dominica en St. Lucia.

Verlenging op 03-01-1974 voor twee jaar vanaf 14-01-1974.

Verlenging op 06-03-1974 voor twee jaar vanaf 14-01-1974, voor het Baljuwschap Guernsey, de Bermuda-eilanden, Belize, de Britse Salomons-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, de Gilbert- en Ellice-eilanden, Gibraltar, het eiland Man, Montserrat, St. Helena, de Seychellen, de Turks- en Caicos-eilanden, Dominica en St. Lucia.

Verlenging op 09-01-1976 voor vijf jaar vanaf 14-01-1976.

Verlenging op 30-07-1976 voor vijf jaar vanaf 14-01-1976, voor het Baljuwschap Guernsey, het Baljuwschap Jersey, Belize, de Bermuda-eilanden, de Britse Salomons-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, Gibraltar, de Gilbert-eilanden, St. Helena, St. Lucia, de Turks- en Caicos-eilanden en Tuvalu. Vanaf 01-10-1975 moet de verklaring afgelegd met betrekking tot de Gilbert- en Ellice-eilanden geacht te zijn afgelegd met betrekking tot de Gilbert-eilanden en Tuvalu.

Verlenging op 01-12-1980 voor vijf jaar vanaf 14-01-1981.

Verklaring op 19-08-1981 voor vijf jaar vanaf 14-01-1981, voor Anguilla. Verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1981, voor Belize, Bermuda, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, Gibraltar, de Turks- en Caicos-eilanden, het Baljuwschap Guernsey en St. Helena.

Verlenging op 04-12-1981 voor vijf jaar vanaf 14-01-1981 voor het Baljuwschap Jersey.

Verlenging op 07-01-1986 voor vijf jaar vanaf 13-01-1986.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1986 voor Anguilla, de Bermuda-eilanden, de Falkland-eilanden, Zuid-Georgia en de Zuidelijke Sandwich-eilanden, Gibraltar, St. Helena en onderhorigheden, de Turks- en Caicos-eilanden.

Op 09-12-1986 verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1986 voor Guernsey en Jersey.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1991.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1991, voor het baljuwschap Jersey, het baljuwschap Guernsey, Anguilla, de Bermuda-eilanden, de Falkland-eilanden, Zuid-Georgia en de Zuidelijke Sandwich-eilanden, Gibraltar, St. Helena en onderhorigheden en de Turks- en Caicoseilanden.

Aanvaarding door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland op 25-01-1991 voor vijf jaar vanaf 14-01-1991 voor Montserrat.

Aanvaarding op 03-06-1993 voor vijf jaar voor het eiland Man.

Verlenging op 19-01-1996 voor vijf jaar vanaf 14-01-1996 behalve voor het Verenigd Koninkrijk, mede voor de baljuwschappen Jersey en Guernsey, Anguilla, Bermuda, de Falkland-eilanden, Zuid-Georgië en de Zuidelijke Sandwich-eilanden, Gibraltar, en St. Helena met onderhorigheden.

Verlenging op 29-03-1996 voor vijf jaar vanaf 14-01-1996 voor de baljuwschappen Jersey en Guernsey.

Verlenging op 09-07-1996 voor vijf jaar vanaf 14-01-1996 voor Gibraltar.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1996 voor Montserrat.

Verlenging op 11-01-1999 voor vijf jaar vanaf 01-06-1998 voor het eiland Man.

51

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft op 14-01-1966 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 14-01-1966, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft op 12-09-1967 een verklaring afgelegd, geldend van 12-09-1967 tot en met 13-01-1969 en op voorwaarde van wederkerigheid, voor het Baljuwschap Guernsey, de Bermuda-eilanden, Brits-Honduras, de Britse Salomons-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, de Fidji-eilanden, de Gilbert- en Ellice-eilanden, Gibraltar, het eiland Man, Montserrat, St. Helena, St. Vincent, de Seychellen, de Turks- en Caicos-eilanden, Dominica, Grenada, het Koninkrijk Tonga en St. Lucia. Voor Broenei geldt de verklaring van 12-10-1967 tot en met 13-01-1969.

Verlenging op 11-01-1969 voor drie jaar vanaf 14-01-1969, en op voorwaarde van wederkerigheid. Deze verklaring geldt eveneens voor de hierboven genoemde gebieden behalve Dominica, het Baljuwschap Guernsey en het eiland Man. Voor deze drie gebieden is de verklaring op 27-03-1969 voor drie jaar verlengd, te rekenen van 14-01-1969.

Verlenging op 12-01-1972 voor twee jaar vanaf 14-01-1972, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 21-04-1972 voor twee jaar vanaf 14-01-1972, en op voorwaarde van wederkerigheid, voor het Baljuwschap Guernsey, de Bermuda-eilanden, Brits-Honduras, de Britse-Salomons-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, de Gilbert- en Ellice-eilanden, Gibraltar, het eiland Man, Montserrat, St. Helena, de Seychellen, de Turks- en Caicos-eilanden, Dominica en St. Lucia.

Verlenging op 03-01-1974 voor twee jaar vanaf 14-01-1974, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 06-03-1974 voor twee jaar vanaf 14-01-1974, voor het Baljuwschap Guernsey, de Bermuda-eilanden, Belize, de Britse-Salomons-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, de Gilbert- en Ellice-eilanden, Gibraltar, het eiland Man, Montserrat, St. Helena, de Seychellen, de Turks- en Caicos-eilanden, Dominica en St. Lucia. Vanaf 01-10-1975 moet de verklaring afgelegd met betrekking tot de Gilbert- en Ellice-eilanden geacht te zijn afgelegd met betrekking tot de Gilbert-eilanden en Tuvalu.

Verlenging op 09-01-1976 voor vijf jaar vanaf 14-01-1976, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 30-07-1976 voor vijf jaar vanaf 14-01-1976, en op voorwaarde van wederkerigheid, voor het Baljuwschap Jersey, het Baljuwschap Guernsey, Belize, de Bermuda-eilanden, de Britse Salomons-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, Gibraltar, de Gilbert-eilanden, St. Helena, St. Lucia, de Turks- en Caicos-eilanden en Tuvalu.

Verlenging op 01-12-1980 voor vijf jaar vanaf 14-01-1981, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verklaring op 19-08-1981 voor Anguilla voor vijf jaar vanaf 14-01-1981, en op voorwaarde van wederkerigheid, voor alle zaken welke te rekenen vanaf 14-01-1981 zich mochten voordoen en betrekking hebben op de interpretatie of toepassing van het Verdrag zoals het tot Anguilla is uitgebreid. Verlenging voor Belize, Bermuda, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, Gibraltar, de Turks- en Caicos-eilanden, het Baljuwschap Guernsey en St. Helena verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1981, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 04-12-1981 voor vijf jaar vanaf 14-01-1981 voor het Baljuwschap Jersey.

Verlenging op 07-01-1986 voor vijf jaar vanaf 13-01-1986.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1986 voor Anguilla, de Bermuda-eilanden, de Falkland-eilanden, Zuid-Georgia en de Zuidelijke Sandwich-eilanden, Gibraltar, St.Helena en onderhorigheden, de Turks- en Caicos-eilanden.

Verlenging op 09-12-1986 voor vijf jaar vanaf 14-01-1986 voor Guernsey en Jersey.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1991.

Verlenging voor vijf jaar vanaf 14-01-1991 voor het baljuwschap Jersey, het baljuwschap Guernsey, Anguilla, de Bermuda-eilanden, de Falkland-eilanden, Zuid-Georgia en de Zuidelijke Sandwich-eilanden, Gibraltar, St. Helena en onderhorigheden en de Turks- en Caicoseilanden.

Aanvaarding op 25-01-1991 voor vijf jaar vanaf 14-01-1991 voor Montserrat.

Verlenging op 19-01-1996 voor vijf jaar vanaf 14-01-1996.

Verlenging op 29-03-1996 voor vijf jaar vanaf 14-01-1996 behalve voor het Verenigd Koninkrijk, mede voor de baljuwschappen Jersey en Guernsey, Anguilla, Bermuda, de Falkland-eilanden, Zuid-Georgië en de Zuidelijke Sandwich-eilanden, Gibraltar, St. Helena met onderhorigheden en Montserrat.

Aanvaarding op 03-06-1993 voor vijf jaar voor het eiland Man.

Verlenging op 11-01-1999 voor vijf jaar vanaf 01-06-1998 voor het eiland Man.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft op 15-03-2002 de verklaringen met betrekking tot artikel 56, lid 4 bij het Verdrag, zoals gewijzigd door Protocol 11, vernieuwd. De tekst, zover relevant, luidt als volgt:

…that the Government of the United Kingdom hereby renew, under Article 56, paragraph 4, of the Convention, as amended by Protocol No. 11, in respect of the territories for the international relations of which they are reponsible, specified on the list annexed to this letter, acceptance of the competence of the European Court of Human Rights to receive individual petitions from persons, non-governmental organisations or groups of individuals, by further prolonging in respect of those territories listed the period of acceptance of such competence for five years beginning on 14 January 2001 and ending on 13 January 2006.

LIST OF TERRITORIES

List of territories for the international relations of which the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland are responsible, in respect of which the declaration of acceptance of the competence of the European Court of Human Rights to receive individual petitions from persons, nongovernmental organisations or groups of individuals is renewed:

Anguilla

Falkland Islands

Montserrat

St. Helena

St. Helena Dependencies

Gibraltar ’

Uitbreiding op 28-08-2003 voor onbepaalde tijd m.i.v., met terugwerkende kracht, 01-06-2003 tot het eiland Man.

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 14-01-2006 de volgende verklaring afgelegd:

… The Government of the United Kingdom hereby accepts, on a permanent basis, the above competence of the Court on a permanent basis for the following territories: Falklands Islands, Gibraltar, South Georgia and the South Sandwich Islands.

The Government renew the period of acceptance of the above competence of the Court for the period of five years with effect form 14 January 2006 for the following territories: Anguilla, Bermuda, the Bailiwick of Guernsey, Montserrat, St Helena, St Helena Dependencies; and also accepts the above competence of the Court for the period of five years form 14 January 2006 for the Turks and Caicos Islands …

The Government confirms, for the purposes of record, that the Convention applies to the following territories: Anguilla, Bermuda, British Virgin Islands, Cayman Islands, Falkland Islands, Gibraltar, the Bailiwick of Guernsey, Isle of Man, the Bailiwick of jersey, Montserrat, St Helena, St Helena Dependencies, South Georgia and the South Sandwich Islands, Sovereign Base Areas of Akrotiri and Dhekelia in Cyprus, Turks and Caicos Islands.

.

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 21-02-2006 de volgende verklaring afgelegd:

… that the Government of the United Kingdom hereby accepts the above competence of the Court on a permanent basis for the Cayman Islands and the Bailiwick of Guernsey.

.

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 23-02-2006 de volgende verklaring afgelegd:

[Note by the Secretariat: In accordance with the letter from the Permanent Representative of the United Kingdom, dated 21 February 2006, registered at the Secretariat General on 23 February 2006 - Or. Engl. - the current situation of territories for whose international relations the United Kingdom is responsible is the following:

1.

Application of the Convention: Anguilla, Bermuda, British Virgin Islands, Cayman Islands, Falkland Islands, Gibraltar, the Bailiwick of Guernsey, Isle of Man, the Bailiwick of Jersey, Montserrat, St Helena, St Helena Dependencies, South Georgia and South Sandwich Islands, Sovereign Base Areas of Akrotiri and Dhekelia in Cyprus, Turks and Caicos Islands.

2.

Recognition of the right of individual petition before the European Court of Human Rights:

Territorial extension renewed for a period of five years as from 14 January 2006: Anguilla, Bermuda, Montserrat, St Helena, St Helena Dependencies, Turks and Caicos Islands.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 14 January 2001: Bailiwick of Jersey.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 1 June 2003: Isle of Man.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 1 May 2004 : Sovereign Base Areas of Akrotiri and Dhekelia in Cyprus.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 14 January 2006: Falkland Islands, Gibraltar, South Georgia and South Sandwich Islands.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 23 February 2006: Bailiwick of Guernsey, Cayman Islands.]

.

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 28-09-2009 de volgende verklaring afgelegd:

I have the honour to refer to Article 56 (4) of the European Convention on Human Rights under which a State may accept the competence of the European Court of Human Rights to receive application from persons, non-governmental organisations or groups of individuals in respect of any of the territories for the international relations of which it is responsible to which the Convention has been extended.

On instructions from Her Majesty's Principal Secretary of State for Foreign and Commonwealth Affairs, I have the honour to inform you that the Government of the United Kingdom hereby accepts the above competence of the Court on a permanent basis for the British Virgin Islands.

.

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 15-10-2009 de volgende verklaring afgelegd:

I have the honour to refer to Article 56 (4) of the European Convention on Human Rights and the declaration contained in a letter dated 14 January 2006 from the United Kingdom Permanent Representative, concerning the extension, for the period of five years, of the competence of the European Court of Human Rights to receive application from persons, non-governmental organisations or groups of individuals to, inter alia, the Turks and Caicos Islands, being a territory for the international relations of which the United Kingdom is responsible.

On instructions from Her Majesty's Principal Secretary of State for Foreign and Commonwealth Affairs, I have the honour to inform you that the Government of the United Kingdom hereby accepts the above competence of the Court on a permanent basis for the Turks and Caicos Islands.

.

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 22-11-2010 de volgende verklaring afgelegd:

I have the honour to refer to Article 56 (4) of the European Convention on Human Rights and the declaration contained in a letter dated 14 January 2006 from the United Kingdom Permanent Representative, concerning the extension, for the period of five years, of the competence of the European Court of Human Rights to receive application from individuals, non-governmental organisations or groups of individuals to various territories, for the international relations of which the United Kingdom is responsible.

I now have the honour to inform you that the Government of the United Kingdom and Northern Ireland hereby accepts the above competence of the Court on a permanent basis for the following territories:

1.

Anguilla

2.

Bermuda

3.

Montserrat

4.

St Helena, Ascension and Tristan da Cunha.

[Notes by the Secretariat:

The current situation of territories for whose international relations the United Kingdom is responsible and for which it has accepted the competence of the European Court of Human Rights is the following:

1.

Application of the Convention:

Anguilla, Bermuda, British Virgin Islands, Cayman Islands, Falkland Islands, Gibraltar, the Bailiwick of Guernsey, Isle of Man, the Bailiwick of Jersey, Montserrat, St Helena, Ascension and Tristan da Cunha, South Georgia and South Sandwich Islands, Sovereign Base Areas of Akrotiri and Dhekelia in Cyprus, Turks and Caicos Islands.

2.

Recognition of the right of individual petition before the European Court of Human Rights:

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 14 January 2001: Bailiwick of Jersey.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 1 June 2003: Isle of Man.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 1 May 2004: Sovereign Base Areas of Akrotiri and Dhekelia in Cyprus.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 14 January 2006: Falkland Islands, Gibraltar, South Georgia and South Sandwich Islands.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 23 February 2006: Bailiwick of Guernsey, Cayman Islands.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 28 September 2009: British Virgin Islands.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 14 October 2009: Turks and Caicos Islands.

Territorial extension accepted on a permanent basis as from 22 November 2010: Anguilla, Bermuda, Montserrat, St Helena, Ascension and Tristan da Cunha.]

52

Italië heeft op 20-06-1973 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor twee jaar, te rekenen van 01-08-1973.

Verlenging op 29-07-1975 voor drie jaar vanaf 01-08-1975.

Verlenging op 31-07-1978 voor drie jaar vanaf 01-08-1978.

Verlenging op 21-07-1981 voor drie jaar vanaf 01-08-1981.

Verlenging op 27-07-1984 voor drie jaar vanaf 01-08-1984.

Verlenging op 15-07-1987 tot 31-12-1987.

Verlenging op 28-10-1987 voor drie jaar vanaf 01-01-1988.

Verlenging op 05-11-1990 voor drie jaar vanaf 01-01-1991.

Verlenging op 13-12-1993 voor drie jaar vanaf 01-01-1994.

Verlenging op 13-12-1996 voor drie jaar vanaf 01-01-1997.

Italië heeft op 20-06-1973 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor vijf jaar, te rekenen van 01-08-1973, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 29-07-1975 voor drie jaar vanaf 01-08-1975, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 31-07-1978 voor drie jaar vanaf 01-08-1978, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 21-07-1981 voor drie jaar vanaf 01-08-1981.

Verlenging op 27-07-1984 voor drie jaar vanaf 01-08-1984.

Verlenging op 15-07-1987 tot 31-12-1987.

Verlenging op 28-10-1987 voor drie jaar vanaf 01-01-1988.

Verlenging op 05-11-1990 voor drie jaar vanaf 01-01-1991.

Verlenging op 13-12-1993 voor drie jaar vanaf 01-01-1994.

Verlenging op 13-12-1996 voor drie jaar vanaf 01-01-1997.

53

Frankrijk heeft op 02-10-1981 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor vijf jaar, te rekenen vanaf 02-10-1981.

Verlenging op 01-10-1986 voor drie jaar vanaf 01-10-1986.

Verlenging op 25-09-1989 voor vijf jaar vanaf 25-09-1989.

Verlenging op 22-09-1994 voor vijf jaar vanaf 22-09-1994.

Frankrijk heeft op 09-03-1974 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 09-03-1974, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 03-05-1977 voor drie jaar vanaf 03-05-1977, en op voorwaarde van wederkerigheid. De verklaring heeft mede betrekking op het Derde en Vijfde Protocol.

Verlenging op 16-07-1980 voor drie jaar vanaf 16-07-1980, en op voorwaarde van wederkerigheid. De verklaring heeft mede betrekking op het Eerste, Derde en Vijfde Protocol.

Verlenging op 20-10-1983 voor drie jaar vanaf 20-10-1983. De verklaring heeft mede betrekking op het Derde en Vijfde Protocol.

Verlenging op 01-10-1986 voor drie jaar vanaf 01-10-1986.

Verlenging op 25-09-1989 voor vijf jaar vanaf 25-09-1989.

Verlenging op 22-09-1994 voor vijf jaar vanaf 22-09-1994.

54

Liechtenstein heeft op 15-08-1982 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen vanaf 08-09-1982.

Verlenging op 15-08-1985 voor drie jaar vanaf 08-09-1985.

Verlenging op 06-09-1988 voor drie jaar vanaf 20-11-1988.

Verlenging op 27-08-1991 voor drie jaar vanaf 08-09-1991.

Verlenging op 30-09-1994 voor drie jaar vanaf 08-09-1994.

Verlenging op 27-08-1997 voor drie jaar vanaf 08-09-1997.

Liechtenstein heeft op 15-08-1982 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen vanaf 08-09-1982.

Verlenging op 15-08-1985 voor drie jaar vanaf 08-09-1985.

Verlenging op 06-09-1988 voor drie jaar vanaf 08-09-1988.

Verlenging op 27-08-1991 voor drie jaar vanaf 08-09-1991.

Verlenging op 30-09-1994 voor drie jaar vanaf 08-09-1994.

Verlenging op 27-08-1997 voor drie jaar vanaf 08-09-1997.

55

Oostenrijk heeft op 03-09-1958 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 03-09-1958.

Verlenging op 04-08-1961 voor drie jaar vanaf 03-09-1961.

Verlenging op 30-07-1964 voor drie jaar vanaf 03-09-1964.

Verlenging op 10-08-1967 voor drie jaar vanaf 03-09-1967.

Verlenging op 25-08-1970 voor drie jaar vanaf 03-09-1970.

Verlenging op 27-08-1973 voor drie jaar vanaf 03-09-1973.

Verlenging op 04-08-1976 voor drie jaar vanaf 03-09-1976.

Verlenging op 04-09-1979 voor drie jaar vanaf 03-09-1979.

Verlenging op 01-06-1982 voor drie jaar vanaf 03-09-1982.

Verlenging op 25-07-1985 voor drie jaar vanaf 03-09-1985.

Verlenging op 16-09-1991 voor drie jaar vanaf 03-09-1991.

Verlenging op 17-08-1994 voor drie jaar vanaf 03-09-1994.

Verlenging op 25-08-1997 vanaf 03-09-1997 tot de datum van inwerkingtreding van Protocol nr. 11.

Oostenrijk heeft op 03-09-1958 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 03-09-1958, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 04-08-1961 voor drie jaar vanaf 03-09-1961, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 30-07-1964 voor drie jaar vanaf 03-09-1964, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 09-08-1967 voor drie jaar vanaf 03-09-1967, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 25-08-1970 voor drie jaar vanaf 03-09-1970, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 27-08-1973 voor drie jaar vanaf 03-09-1973, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 04-08-1976 voor drie jaar vanaf 03-09-1976, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 04-09-1979 voor drie jaar vanaf 03-09-1979, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 01-06-1982 voor drie jaar vanaf 03-09-1982.

Verlenging op 25-07-1985 voor drie jaar vanaf 03-09-1985.

Verlenging op 16-09-1991 voor drie jaar vanaf 03-09-1991.

Verlenging op 17-08-1994 voor drie jaar vanaf 03-09-1994.

Verlenging op 25-08-1997 vanaf 03-09-1997 tot de datum van inwerkingtreding van Protocol nr. 11.

56

Roemenië heeft op 20-06-1994 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

J'ai l'honneur de déclarer, au nom de mon Gouvernement, que la Roumanie, conformément à l'article 25 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, reconnaît la compétence de la Commission européenne des droits de l'homme à être saisie d'une requête par toute personne physique, toute organisation non-gouvernementale ou tout groupe de particuliers qui se prétend victime d'une violation par la Roumanie des droits contenus dans la Convention européenne des droits de l'homme ainsi que dans le Protocole no 4 reconnaissant certains droits et libertés autres que ceux figurant dans la Convention et dans le premier Protocole additionnel à la Convention, Strasbourg, 16 septembre 1963, et dans le Protocole no 7, Strasbourg, 22 novembre 1984, relatif aux affaires issues des violations des droits garantis par ces textes intervenant après leur entrée en vigueur pour la Roumanie.

.

Roemenië heeft op 20-06-1994 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

J'ai l'honneur de déclarer, au nom de mon Gouvernement, que la Roumanie, conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, reconnaît comme obligatoire et de plein droit et sans convention spéciale, la juridiction de la Cour européenne des droits de l'homme en ce qui concerne les droits contenus dans la Convention européenne des droits de l'homme ainsi que dans le Protocole N° 4 reconnaissant certains droits et libertés autres que ceux figurant dans la Convention et dans le premier Protocole additionnel à la Convention, Strasbourg, 16 septembre 1963, et dans le Protocole N° 7, Strasbourg, 22 novembre 1984, relatif aux affaires issues des violations des droits garantis par ces textes intervenant après leur entrée en vigueur pour la Roumanie.

.

57

Slovenië heeft op 28-06-1994 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor onbepaalde tijd en luidt als volgt:

The Republic of Slovenia declares that it recognizes for an indefinite period of time, in accordance with Article 25 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, Article 6 of Protocol No. 4 and Article 7 of Protocol No. 7, the competence of the European Commission of human rights to deal with petitions addressed to the Secretary General of the Council of Europe by any person, non-governmental organisation or group of individuals claiming to be the victim of violation of the rights set forth in the Convention and its Protocols, where the facts of the alleged violation of these rights occur after the Convention and its Protocols have come into force in respect of the Republic of Slovenia.

.

Slovenië heeft op 28-06-1994 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor onbepaalde tijd en luidt als volgt:

The Republic of Slovenia declares that it recognizes for an indefinite period of time, in accordance with Article 46 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, Article 6 of Protocol N° 4 and Article 7 of Protocol N° 7, as compulsory ipso facto and without special agreement, on condition of reciprocity, the jurisdiction of the European Court of human rights in all matters concerning the interpretation and application of the Convention and its Protocols and relating to fact occurring after the Convention and its Protocols have come into force in respect of the Republic of Slovenia.

.

58

Hongarije heeft op 05-11-1992 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen, voor een periode van vijf jaar. De verklaring luidt als volgt:

The Republic of Hungary declares that for a period of five years, which will be tacitly renewed for further periods of five years, unless the Republic of Hungary withdraws its declaration before the expiration of the appropriate term:

it recognises in accordance with Article 25 of the Convention, Article 6 of Protocol No. 4 and Article 7 of Protocol No. 7 the competence of the European Commission of human rights to receive petitions from any person, non-governmental organisation or group of individuals claiming to be the victim of a violation of the rights set forth in the Convention and its Protocols, where the facts of the alleged violation of these rights occur after the Convention and its Protocols have come into force in respect of the Republic of Hungary.

The above declaration is interpreted by the Government of the Republic of Hungary, that measures taken by the Hungarian Republic for the reparation of the violation of the aforesaid rights which had taken place prior to the entry into force of the Convention and its Protocols shall not be considered as facts of the alleged violation of these rights.

.

Hongarije heeft op 05-11-1992 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens, voor een periode van vijf jaar.

The Republic of Hungary declares that for a period of five years, which will be tacitly renewed for further periods of five years, unless the Republic of Hungary withdraws its declaration before the expiration of the appropriate term:

it recognises in accordance with Article 46 of the Convention, Article 6 of Protocol No. 4 and Article 7 of Protocol No. 7 as compulsary ipso facto and without special agreement, on condition of reciprocity, the jurisdiction of the European Court of Human Rights in all matters concerning the interpretation and application of the Convention and its Protocols and relating to facts occurring after the Convention and its Protocols have come into force in respect of the Republic of Hungary.

The above declaration is interpreted by the Government of the Republic of Hungary, that measures taken by the Hungarian Republic for the reparation of the violation of the aforesaid rights which had taken place prior to the entry into force of the Convention and its Protocols shall not be considered as facts of the alleged violation of these rights.

.

59

Polen heeft op 13-04-1993 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

Le Gouvernement de la République de Pologne conformément à l'article 25 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, ouverte à la signature à Rome le 4 novembre 1950, déclare reconnaître pour une période de trois ans à partir du 1er mai 1993 la compétence de la Commission européenne des droits de l'homme à être saisie d'un requête adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non-gouvernementale ou tout groupe de particuliers qui se prétend victime d'une violation par la Pologne des droits reconnus dans ladite Convention en raison de tout acte, de toute décision et de tout fait intervenant après le 30 avril 1993.

La validité de la présente déclaration est renouvelable par tacite reconduction pour les périodes de trois ans, si le Gouvernement de la République de Pologne, par une notification adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe, ne dénonce pas cette déclaration, moyennant un préavis d'au moins six mois avant l'expiration de la première période et des périodes successives.

.

Polen heeft op 13-04-1993 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

Le Gouvernement de la République de Pologne, conformément à l'article 46 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, ouverte à la signature à Rome le 4 novembre 1950, déclare reconnaître pour une période de trois ans à partir du 1er mai 1993, comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, sous condition de réciprocité de la part des autres Hautes Parties contractantes, la juridiction de la Cour européenne des droits de l'homme sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de ladite Convention.

La validité de la présente déclaration est renouvelable par tacite reconduction pour les périodes de trois ans, si le Gouvernement de la République de Pologne, par une notification adressée au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe, ne dénonce pas cette déclaration, moyennant un préavis d'au moins six mois avant l'expiration de la première période et des périodes successives. ’

60

Bekrachtiging van het Verdrag door Estland, zoals gewijzigd door de Protocollen Nrs. 3, 5 en 8 en zoals aangevuld door Protocol Nr. 2.

61

De Bondsrepubliek Duitsland heeft op 05-07-1955 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 01-07-1955.

Verlenging op 21-07-1958 voor drie jaar vanaf 01-07-1958.

Verlenging op 06-06-1961 voor vijf jaar vanaf 01-07-1961.

Verlenging op 15-06-1966 voor vijf jaar vanaf 01-07-1966.

Verlenging op 30-06-1971 voor vijf jaar vanaf 01-07-1971.

Verlenging op 11-06-1976 voor vijf jaar vanaf 01-07-1976.

Verlenging op 26-06-1981 voor vijf jaar vanaf 01-07-1981.

Verlenging op 01-07-1986 voor drie jaar vanaf 01-07-1986.

Verlenging op 20-06-1989 voor vijf jaar vanaf 01-07-1989.

Verlenging op 12-07-1994 voor vijf jaar vanaf 01-07-1994.

De Bondsrepubliek Duitsland heeft op 05-07-1955 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring geldt voor drie jaar, te rekenen van 01-07-1955, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 21-07-1958 voor drie jaar vanaf 01-07-1958, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 06-06-1961 voor vijf jaar vanaf 01-07-1961, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 15-06-1966 voor vijf jaar vanaf 01-07-1966, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 30-06-1971 voor vijf jaar vanaf 28-04-1971, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 11-06-1976 voor vijf jaar vanaf 01-07-1976, en op voorwaarde van wederkerigheid.

Verlenging op 26-06-1981 voor vijf jaar vanaf 01-07-1981.

Verlenging op 01-07-1986 voor vijf jaar vanaf 01-07-1986.

Verlenging op 20-06-1989 voor vijf jaar vanaf 01-07-1989.

Verlenging op 12-07-1994 voor vijf jaar vanaf 01-07-1994.

62

Bekrachtiging van het Verdrag door Litouwen, zoals gewijzigd door de Protocollen 3, 5 en 8, en zoals aangevuld door Protocol 2.

63

Bekrachtiging van het Verdrag door Andorra, zoals gewijzigd door de Protocollen 3, 5 en 8, en zoals aangevuld door Protocol 2.

64

Het Derde Protocol is voor Malta op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

65

Het Derde Protocol is voor Italië op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

66

Het Derde Protocol is voor Oostenrijk op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

67

Het Derde Protocol is voor IJsland op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

68

Het Derde Protocol is voor Turkije op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

69

Het Derde Protocol is voor de Bondsrepubliek Duitsland (mede voor het ‘Land’ Berlijn) op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden. Bekrachtiging van het Achtste Protocol onder de verklaring dat het Protocol mede zal gelden voor het ‘Land’ Berlijn vanaf de datum van inwerkingtreding voor de Bondsrepubliek Duitsland.

70

Het Derde Protocol is voor Cyprus op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

71

Het Derde Protocol is voor België op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

72

Het Derde Protocol is voor Denemarken op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

73

Het Derde Protocol is voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland op 21-09-1970 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 20-12-1971 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden. Bekrachtiging van het Achtste Protocol onder de volgende verklaringen:

In connection with the implementation of the new procedures provided for by the Protocol, I have been directed by Her Majesty's Principal Secretary of State for Foreign and Commonwealth Affairs to place on record that it is the understanding of the United Kingdom Government that the European Commission of Human Rights will establish in its Rules of Procedure or otherwise a practice of consultation between the Commission and the member State against which an application is brought on the question whether that application should be considered by a Chamber or by the full Commission.

The United Kingdom attaches considerable importance to the establishment of such a consultation process. ’

De bekrachtiging geschiedde voor: het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Jersey, Guernsey, het eiland Man, Anguilla, de Bermuda-eilanden, de Britse Maagden-eilanden, de Cayman-eilanden, de Falkland-eilanden, Zuid-Georgia en de Zuidelijke Sandwich-eilanden, Gibraltar, Montserrat, St. Helena met onderhorigheden en de Turks- en Caicos-eilanden.

74

Het Derde Protocol is voor Frankrijk op 03-05-1974 in werking getreden.

Het Vijfde Protocol is op 03-05-1974 in werking getreden.

Het Achtste Protocol is op 01-01-1990 in werking getreden.

75

Ratificatie door Liechtenstein onder de volgende verklaring:

In accordance with Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], the Principality of Liechtenstein makes the reservation that the right to respect for family life, as guaranteed by Article 8 of the Convention, shall be exercised, with regard to aliens, in accordance with the principles at present embodied in the Ordinance of 9 September 1980 (LGBl. 1980 No. 66).

De bekrachtiging door Liechtenstein geschiedde onder de volgende voorbehouden:

Réserve portant sur l'article 2

Conformément à l'article 64 de la Convention, la Principauté de Liechtenstein émet la réserve que le principe de la légitime défense, prévu par l'article 2, paragraphe 2, alinéa (a) de la Convention, s'appliquera dans la Principauté de Liechtenstein aussi à la défense des biens et de la liberté en conformité avec les principes qui trouvent actuellement leur expression dans l'article 2, alinéa (g) du Code Pénal liechtensteinois du 27 mai 1852.

Réserve portant sur l'article 6

Conformément à l'article 64 de la Convention, la Principauté de Liechtenstein émet la réserve que le principe de la publicité des audiences et du prononcé des jugements, contenu dans l'article 6, paragraphe 1 de la Convention, ne s'appliquera que dans les limites dérivées des principes qui trouvent actuellement leur expression dans les lois liechtensteinoises suivantes:

Loi du 10 décembre 1912 sur la procédure civile, LGB1. 1912 no. 9/1.

Loi du 10 décembre 1912 sur l'exercice de la juridiction et la compétence des tribunaux en causes civiles, LGB1. 1912 no. 9/2.

Loi du 31 décembre 1913 concernant l'introduction d'un code de procédure pénale, LGB1. 1914 no. 3.

Loi du 21 avril 1922 sur la procédure gracieuse, LGB1. 1922 no. 19.

Loi du 21 avril 1922 sur la justice administrative nationale, LGB1. 1922 no. 24.

Loi du 5 novembre 1925 sur la Haute Cour, LGB1. 1925 no. 8.

Loi du 30 janvier 1961 sur les impôts nationaux et communaux. LGB1. 1961 no. 7.

Loi du 13 novembre 1974 sur l'acquisition de biens fonciers, LGB1. 1975 no. 5.

Les dispositions légales de la procédure pénale en matière de délinquence juvénile, contenues dans:

—

le Code Pénal du 27 mai 1852, recueil officiel des lois et règlements liechtensteinois jusqu'à l'année 1863;

—

la loi du 7 avril 1922 sur l'organisation des tribunaux, LGB1. 1922 no. 16;

—

la loi du 1er juin 1922 concernant l'amendement de la loi pénale, du code de procédure pénale et de leurs lois additionnelles et accessoires, LGB1. 1922 no. 21;

—

la loi du 23 décembre 1958 sur la protection de la jeunesse et l'assistance sociale pour celle-ci, LGB1. 1959 no. 8.

Réserves portant sur l'article 8

Conformément à l'article 64 de la Convention, la Principauté de Liechtenstein émet la réserve que le droit au respect de la vie privée, garanti dans l'article 8 de la Convention, s'exercera, en ce qui concerne l'homosexualité, en conformité avec les principes qui trouvent actuellement leur expression dans les paragraphes 129 et 130 du Code Pénal liechtensteinois du 27 mai 1852.

Conformément à l'article 64 de la Convention, la Principauté de Liechtenstein émet la réserve que le droit au respect de la vie familiale, garanti dans l'article 8 de la Convention, s'exercera, en ce qui concerne la situation de l'enfant illégitime, en conformité avec les principes qui trouvent actuellement leur expression dans les dispositions du troisième chapitre de la première partie et du treizième chapitre de la deuxième partie du Code Civil liechtensteinois du 1er juin 1811, et en ce qui concerne la situation de la femme dans le droit matrimonial et familial, en conformité avec les principes qui trouvent actuellement leur expression dans les dispositions du cinquième chapitre de la deuxième partie de la loi sur le mariage du 13 décembre 1973 (LGB1.1974 no. 20) et du quatrième chapitre de la première partie du Code Civil liechtensteinois.

Conformément à l'article 64 de la Convention, la Principauté de Liechtenstein émet la réserve que le droit au respect de la vie familiale, garanti dans l'article 8 de la Convention, s'exercera, en ce qui concerne les étrangers, en conformité avec les principes qui trouvent actuellement leur expression dans les dispositions de l'ordonnance du 9 septembre 1980 (LGB1. 1980 no. 66).

Liechtenstein heeft op 26-04-1991 de bij de bekrachtiging gemaakte voorbehouden met betrekking tot artikel 2 en artikel 8 wat betreft homosexualiteit ingetrokken.

Liechtenstein heeft op 23-05-1991 medegedeeld dat het lijstje van wetten genoemd in het bij de bekrachtiging gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel 6, gewijzigd dient te worden als volgt:

La loi du 31 décembre 1913 concernant l'introduction d'un code de procédure pénale, LGB1, 1914 n° 3, a été remplacée par le code de procédure pénale du 18 octobre 1988, LGB1, 1988 n° 62.

Les dispositions légales de la procédure pénale en matière de délinquance juvénile ont été réglées par la loi sur la procédure pénale en matière de délinquance juvénile du 20 mai 1987, LGB1, 1988 n° 39.

.

De Regering van Liechtenstein heeft op 18-02-1999 enige voorbehouden, gemaakt bij de bekrachtiging van het Verdrag, ingetrokken.

Liechtenstein heeft op 24-05-1991 de volgende verklaring afgelegd:

In accordance with Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], the Principality of Liechtenstein makes the reservation that the principle that hearings must be held and judgments pronounced in public, as laid down in Article 6, paragraph 1, of the Convention, shall apply only within the limits deriving from the principles at present embodied in the following Liechtenstein laws:

- Act of 10 December 1912 on civil procedure, LGBl. 1912 No. 9/1

- Act of 10 December 1912 on the exercise of jurisdiction and the competence of the courts in civil cases, LGBl. 1912 No. 9/2

- Code of Criminal Procedure of 18 October 1988, LGBl. 1988 No. 62

- Act of 21 April 1922 on non-contentious procedure, LGBl. 1922 No. 19

- Act of 21 April 1922 on national administrative justice, LGBl. 1922 No. 24

- Act of 5 November 1925 on the Supreme Court (``Haute Cour''), LGBl. 1925 No. 8

- Act of 30 January 1961 on national and municipal taxes, LGBl. 1961 No. 7

- Act of 13 November 1974 on the acquisition of immovable property, LGBl. 1975 No. 5.

The statutory provisions of criminal procedure relating to juvenile delinquency, as contained in the Act on Criminal Procedure in Matters of Juvenile Delinquency of 20 May 1987, LGBl. 1988 No. 39.

76

Bekrachtiging door Portugal onder de volgende voorbehouden:

Article 5 of the Convention will be applied subject to Articles 27 and 28 of the Military Discipline Regulations, which provide for the placing under arrest of members of the armed forces.

Articles 27 and 28 of the Military Discipline Regulations read as follows:

Article 27

1.

Arrests consist of the detention of the offender in a building intended for the purpose, in an appropriate place, barracks or military establishment, in suitable quarters on board ship or, failing these, in a place determined by the competent authority.

2.

Between the reveille and sundown, during the period of detention, the members of the armed forces can perform the duties assigned to them.

Article 28

Close arrest consists of the detention of the offender in a building intended for the purpose.

Article 7 of the Convention will be applied subject to Article 309 of the Constitution of the Portuguese Republic, which provides for the indictment and trial of officers and personnel of the State Police Force (PIDE-DGS).

Article 309 of the Constitution reads as follows:

Article 309

1.

Law No. 8/75 of 25 July shall remain in force with the amendments made by Law No. 16/75 of 23 December and Law No. 18/75 of 28 December.

2.

The offences referred to in Articles 2.2, 3, 4.b and 5 of the Law referred to in the foregoing paragraph may be further defined by law.

3.

The exceptional extenuating circumstances as provided for in Article 7 of the said Law may be specifically regulated by law.

(Act No. 8/75 lays down the penalties applicable to officers, officials and associates of the former General Directorate of Security (beforehand the International and State Defence Police), disbanded after 25 April 1974, and stipulates that the military courts have jurisdiction in such cases).

Bekrachtiging door Portugal onder de volgende voorbehouden:

‛ I.

L'article 5 de la Convention ne sera appliqué que dans les limites des articles 27 et 28 du Règlement de discipline militaire qui prévoient des arrêts pour les militaires.

Les articles 27 et 28 du Règlement de discipline militaire stipulent respectivement:

Artikel 27

1

Les arrêts consistent en la réclusion de l'auteur de l'infraction dans des locaux destinés à cette fin, dans un endroit approprié, caserne ou établissement militaire, à bord d'un navire dans un local approprié et, à défaut de ceux-ci, dans un endroit déterminé par l'autorité compétente.

2

Pendant la durée de la peine, les militaires pourront exécuter, entre la sonnerie de la diane et le coucher du soleil, les services qui leur seraient prescrits.

Artikel 28

Les arrêts de rigueur consistent en la réclusion de l'auteur de l'infraction dans des locaux destinés à cette fin.

II.

L'article 7 de la Convention ne sera appliqué dans les limites de l'article 309 de la Constitution de la République portugaise qui prévoit l'inculpation et le jugement des agents et responsables de la police d'Etat (PIDE-DGS).

L'article 309 de la Constitution stipule:

Artikel 309

1

Demeurent en vigueur la noi No 8/75 du 25 juillet et les amendements à celle-ci introduits par la loi No 16/75 du 23 décembre et par la loi No 18/75 du 28 décembre.

2

Une loi pourra préciser la qualification pénale des actes visés au paragraphe 2 de l'article 2, à l'article 3, à l'alinéa b) de l'article 4 et à l'article 5 de l'instrument mentionné au paragraphe précédent.

3

Une loi pourra préciser les circonstances atténuantes exceptionnelles prévues par l'article 7 de l'instrument en question.

[La loi No 8/75 détermine les peines à appliquer aux responsables, fonctionnaires et collaborateurs de l'ancienne Direction Générale de Sécurité (auparavant Police Internationale et de Défense de l'Etat) dissoute après le 25 avril 1974 et établit que la compétence pour le jugement appartient à un tribunal militaire.]

III.

L'article 10 de la Convention ne sera appliqué que dans les limites du numéro 6 de l'article 38 de la Constitution de la République portugaise qui détermine que la télévision ne peut être propriété privée.

Le numéro 6 de l'article 38 de la Constitution stipule:

Artikel 38

‘6

La télévision ne peut être propriété privée.’

IV.

L'article 11 de la Convention ne sera appliqué que dans les limites de l'article 60 de la Constitution de la République portugaise qui interdit le ‘lock-out’.

L'article 60 de la Constitution stipule:

Artikel 60

‘Le lock-out est interdit.’

‛ V.

L'alinéa b) du numéro 3 de l'article 4 de la Convention ne sera appliqué que dans les limites de l'article 276 de la Constitution de la République portugaise qui prévoit l'établissement d'un service civil obligatoire.

‛ L'article 276 de la Constitution stipule:

Artikel 276

1

Défendre la Patrie est le devoir fondamental de tous les portugais.

2

Le service militaire est obligatoire dans les conditions et pour la durée prévue par la loi.

3

Les personnes reconnues inaptes au service militaire armé et les objecteurs de conscience effectueront selon le cas un service militaire non armé ou un service civil.

4

Un service civil peut être établi en remplacement ou en complément du service militaire et être rendu obligatoire pour les citoyens exemptés d'obligations militaires.

5

Quiconque se soustrait à l'accomplissement de ses obligations militaires ou civiques ne peut conserver ou obtenir un emploi au service de l'Etat ou d'une collectivité publique.

6

Nul pe peut subir de préjudices dans sa situation, ses avantages sociaux ou son emploi en raison de l'accomplissement du service militaire ou du service civil obligatoire. ’

VI.

L'article 11 de la Convention ne sera appliqué que dans les limites du numéro 4 de l'article 46 de la Constitution de la République portugaise qui interdit les organisations qui se réclament de l'idéologie fasciste. ’

Le numéro 4 de l'article 46 de la Constitution stipule:

Artikel 46

‘4

Seront interdites les associations armées ou de type militaire, militarisées ou para-militaires, ne relevant pas de l'Etat ou des Forces Armées ainsi que les organisations qui se réclament de l'idéologie fasciste.’ ’

.

Portugal heeft op 11-05-1987 de volgende bij de bekrachtiging op 09-11-1978 gemaakte voorbehouden ingetrokken:

a.

A l'Artricle[lees: Article] 10, en ce qui concernait l'inexistence de la propriété privée de la télévision;

b.

A l'Article 11, en ce qui concernait l'interdiction du ‘lock-out’;

c.

A l'Article 4, paragraphe 3, alinéa b, en ce qui concernait l'existence du service civil obligatoire;

d.

A l'Article 11, en ce qui concernait l'interdiction des organisations se réclamant de l'idéologie fasciste;

e.

A l'Article 1er du Protocole No. 1, en ce qui concernait la possibilité, dans des termes à déterminer par la loi, que les expropriations des possesseurs de latifundia et des grands propriétaires, chefs d'entreprises ou actionnaires ne donnent lieu à aucune indemnisation;

f.

A l'Article 2 du Protocole No. 1, en ce qui concernait le caractère non-confessionnel de l'enseignement public et la supervision par l'Etat de l'enseignement privé.

Les réserves sus-mentionnées ont été retirées de l'ordre juridique interne par la Loi No. 12/87, adoptée par l'Assemblée de la République le 7 avril 1987. ’

77

Het Achtste Protocol is voor San Marino op 01-01-1990 in werking getreden.

78

Bekrachtiging door Spanje onder de volgende voorbehouden en verklaringen:

In pursuance of Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], Spain makes reservations in respect of the application of the following provisions:

Article 11, insofar as it may be incompatible with Articles 28 and 127 of the Spanish Constitution.

Brief statement of the relevant provisions:

Article 28 of the Constitution recognises the right to organise, but provides that legislation may restrict the exercise of this right or make it subject to exception in the case of the armed forces or other corps subject to military discipline and shall regulate the manner of its exercise in the case of civil servants.

Article 127, paragraph 1, specifies that serving judges, law officers and prosecutors may not belong to either political parties or trade unions and provides that legislation shall lay down the system and modalities as to the professional association of these groups.

Spain declares that it interprets the provisions of the last sentence in Article 10, paragraph 1, as being compatible with the present system governing the organisation of radio and television broadcasting in Spain.

The provisions of Articles 15 and 17 to the effect that they permit the adoption of the measures contemplated in Articles 55 and 116 of the Spanish Constitution.

I.

Réserves

Conformément à l'article 64 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, l'Espagne formule des réserves au sujet de l'application des dispositions suivantes:

1.

Les articles 5 et 6, dans la mesure où ils seraient incompatibles avec les dispositions relatives au régime disciplinaire des Forces Armées, qui figurent au Titre XV du 2ème Traité et au Titre XXIV du 3ème Traité du Code de Justice Militaire.

Bref exposé des dispositions citées:

Le Code de Justice Militaire prévoit qu'en cas de fautes légères, le supérieur hiérarchique respectif peut infliger directement des sanctions après avoir, au préalable, élucidé les faits. La sanction de fautes graves reste soumise à une instruction du dossier de caractère judiciaire au cours de laquelle l'accusé devra nécessairement être entendu. Lesdites sanctions et le pouvoir de les imposer sont légalement définis. En tout état de cause, celui qui a fait l'objet d'une sanction peut faire appel auprès de son supérieur immédiat et ainsi de suite jusqu'au Chef de l'Etat.

2.

L'article 11, dans la mesure où il serait incompatible avec les articles 28 et 127 de la Constitution espagnole.

Bref exposé des dispositions citées:

L'Article 28 de la Constitution, qui reconnaît la liberté de se syndiquer, prévoit cependant que la loi pourra limiter ou faire exception à l'exercice de ce droit en ce qui concerne les Forces ou Corps armés ou les autres corps soumis à une discipline militaire et réglementera les particularités de son exercice en ce qui concerne les fonctionnaires publics.

L'article 127, dans son paragraphe 1, stipule que les juges, magistrats et procureurs en service actif ne pourront appartenir ni à des partis politiques ni à des syndicats et prévoit que la loi établira le système et les modalités de leur association professionnelle.

II.

Déclarations interprétatives

L'Espagne déclare qu'elle interprète:

1.

La disposition de la dernière phrase du paragraphe 1er de l'article 10 comme étant compatible avec le régime d'organisation de la radiodiffusion et de la télévision en Espagne.

2.

Les dispositions des articles 15 et 17 dans le sens qu'elles permettent l'adoption des mesures envisagées aux articles 55 et 116 de la Constitution espagnole.

(Raad van Europa-vertaling).

Spanje heeft op 28-05-1986 de volgende verklaring afgelegd naar aanleiding van de op 29-09-1979 gemaakte voorbehouden met betrekking tot de artikelen 5 en 6 van het Verdrag:

At the time of deposit of the instrument of ratification of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, on 29 September 1979, Spain formulated a reservation to Articles 5 and 6 to the extent to which those Articles might be incompatible with the provisions of the Code of Military Justice - Chapter XV of Part II and Chapter XXIV of Part III - concerning the disciplinary regime of the Armed Forces.

I have the honour to inform you, for communication to the Parties to the Convention, that these provisions have been replaced by Basic Law 12/1985 of 27 November - Chapter II of Part III and Chapters II, III and IV of Part IV - concerning the disciplinary regime of the Armed Forces, which will enter into force on 1 June 1986.

The new legislation amends the former provisions by reducing the duration of the sanctions imposing deprivation of liberty which can be applied without judicial intervention by increasing the guarantees of persons during the preliminary investigation.

Spain confirms nevertheless its reservation to Articles 5 and 6 to the extent to which those Articles might be incompatible with the provisions of Basis Law 12/1985 of 27 November - Chapter II of Part III and Chapters II, III and IV of Part IV - concerning the disciplinary regime of the Armed Forces, which will enter into force on 1 June 1986.

Lors du dépôt de l'instrument de ratification de la Convention européenne des droits de l'homme, le 29 septembre 1979, l'Espagne avait formulé une réserve aux Articles 5 et 6 dans la mesure où ils seraient incompatibles avec les dispositions du Code de Justice Militaire — Chapitre XV du Titre II et Chapitre XXIV du Titre III — sur le régime disciplinaire des Forces A rmées.

J'ai l'honneur de vous informer, pour communication aux Parties à la Convention, que ces dispositions ont été remplacées par la Loi organique 12/1985, du 27 novembre, — Chapitre II du Titre III et Chapitres II, III et IV du Titre IV — sur le régime disciplinaire des Forces Armées, qui entrera en vigueur le 1er juin 1986.

La nouvelle législation modifie la précédente, réduit la durée des sanctions privatives de liberté pouvant être imposées sans intervention judiciaire et accroît les garanties des personnes pendant l'instruction.

L'Espagne confirme néanmoins sa réserve aux Articles 5 et 6 dans la mesure où ils seraient incompatibles avec les dispositions de la Loi organique 12/1985, du 27 novembre, — Chapitre II du Titre III et chapitres II, III et IV du Titre IV — sur le régime disciplinaire des Forces Armées qui entrera en vigueur le 1er juin 1986.

Spanje heeft op 23-05-2007 de volgende verklaring afgelegd:

Spain, in accordance with Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], reserves itself the implementation of Articles 5 and 6 insofar as they could be incompatible with the Organic Law 8/1998, of 2 December, Chapters II and III of Tile[lees: Title] III and Chapters I, II, III, IV and V of Title IV of the Disciplinary Regime of the Army Forces, which came into force on 3 February 1999.

79

Bekrachtiging door de Oekraïne van het Verdrag zoals gewijzigd door het Derde, Vijfde en Achtste Protocol en zoals aangevuld door het Tweede Protocol.

80

Het Achtste Protocol is voor Finland op 01-01-1990 in werking getreden.

81

Bekrachtiging door Zwitserland onder de volgende voorbehouden en verklaringen:

Réserve portant sur l'article 5

Les dispositions de l'article 5 de la Convention seront appliquées sans préjudice, d'une part, des dispositions des lois cantonales autorisant l'internement de certaines catégories de personnes par décision d'une autorité administrative, et, d'autre part, des dispositions cantonales relatives à la procédure de placement d'un enfant ou d'un pupille dans un établissement en vertu du droit fédéral sur la puissance paternelle ou sur la tutelle (articles 284, 386, 406 et 421, chiffre 13, du Code civil suisse).

Réserve portant sur l'article 6

Le principe de la publicité des audiences proclamé à l'article 6, paragraphe 1, de la Convention ne sera pas applicable aux procédures qui ont trait à une contestation relative à des droits et obligations de caractère civil ou au bien-fondé d'une accusation en matière pénale et qui, conformément à des lois cantonales, se déroulent devant une autorité administrative.

Le principe de la publicité du prononcé du jugement sera appliqué sans préjudice des dispositions des lois cantonales de procédure civile et pénale prévoyant que le jugement n'est pas rendu en séance publique, mais est communiqué aux parties par écrit.

Déclaration interprétative de l'article 6, paragraphe 1

Pour le Conseil federal suisse, la garantie d'un procès équitable figurant à l'article 6, paragraphe 1, de la Convention, en ce qui concerne soit les contestations portant sur des droits et obligations de caractère civil, soit le bien-fondé de toute accusation en matière pénale dirigée contre la personne en cause, vise uniquement à assurer un contrôle judiciaire final des actes ou décisions de l'autorité publique qui touchent à de tels droits ou obligations ou à l'examen du bienfondé d'une telle accusation.

Déclaration interprétative de l'article 6, paragraphe 3, lettres c et e

Le Conseil fédéral suisse déclare interpréter la garantie de la gratuité de l'assistance d'un avocat d'office et d'un interprète figurant à l'article 6, paragraphe 3, lettres c et e, de la Convention comme ne libérant pas définitivement le bénéficiaire du paiement des frais qui en résultent.

.

De Regering van Zwitserland heeft bij brief van 26-01-1982 medegedeeld, dat zij het bij de bekrachtiging van het Verdrag op 28-11-1974 gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel 5 van het Verdrag met ingang van 1 januari 1982 intrekt.

Zwitserland heeft op 19-05-1988 de bij de bekrachtiging op 28-11-1974 afgelegde interpretatieve verklaring gewijzigd als volgt:

Pour le Conseil federal suisse, la garantie d'un procès équitable figurant à l'article 6, paragraphe 1, de la Convention, en ce qui concerne les contestations portant sur des droits et obligations de caractère civil, vise uniquement à assurer un contrôle judiciaire final des actes ou décisions de l'autorité publique qui touchent à de tels droits ou obligations. Par ‘contrôle judiciaire final’, au sens de cette déclaration, il y a lieu d'entendre un contrôle judiciaire limité à l'application de la loi, tel qu'un contrôle de type cassatoire. ’

De regering van Zwitserland heeft op 29-08-2000 de bij de bekrachtiging met betrekking tot artikel 6 gemaakte voorbehouden en verklaringen ingetrokken. De intrekking is op 29-08-2000 van kracht geworden.

82

Bekrachtiging van het Verdrag door De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, zoals gewijzigd door de Protocollen 3, 5 en 8, en zoals aangevuld door Protocol nr. 2.

83

Bekrachtiging van het Verdrag door Letland, zoals gewijzigd door de Protocollen nrs. 3, 5 en 8 en zoals aangevuld door Protocol nr. 2.

84

Bekrachtiging door Moldavië van het Verdrag zoals gewijzigd door het Derde, Vijfde en Achtste Protocol en zoals aangevuld door het Tweede Protocol.

85

Bekrachtiging door de Oekraïne onder de volgende voorbehouden:

The provisions of Article 5, paragraph 1, of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950 shall apply in the part that does not contradict paragraph 13 of Chapter XV of the Transitional Provisions of the Constitution of Ukraine and Articles 106 and 157 of the Criminal Procedure Code of Ukraine concerning the detention of a person and the arrest warrant issued by the public prosecutor.

Such reservations will be in force until the appropriate amendments to the Criminal Procedure Code of Ukraine have been made or until the adoption of the new Criminal Procedure Code of Ukraine, but not later than 28 July 2001.

3.

The provisions of Article 5, paragraph 3, of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950 shall apply in the part that does not contradict paragraphs 50, 51, 52 and 53 of the Interim Disciplinary Statute of the Armed Forces of Ukraine approved by the Decree No 431 of the President of Ukraine dated 7 October 1993, concerning the imposition of arrest as a disciplinary sanction.

Disciplinary penalties which are imposed on soldiers, sailors, sergeants and sergeants-majors

Article 50. On soldiers (sailors) of fixed-date service can be imposed such sanctions:

a)

remark;

b)

reprimand;

c)

severe reprimand;

d)

deprivation of regular release from location of military unit or from ship on the bank;

e)

appointment out of turn on duty to work - till 5 duties;

f)

arrest with supervision in the guard-room till 10 days;

g)

deprivation of breastplate "Excellent specialist";

h)

reducing of the senior soldier (senior sailor) to the rank.

Article 51. On soldiers and sailors of contract service can be imposed such sanctions:

a)

remark;

b)

reprimand;

c)

severe reprimand;

d)

appointment out of turn on duty to work - till 5 duties;

e)

arrest with supervision in the guard-room till 10 days;

f)

deprivation of breastplate "Excellent specialist of the Armed Forces of Ukraine";

g)

reducing of the senior soldier (senior sailor) to the rank;

h)

discharge from military service for service incompliance.

Article 52. On sergeants and sergeants-majors of fixed-date service can be imposed such sanctions:

a)

remark;

b)

reprimand;

c)

severe reprimand;

d)

deprivation of regular release from location of military unit or from ship on the bank;

e)

arrest with supervision in the guard-room till 10 days;

f)

deprivation of breastplate "Excellent specialist";

g)

demotion;

h)

demotion in military rank by one grade;

i)

demotion in military rank by one grade with transfer to a lower post;

j)

reducing of the sergeant (sergeant-major) to the rank.

Article 53. On sergeants and sergeants-majors of contract service can be imposed such sanctions:

a)

remark;

b)

reprimand;

c)

severe reprimand;

d)

arrest with supervision in the guard-room till 7 days;

e)

deprivation of breastplate "Excellent specialist of the Armed Forces of Ukraine";

f)

demotion;

g)

demotion in military rank by one grade;

h)

demotion in military rank by one grade with transfer to a lower post;

i)

reducing of the sergeant (sergeant-major) to the rank;

j)

discharge from military service for service incompliance.

4.

Ukraine fully recognises on its territory the validity of Article 6, paragraph 3.d, of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950 in regard to the defendant's right to obtain the attendance and examination of witnesses (Articles 263 and 303 of the Criminal Procedure Code of Ukraine) and as regards the rights of the suspect and persons charged in pretrial proceedings to submit petitions for the attendance and examination of witnesses and the confrontation with them in accordance with Articles 43, 431 and 142 of the above-mentioned Code.

5.

The provisions of Article 8 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950 shall apply in the part that does not contradict paragraph 13 of Chapter XV ‘Transitional Provisions’ of the Constitution of Ukraine and Articles 177 and 190 of the Criminal Procedure Code of Ukraine concerning warrants for arrest and search warrants issued by the public prosecutor.

Such reservations will be in force until the appropriate amendments to the Criminal Procedure Code of Ukraine have been made or until the adoption of the new Criminal Procedure Code of Ukraine, but not later than 28 July 2001.

Appendices to the reservations

Paragraph 13 of the Chapter containing the Transitional Provisions in the Constitution of Ukraine

13

The existing procedure for the arrest, custody and detention of persons suspected of committing an offence and the procedure for carrying out an inspection and search of a person's home and other property shall be retained for five years after the entry into force of the present Constitution. ’

Articles 43, 431, 106, 142, 157, 177, 190, 263 and 303 of the Ukrainian Code of Criminal Procedure

Artikel 43. The accused and his rights

The term ‘accused’ shall denote a person whom it has been decided to bring to court as an accused person according to the procedure established by the present Code. After he has been brought to court, the accused shall be referred to as a defendant.

The accused shall be entitled to know the charge against him; to give evidence about the charge or to refuse to give evidence and answer questions; to be provided with a defence counsel and see him before the first questioning; to submit evidence; to lodge pleas; to be acquainted with all the documents of the case after the completion of the preliminary investigation or inquiry; to take part in the judicial proceedings at the court of first instance; to make challenges; to lodge appeals against the actions and decisions of the person carrying out the inquiry, the investigator, the public prosecutor, the judge and the court.

The defendant shall be entitled to make the final address to the court.

Artikel 431. The suspect

The following shall be considered suspects:

1.

a person detained on suspicion of committing an offence;

2.

a person against whom a preventive measure has been taken until it is decided to bring him to court as the accused.

The suspect shall be entitled to know of what he is suspected; to give evidence or refuse to give evidence and answer questions; to be provided with a defence counsel and see him before the first questioning; to submit evidence; to lodge pleas and make challenges; to apply for reconsideration by the public prosecutor of the legality of his detention; to make appeals against the actions and decisions of the person carrying out operational investigative activities and inquiries, the investigator and the public prosecutor.

The fact that the suspect has been informed of his rights shall be mentioned in the record of detention or the decision to apply a preventive measure.

Artikel 106. Detention of a person suspected of committing an offence by an organ of inquiry

An organ of inquiry shall be entitled to detain a person suspected of committing an offence for which a penalty in the form of deprivation of freedom could be imposed, subject to the existence of one of the following grounds:

1.

if the person was discovered committing an offence or immediately after committing one;

2.

if eye-witnesses, including victims, directly identify this person as the one who committed the offence;

3.

if clear traces of the offence are found on the body of the suspect or on the clothing which he is wearing or which is kept at his home.

If there are other data which constitute grounds for suspecting the person of committing an offence, he may be detained only if he attempted to escape, or if he has no permanent place of residence, or if the identity of the suspect has not been established.

For each case of detention of a person suspected of committing an offence, the organ of inquiry shall be required to draw up a record mentioning the grounds, the motives, the day, time, year and month, the place of detention, the explanations of the person detained and the time when it was recorded that the suspect was informed of his right to have a meeting with the defence counsel before his first questioning in accordance with the procedure provided for in Part 2 of Article 21 of the present Code. The organ of inquiry shall also be required to notify the public prosecutor of the detention in writing within twenty-four hours and, at his request, give him the documents constituting grounds for detention. The record of detention shall be signed by the person who drew it up and by the detained person. Within forty-eight hours of the time of receipt of notification of detention, the public prosecutor shall be required to authorise the person detained to be taken into custody or order his release.

The organ of inquiry shall inform the suspected person's family of his detention if his place of residence is known.

Artikel 142. Explaining to the Accused his Rights during the Investigation

When bringing a charge, the investigator shall be required to explain to the accused that during the preliminary investigation he is entitled:

1.

to be informed of the charge against him;

2.

to make a statement in respect of the charge or refuse to make a statement and answer questions;

3.

to submit evidence;

4.

to request the questioning of witnesses, cross-examinations and expert examinations, call for evidence and have it added to the case file and make requests on any other matters of significance for establishing the truth in the case;

5.

to challenge the investigator, public prosecutor, expert, specialist and interpreter;

6.

with the investigator's consent, to be present when certain stages of the investigation are carried out;

7.

to be acquainted with all the documents of the case after the completion of the preliminary investigation;

8.

to be provided with a defence counsel and see him before the first questioning;

9.

to lodge appeals against the actions and decisions of the investigator and the public prosecutor.

The investigator shall record that the accused's rights have been explained to him in the decision to bring a charge against him, and the accused shall confirm this by his signature.

Artikel 157. The Duties of the Public Prosecutor when Issuing a Warrant for Arrest

The public prosecutor shall issue a warrant for the arrest of a suspect or accused subject to the existence of the grounds prescribed by law. When deciding whether to issue a warrant for arrest, the public prosecutor shall be required to study conscientiously all the relevant documents and, where necessary, question the suspect or accused personally. In the case of a suspect or accused under the age of majority, such questioning shall be mandatory.

The right to issue a warrant for the arrest of a person shall lie with the Public Prosecutor General of Ukraine, the public prosecutors of the Republic of Crimea, the oblasts, the cities of Kyiv and Sevastopol, equivalent public prosecutors and their deputies, and town and district public prosecutors and equivalent public prosecutors. The same right shall also lie with the deputy public prosecutors of towns and districts with a population of over 150,000, unless otherwise stipulated in a special order of the Public Prosecutor General of Ukraine.

Artikel 177. Grounds for Making a Search

The investigator shall carry out a search in cases where he has sufficient information to consider that the tools of the offence, substances and valuables obtained by criminal means and other items and documents which are of importance for establishing the truth in the case are hidden on certain premises or in a certain place or on a certain person.

The investigator shall also carry out a search in cases where he has sufficient information to the effect that an offender is hiding on certain premises or in a certain place.

The search may be carried out at the investigator's behest only with the consent of the public prosecutor or his deputy.

In urgent cases a search may be carried out without the public prosecutor's consent, subject to the public prosecutor being notified within 24 hours both of the search and of its results.

Artikel 190. Carrying out an Examination

In order to discover traces of an offence and other material evidence and to elucidate the circumstances of an offence as well as other circumstances which are of importance to the case, the investigator shall make an examination of the relevant place, premises, items and documents.

In urgent cases an inspection of the scene of the offence may be carried out before the opening of the criminal case. In such cases, where there are grounds therefor, the criminal proceedings shall be opened immediately after the examination of the scene of the offence.

The investigator shall draw up a record of the results of the examination.

Artikel 263. The Defendant's Rights during the Trial

During the court session, the defendant shall have the right:

1.

to make challenges;

1.1.

to have the case tried by a bench of judges in theases prescribed by law;

2.

to be provided with a defence counsel or deal with his own defence;

3.

to make requests (pleas) and express his views on the requests (pleas) of other persons;

4.

to request the Court to add documents to the case file, summon witnesses, appoint expert commissions and call for further evidence;

5.

to give evidence on the substance of the case at any stage in the trial or refuse to give evidence and answer questions;

6.

to request the court to make public the evidence available in the case;

7.

to put questions to other defendants, witnesses, experts, specialists, the victim, a civil plaintiff or a civil respondent;

8.

to take part in the examination of material evidence, the scene of the offence and documents;

9.

to take part in the Court proceedings in the absence of a defence counsel;

10.

to make the final address to the Court.

Artikel 303. The Questioning of a Witness

Witnesses shall be questioned individually and in the absence of other witnesses not yet questioned.

Before being questioned on the substance of the case, each witness shall be asked questions to elucidate his relations with the defendant and the victim and shall be invited to say everything he knows about the case.

After the witness has said everything he knows about the case, he shall be questioned by the public prosecutor, the prosecuting lawyer, the victim, the civil plaintiff, the civil respondent, the defence counsel, the counsel for the civil respondent, the defendant, the judge and the people's assessors.

If a witness is summoned to the Court session at the request of the public prosecutor or other participants in the trial, first the participant in the trial who requested the summoning of the witness shall be the first to question the witness. A witness summoned by the Court itself shall be questioned according to the general procedure.

Throughout the questioning of the witness by the participants in the trial, the Court shall be entitled to ask him questions with a view to clarifying and supplementing his answers.

Witnesses who have been questioned shall remain in the courtroom and may not leave it until the end of the trial without the consent of the presiding judge.

Paragraphs 50, 51, 52 and 53 of the Interim Disciplinary Statute of the Armed Forces of Ukraine

50

The head of the socio-psychological service — the deputy commanding officer of the brigade (regiment, separate battalion or commander of ship of class 1 and 2) shall:

(…) take part in work to prevent offences among the personnel, to strengthen military discipline, to strengthen esprit de corps and encourage priority to be given to highly moral and humane standards in relations between servicemen;

51

The deputy commander of the brigade (regiment, separate battalion) responsible for arms (in the engineering and aviation service), or the commander of a technical unit, is responsible in both peace time and war time for (…) the readiness of subdivisions and services directly subordinate to him, military training and education, military discipline (…).

52

The deputy commanding officer of a brigade (regiment, separate battalion) responsible for arms (the engineering and technical service) and the head of a technical unit shall:

(…)

In a military unit where a deputy commanding officer responsible for arms is not on the staff, his duties are carried out by the head of the road transport service or one of the technical services of the military unit. He is subordinate to the commanding officer of the military unit and is the direct leader of the personnel of subdivisions and services directly subordinate to him.

53

The deputy commanding officer of a brigade (regiment) in the rear is responsible (…) for military training, education, military discipline (…).

Oekraïne heeft op 10-07-2000 de volgende verklaring afgelegd:

The provisions of Article 5, paragraph 3, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms of 1950 shall apply in the part that does not contradict Articles 48, 49, 50 and 51 of the Disciplinary Statute of the Armed Forces of Ukraine concerning the imposition of arrest as a disciplinary sanction.

The amendments (...) were purely formal and consisted mainly in a renumbering of certain provisions of the Interim Disciplinary Statute (Articles 50, 51, 52 and 53 became Articles 48, 49, 50 and 51).

The above-mentioned Articles (...) are now worded as follows: The Law of Ukraine "On Disciplinary Statute of the Armed Forces of Ukraine" of 24 March 1999

Disciplinary penalties which are imposed on soldiers (sailors), sergeants (sergeants-majors)

Article 48. On soldiers (sailors) of fixed-date service can be imposed such sanctions:

a)

remark;

b)

reprimand;

c)

severe reprimand;

d)

deprivation of regular release from location of military unit or from ship on the bank;

e)

appointment out of turn on duty to work - till 5 duties;

f)

arrest with detention in the guard-room till 10 days;

g)

reducing of the senior soldier (senior sailor) to the rank.

Article 49. On soldiers (sailors) of contract service can be imposed such sanctions:

a)

remark;

b)

reprimand;

c)

severe reprimand;

d)

warning of service incompliance;

e)

appointment out of turn on duty to work - till 5 duties;

f)

arrest with detention in the guard-room till 10 days;

g)

reducing to the senior soldier (senior sailor) rank;

h)

discharge from military service by contract for non-execution of terms of contract or service incompliance.

Article 50. On sergeants (sergeants-majors) of fixed-date service can be imposed such sanctions:

a)

remark;

b)

reprimand;

c)

severe reprimand;

d)

deprivation of regular release from location of military unit or from ship on the bank;

e)

arrest with detention in the guard-room till 10 days;

f)

demotion;

g)

demotion in military rank by one grade;

h)

demotion in military rank by one grade with transfer to a lower post;

i)

reducing of the sergeant (sergeant-major) to the rank.

Article 51. On sergeants (sergeants-majors) of contract service can be imposed such sanctions:

a)

remark;

b)

reprimand;

c)

severe reprimand;

d)

warning of imperfect service compliance;

e)

arrest with detaining in the guard-room till 7 days;

f)

demotion;

g)

demotion in military rank on one grade;

h)

demotion in military rank on one grade with transferring to lower post;

i)

reducing to the sergeant (sergeant-major) rank;

j)

discharge from military service by contract for non-execution of terms of contract or service incompliance.

De regering van Oekraïne heeft op 27-07-2000 een mededeling gedaan met betrekking tot het bij de bekrachtiging gemaakte voorbehoud m.b.t. artikel 5, derde lid.

De voorbehouden bij artikel 5, eerste lid, en artikel 8, gemaakt bij bekrachtiging van het Verdrag door de regering van de Oekraïne, zijn van kracht tot uiterlijk 28-06-2001 in plaats van tot uiterlijk 28-07-2001.

Oekraïne heeft op 30-06-2016 de volgende verklaring afgelegd:

… has the honour to convey the following information in accordance with the obligations of the Government of Ukraine under Article 15, paragraph 3, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, signed at Rome on 4 November 2015.

In February 2014, the Russian Federation launched armed aggression against Ukraine and illegally occupied a part of the territory of Ukraine – the Autonomous Republic of Crimea and the city of Sevastopol, and today exercises overall effective control over certain districts of the Donetsk and Luhansk oblasts of Ukraine. These actions are in gross violation of the Charter of the United Nations, the Charter of the Council of Europe, other legally binding international instruments and constitute a threat to democracy, human rights and the rule of law in Europe. The Russian Federation, as the Aggressor State and Occupying Power, bears full responsibility for respecting human rights in temporarily occupied territories of Ukraine under international humanitarian law as well as in accordance with international human rights law.

Ongoing armed aggression of the Russian Federation against Ukraine, together with war crimes and crimes against humanity committed both by regular Armed Forces of the Russian Federation and by the illegal armed groups guided, controlled and financed by the Russian Federation, constitutes a public emergency threatening the life of the nation in the sense of Article 15, paragraph 1, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

In order to ensure the vital interests of the society and the State, the Verkhovna Rada of Ukraine, the Cabinet of Minister of Ukraine and other authorities adopted legal acts, which constituted the derogation from certain obligations of Ukraine under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, among them the Law of Ukraine “On Amendments to the Law of Ukraine “On Combating Terrorism” regarding the preventive detention of persons, involved in terrorist activities in the anti-terrorist operation area for a period exceeding 72 hours” of 12 August 2014, the Law of Ukraine “On Amendments to the Criminal Procedure Code of Ukraine regarding the special regime of pre-trial investigation under martial law, in state of emergency or in the anti-terrorist operation area” of 12 August 2014, the Law of Ukraine “On Administering Justice and Conducting Criminal Proceedings in Connection with the Anti-terrorist Operation” of 12 August 2014 and the Law of Ukraine “On Military and Civil Administrations” of 3 February 2015.

On the above-mentioned basis, the Ukrainian Side exercised its right to derogate from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms on the territory of certain areas of Donetsk and Luhansk oblasts of Ukraine, which are under control of the Government of Ukraine, and informed the Secretary General of the Council of Europe of the measures which Ukrainian authorities had taken and the reasons therefor by the Verbal Note №31011/32-119/1-678 of 5 June 2015. On 3 November 2015 by the Verbal Note №31011/32-119/1-1124 the Ukrainian Side specified areas of the Donetsk and Luhansk oblasts of Ukraine, covered by the derogation submitted by the Government of Ukraine on the basis of the Resolution of the Verkhovna Rada of Ukraine N462-VIII of 21 May 2015.

One year after adopting the Resolution of the Verkhovna Rada of Ukraine “On Derogation from Certain Obligations under the International Covenant on Civil and Political Rights and the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms” №462-VIII of 21 May 2015, Ukrainian authorities reviewed the security situation in certain areas of Donetsk and Luhansk oblasts of Ukraine which fall within the scope of derogation. According to the security, defence and law enforcement agencies of Ukraine, it remains tense and fragile. In defiance of the Minsk agreements, the illegal armed groups and Russian Armed Forces place firing positions in residential neighborhoods of the occupied settlements and, using heavy weapons prohibited by the Minsk agreements, continue to shell the positions of the Ukrainian Armed Forces.

The official statistics show that as of 30 May 2016, at least 6,380 attacks from Russian-backed militants against Ukraine’s Armed Forces have been reported starting this year. 42 Ukrainian soldiers have been killed and 350 have been wounded. The facts of disregard by the Russian occupation forces of the Minsk agreements in terms of the withdrawal of heavy weapons are constantly recorded. From the beginning of 2016, 699 cases of the presence of tanks, artillery systems of over 100 mm calibre, MLRS’s and mortars near the contact line have been confirmed.

In June 2016, security situation in Donbas started to deteriorate rapidly. Russia-led terrorist forces continued to blatantly violate ceasefire and heavy weapons withdrawal commitments under the Minsk agreements. They widely used heavy weapons, mostly mortars and high calibre artillery. As a result, 7 Ukrainian soldiers were killed and 18 were wounded between 16 and 21 June. On 22 June 2016, 1 Ukrainian soldier was killed and 11 were wounded; over 300 mortar shells and more than 160 projectiles were fired at Ukrainian positions. Current shelling intensity is similar to an active fighting phase of August 2015.

On 22 June 2016, OSCE SMM monitors were shelled with mortars by pro-Russian militants in the Donetsk region. The fire came from 82mm calibre mortars, which had to be withdrawn under the Minsk Agreements. The uncontrolled border remains a critical impediment to the de-escalation as Russia continues sending its weaponry, regular troops and mercenaries to Donbas. On 27 May - 3 June 2016, Russia supplied through the uncontrolled sections of the Ukrainian state border to Donbas nearly 2500 tons of fuel, more than 160 tons of ammunition, 9 MLRS “Grad”, 2 self-propelled artillery systems “Akatsiya”, 36 “T-72” tanks and 6 armoured vehicles. On 22 June 2016, 2 self-propelled howitzers, 6 infantry fighting vehicle, 6 howitzers and 10 trucks were brought to the town of Chervonopartyzansk in the Luhansk region from the Russian territory.

The fact that the situation in the East of Ukraine remains tense and volatile is confirmed by many reports of international organisations, operating in the conflict-affected area, and in the first place by the United Nations Human Rights Monitoring Mission in Ukraine. According to the Fourteenth report of the Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights (OHCHR) on the situation of human rights in Ukraine, based on the work of HRMMU, from mid-April 2014 to 15 May 2016, OHCHR recorded 30 903 casualties in the conflict area in eastern Ukraine, among Ukrainian armed forces, civilians and members of the armed groups. This includes 9 371 people killed and 21 532 injured (para. 3).

The Ukrainian Side, having established that the circumstances which led to submitting the derogation still prevail, has found it necessary to continue to exercise in relation to the situation in certain areas of Donetsk and Luhansk oblasts of Ukraine, which are under control of the Government of Ukraine, the powers described in above-mentioned legislative acts. To the extent that the exercise of these powers may be inconsistent with the obligations imposed by the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Ukrainian Side has availed itself of the right of derogation conferred by Article 15, paragraph 1, of the Convention and will continue to do so until further notice.

In pursuance of Article 15, paragraph 3, of the Convention the Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe has the honour to transmit the reviewed list of localities in Donetsk and Luhansk oblasts under control/partially controlled by the Government of Ukraine as of June, 14, 2016.

At the same time, the Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe emphasises once again the need to adopt a very careful approach for the establishment of facts as to whether the areas of Donetsk and Luhansk oblasts of Ukraine, which as specified in this Note Verbale, are partially controlled by the Government of Ukraine, are under effective overall control and jurisdiction of either Ukraine or Russian Federation as an Aggressor State. The European Court of Human Rights will have to take into account the particular circumstances of each case at a given moment in time.

-----

for the list of localities:

see Notification JJ8172C TR./005-190 of 01-07-2016 on website of the depositary

Oekraïne heeft op 03-12-2019 de volgende verklaringen afgelegd:

I.Communication in accordance with the obligations of the Government of Ukraine under Article 15 paragraph 3 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms
1.

Considering that the Russian Federation is committing a crime of aggression against Ukraine and is temporarily occupying a part of its territory by the armed formations of the Russian Federation, which consist of regular units subordinated to the Ministry of Defence of the Russian Federation, units and special formations subordinated to other security agencies of the Russian Federation, their advisors, instructors, and irregular illegal armed formations, armed gangs and groups of mercenaries, created, subordinated, commanded and financed by the Russian Federation, as well as with the help of the occupation administration of the Russian Federation consisting of its state organs and structures, functionally responsible for governing of the temporarily occupied territories of Ukraine, and self-proclaimed bodies controlled by the Russian Federation that usurped executive functions in the temporarily occupied territories of Ukraine, on January 18, 2018, the Verkhovna Rada of Ukraine adopted the Law of Ukraine “On the peculiarities of State policy on ensuring state sovereignty of Ukraine over temporarily occupied territories in Donetsk and Luhansk regions” (hereinafter - the Law № 2268), which aims to determine peculiarities of state policy for ensuring state sovereignty of Ukraine in the temporarily occupied territories in Donetsk and Luhansk regions.

The Law № 2268 came into force on February 24, 2018 and defines peculiarities of a state policy for ensuring the state sovereignty of Ukraine in the temporarily occupied territories in Donetsk and Luhansk regions in conditions of the ongoing crime of aggression and temporary occupation of a part of the territory of Ukraine.

To secure the state sovereignty of Ukraine in the temporarily occupied territories of Donetsk and Luhansk regions, state bodies and their officials, acting on the grounds, within the limits of authority, and in the manner envisaged by the Constitution and laws of Ukraine, take measures to ensure national security and defence, repelling and containing of the armed aggression of the Russian Federation (Article 5.3 of the Law № 2268).

Measures to ensure national security and defence, repelling and containing of the armed aggression of the Russian Federation in Donetsk and Luhansk regions include measures to restore the territorial integrity of Ukraine, which are performed by security and defence bodies, other state bodies of Ukraine, their officials (article 7.1 of the Law № 2268). The initiating and finalizing of measures to ensure national security and defence, repelling and containing the armed aggression of the Russian Federation in Donetsk and Luhansk regions are determined by separate decisions of the Supreme Commander-in-Chief of the Armed Forces of Ukraine (Article 8.3 of the Law № 2268).

The President of Ukraine as Supreme Commander-in-Chief of the Armed Forces of Ukraine, by his Decree № 116 dated April 30, 2018, in accordance with Article 8.3 of the Law № 2268, put into force the Decision of the National Security and Defence Council of Ukraine (hereinafter – NSDC) on initiation of national security and defence measures, repelling and containing the armed aggression of the Russian Federation in Donetsk and Luhansk regions (hereinafter – Joint Forces Operation (JFO)). According to Article 18 of the Law of Ukraine “On Combating Terrorism” and the Decree of the President of Ukraine № 166 dated of April 30, 2018, a decision to terminate an anti-terrorist operation in connection with the launch of the JFO was taken.

Thus, on April 30, 2018, the anti-terrorist operation was terminated and were launched measures to ensure national security and defence, repelling and containing the armed aggression of the Russian Federation in Donetsk and Luhansk regions (the JFO).

2.

According to Article 5 of the Law of Ukraine “On civil-military administrations” (as amended by the Law № 2268), civil-military administrations in the area of conducting of the JFO, with consent of the Commander of the Joint Forces, have the right: to set limitations on presence on the streets and other public places without documents at certain times of day; temporarily restrict or prohibit the movement of vehicles and pedestrians on the streets, roads and sections of the territory; to arrange verification of identity documents of individuals, and, if necessary, the inspection of belongings, vehicles, luggage and cargo, offices and housing of citizens, except restrictions established by the Constitution of Ukraine. In security zones adjacent to the combat areas, a special procedure is in place, which provides security and defence bodies and other state bodies of Ukraine with the special powers necessary for carrying out this operation (Article 8.2 of the Law № 2268).

In order to ensure vital interests of the society and the state in the period of repelling of the armed aggression in the security zones adjacent to the combat areas, military personnel, law enforcement agents and persons defined by Article 8 of the Law № 2268, who are involved in implementation of the JFO measures, in accordance with the Constitution and legislation of Ukraine have the right: 1) to apply, in case of absolute necessity, weapons and special means to persons who have committed or are committing offences or other actions that impede the fulfilment of legitimate demands of persons involved in implementation of the JFO measures, or actions related to unauthorised attempt to enter the area of implementation of the mentioned measures; 2) to detain and deliver persons mentioned in paragraph 1 of this part to the National Police of Ukraine; 3) to check identity documents of citizens and officials, and in the absence of documents, to detain them for identification; 4) to carry out a personal inspection of citizens, an inspection of things in their possession, vehicles and things that are transported by them; 5) temporarily restrict or prohibit the movement of vehicles and pedestrians on streets and roads, not to allow vehicles, citizens to certain sections of the territory and objects, to move out citizens from certain sections of the territory and objects, to tow vehicles; 6) to enter (gain access) to residential and other premises, land plots belonging to citizens, sites and premises of enterprises, institutions and organizations, to check vehicles for the purposes of the JFO conduct; 7) to use for official purposes communication means and means of transport, including special, belonging to citizens (with their consent), enterprises, institutions and organizations, except vehicles of diplomatic, consular and other representations of foreign states and international organizations.

The stay of persons not involved in carrying out such measures in the area of the JFO conduct may be temporarily limited by the Joint Forces Commander for the period of carrying out such measures (Article 12.4 of the Law № 2268).

Implementation of these measures may imply a derogation from Ukraine's obligations under Articles 9, 12, 17 of the International Covenant on Civil and Political Rights, Articles 5, 8 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, and Article 2 of the Protocol № 4 thereto and necessitates the continuation of such a derogation.

3.

According to Article 2.8 of the Law № 2268, procedure for territorial jurisdiction of cases, falling within the jurisdiction of courts located in the temporarily occupied territories in Donetsk and Luhansk regions, for the time of the JFO, is established under the Law of Ukraine № 1632- VII dated August 12, 2014 “On the administration of justice and criminal proceedings in connection with the conduct of an anti-terrorist operation” (hereinafter – the Law № 1632).

As set out in the above Article 2.8 of the Law № 2268, the Law № 1632 defines legal regulation measures in the area of the JFO conduct and aims at ensuring access of citizens and legal entities to justice.

According to Article 1 of the Law № 1632, due to impossibility of administering justice by certain courts in the area of the JFO conduct, the territorial jurisdiction of court cases in the area of the JFO conduct, is changed, and civil cases, administrative offenses, administrative cases, commercial and criminal proceedings are taken by local and appeal courts as determined by the President of the Supreme Court.

Issues related to the competence of the investigating judge in criminal proceedings at the stage of pre-trial investigation and carried out in the area of the JFO conduct, in the case of impossibility of administering justice, are examined by investigative judges of local general jurisdiction courts as determined by the President of the Supreme Court (Article 1.2 of the Law № 1632).

The issue of access to justice in the territories not controlled by Ukraine, was considered by the European Court of Human Rights (ECHR) in cases of Khlebik v. Ukraine and Tsezar and Others v. Ukraine, in which the ECHR stated that the applicants' inability to go to court at their places of residence did not violate the merits of the right of access to a court, and held that there was no violation of Article 6 of the Convention.

In paragraph 52 of the judgment in the case of Tsezar and Others v. Ukraine (Applications nos. 73590/14, 73593/14, 73820/14, 4635/15, 5200/15, 5206/15 and 7289/15 dated 13/02/2018), the ECHR acknowledged that the State authorities might sometimes experience certain difficulties in ensuring the proper functioning of the judicial system in certain regions in view of ongoing hostilities in those regions. Nevertheless, in the Court stated that, the State authorities are expected to take certain steps to resolve the problem by, for instance, specifically authorizing claims to be filed in courts in another region of the State.

Thereby, the ECHR does not consider the above measures as violation by Ukraine of its obligations under Article 6 of the Convention. In view of the above, there is no need to continue derogation from obligations of Ukraine under Article 14 of the Covenant and Article 6 of the Convention.

4.

The Law of Ukraine “On Amendments to the Law of Ukraine “On Combating Terrorism” regarding the preventive detention of persons, engaged in terrorist activities in the anti-terrorist operation area for a period exceeding 72 hours” allows preventive detention of individuals who are engaged in terrorist activities for more than 72 hours, but not more than 30 days, with consent of the prosecutor’s office and without a court’s order. This Law is applied in the area of the anti-terrorist operation. Its applicability has not been expanded for the Joint Forces Operation.

Therefore, measures regarding preventive detention of individuals, enacted by the Law of Ukraine “On Amendments to the Law of Ukraine “On Combating Terrorism” regarding the preventive detention of persons, engaged in terrorist activities in the anti-terrorist operation area for a period exceeding 72 hours” in the conditions of the JFO and from the date of JFO enactment – 30 April 2018 – are not applicable.

The Law of Ukraine “On Amendments to the Criminal Procedure Code of Ukraine regarding the special regime of pre-trial investigation under martial law, in state of emergency or in the anti-terrorist operation area” for a period of an anti-terrorist operation introduces a special regime of pre-trial investigation, according to which authority of investigating judges defined by the Criminal Procedure Code of Ukraine are temporarily transferred to respective prosecutors, who have obtained additional procedural rights. This Law is applied in the area of the anti- terrorist operation. Its application has not been expanded for the Joint Forces Operation.

Therefore, measures regarding special regime of pre-trial investigation, enacted by the Law of Ukraine “On Amendments to the Criminal Procedure Code of Ukraine regarding the special regime of pre-trial investigation under martial law, in state of emergency or in the anti-terrorist operation area” in the conditions of the Joint Forces Operation and from the date of JFO enactment - 30 April 2018 - are not applicable.

II.Regarding the territory, to which the derogation applies Special order of guarantying rights and freedoms of civilians applies
–

in the security zone, adjacent to the combat area and provides granting authorities of security and defense bodies, other state bodies of Ukraine special powers necessary for the implementation of measures, aimed at ensuring national security and defense, repelling and containing the armed aggression of the Russian Federation (first paragraph of Article 8.2 of the Law № 2268).

Boundaries of security zones, adjacent to the combat area, are determined by the Chief of General Staff - Commander-in-Chief of the Armed Forces of Ukraine, upon a submission of the Commander of Joint Forces (second paragraph Article 8.2 of the Law № 2268).

Boundaries of security zones, adjacent to the combat area, are determined as follows: Vynohradne, Kurakhove, Ocheretyne, Rozivka, Vovcheyarivka, Bila Hora, Novoaidar, Sadky, Makarivka, Prostyane, along the state border, Chernyavka, along the administrative border of Luhansk and Kharkiv regions, Olhivka, along the administrative border of Donetsk and Kharkiv regions, Znamenivka, along the administrative border of Donetsk and Dnipropetrovsk regions, Komyshuvakha, along the administrative border of Donetsk and Zaporizhia regions, Urzuf, along the seacoast, Prymorske;

–

in the area of implementation of measures to ensure national security and defense, repelling and containing the armed aggression of the Russian Federation in Donetsk and Luhansk regions, which is as follows: village Shyrokine, along the contact line, village Parkhomenko, along the state border of Ukraine, village Novoznamianka, along the administrative border of Luhansk and Donetsk regions, village Urzuf.

If armed aggression by the Russian Federation is expanded outside the territory of the Autonomous Republic of Crimea and the city Sevastopol, Donetsk and Luhansk regions, special forces and means are involved and used in order to repel and contain the aggression in any time at any part of Ukraine’s territory, mentioned in Article 8 of this Law, and under procedure established by Article 9 (Article 10 of the Law № 2268).

III.Regarding temporarily occupied territories of Ukraine in Donetsk and Luhansk regions

On the day of adoption of the Law № 2268 as temporarily occupied territories in Donetsk and Luhansk regions are recognised the parts of the territory of Ukraine within which the armed groups of the Russian Federation and occupation administration of the Russian Federation established and are exercising overall control: land territory and its internal waters within certain districts, cities, towns and villages of Donetsk and Luhansk regions; marine internal waters adjacent to the land; subsoil beneath these territories and the airspace above these territories (part 1 of Article 1 of the Law № 2268).

The boundaries and the list of districts, cities, towns and villages, parts of their territories temporarily occupied in Donetsk and Luhansk regions are determined by the President of Ukraine upon the submission of the Ministry of Defence of Ukraine, prepared on the basis on the proposals of the General Staff of the Armed Forces of Ukraine (part two of Article 1 of the Law № 2268).

The boundaries and the list of districts, cities, towns and villages, parts of their territories temporarily occupied in Donetsk and Luhansk Regions are determined by the Decree of the President of Ukraine № 32 dated February 7, 2019 “On the boundaries and the list of districts, cities, towns and villages, parts of their territories temporarily occupied in Donetsk and Luhansk regions”.

The special order of guarantying rights and freedoms of civilians is enacted within the temporarily occupied territories in Donetsk and Luhansk Regions, which is determined by this Law, other laws of Ukraine, international agreements, to which the Verkhovna Rada of Ukraine gave consent to bound by, principles and norms of international law (part five of article 2 Law № 2268).

IV.Regarding the security situation in the area of the Joint Forces Operation (as of 16.09.2019)
1.

Despite the decision of the Trilateral Contact Group to establish a comprehensive, sustainable and permanent ceasefire regime from 00:01 on 21.07.2019, the number of shelling during August-September 2019 points to an upward trend and reveals as well a decrease of the control by the command by the Russian occupation forces in regards to compliance with this regime.

2.

Currently, an average number of shelling is at 16 per day (in August 2019 – 10 shelling per day). In September 2019, positions of the JFO were shelled by the armed forces of the RF 70 times by heavy weaponry with 479 artillery/mortar shells (in August 2019 - 25 times by heavy weaponry with 194 artillery/mortar shells). There were also 4 cases of sniper fire causing the death of 2 military personnel and 3 injured (in August - 5 cases of sniper fire causing the death of 2 military personnel and 3 injured). In total, during August-September 2019 16 military personnel were killed and 47 were injured.

3.

In September 2019, armed forces of the Russian Federation shelled twice residential areas (in August – 4 times, which resulted in the injuries of 1 civilian, 2 residential buildings were damaged).

4.

The total number of the occupational forces constitutes more than 30 thousand personnel.

2.1 thousand instructors of the Armed Forces of the Russian Federation conduct training of specialists for military intelligence and radio-electronic warfare, as well as for participation in combat operations in the temporarily occupied territories of Donetsk and Luhansk regions. Fuel and lubricants along with ammunition are continuously supplied from the territory of the Russian Federation to support the Russian occupation forces. The Russian Federation continues to increase its military potential and intensified holding of military exercises of an offensive nature of various branches of its military forces near the borders of Ukraine.

The Russian Federation deploys along the state border of Ukraine 28 battalion tactical groups over 22 thousand strong, in particular at the military training grounds in Rostov region 12 battalion tactical groups 8A (numbering 7.5 thousand personnel) are stationed with a readiness level of less than 24 hours; at Smolensk, Orlovsko-Voronezh and Crimean directions 16 more battalion tactical groups of the Armed Forces of the Russian Federation are deployed numbering around 14.5 thousand personnel.

5.

In order to hide the movement of tanks and artillery, armed forces of the Russian Federation systematically use modern systems of radio-electronic warfare, which render impossible operation of unmanned aerial vehicles of the OSCE Special Monitoring Mission, in particular, 2 times in September 2019.

Oekraïne heeft op 22-04-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Russian Federation continues to commit a crime of aggression against Ukraine and is temporarily occupying a part of Ukraine's territory with the armed formations of the Russian Federation, which consist of regular units subordinated to the Ministry of Defense of the Russian Federation, units and special formations subordinated to other security and enforcement agencies of the Russian Federation, their advisors, instructors, and irregular illegal armed formations, armed gangs and groups of mercenaries, which are created, subordinated, commanded and financed by the Russian Federation, as well as with the assistance of the occupation administration of the Russian Federation consisting of its state organs and structures, which are functionally responsible for governing of the temporarily occupied territories of Ukraine, as well as self-proclaimed organs under control of the Russian Federation, which usurped power functions in the temporarily occupied territories of Ukraine.

In response to the actions of the Russian Federation Ukraine takes measures to ensure national security and defense, repelling and containing of the armed aggression of the Russian Federation (hereafter Joint Forces Operation - the JFO), as provided by the Law of Ukraine dated January 18, 2018 No. 2268 "On the peculiarities of state policy on ensuring state sovereignty of Ukraine over temporarily occupied territories in Donetsk and Luhansk regions” (hereinafter - the Law No. 2268).

The Law No. 2268 and the Law of Ukraine dated February 3, 2015 No. 141 "On civil-military administrations" provide for the possibility of restricting the right to liberty and security of person, respect for private and family life and freedom of movement.

Article 5 of the Law of Ukraine "On civil-military administrations" (as amended by the Law No. 2268) envisages that in the area of conducting of the JFO it is possible to set limitations on presence on the streets and at other public places without determined documents at a certain time of day; temporarily restrict or prohibit movement of transport and pedestrians on the streets, roads and sections of territory; to arrange verification of identity documents of individuals, and, if necessary, the inspection of belongings, transport, luggage and cargo, offices and housing.

To ensure vital interests of the society and the state in the period of repelling of armed aggression in the security zones adjacent to the combat areas, military personnel, law enforcement agents and persons defined by Article 8 of the Law No. 2268, who are involved in JFO, have the right: 1) to apply, in case of absolute necessity, weapons and special means to persons who have committed or are committing offenses or other actions that impede the fulfilment of the legal requests of persons, involved in the implementation of the JFO measures, or actions related to unauthorized attempt to enter the area of implementation of the mentioned measures; 2) to detain and deliver persons mentioned in paragraph 1 of this section to the National Police of Ukraine; 3) to check identity documents of citizens and officials, and in the absence of such documents, to detain them for identification; 4) to carry out a personal inspection of citizens, an inspection of belongings in their possession, means of transport and things that are transported by them; 5) temporarily restrict or prohibit the movement of vehicles and pedestrians on streets and roads, not to allow vehicles, citizens to certain sections of the territory and objects, to move out citizens from certain sections of the territory and objects, to tow vehicles; 6) to enter (gain access) to residential and other premises, land plots belonging to citizens, sites and premises of enterprises, institutions and organizations, to check means of transport for the purposes of the JFO conduct; 7) to use for official purposes communication means and means of transport, including special ones, which belong to citizens (on their consent), enterprises, institutions and organizations, except means of transport of diplomatic, consular and other representations of foreign states and international organizations.

Stay of persons in the area of the JFO conduct, which are not involved in carrying out such measures, can be temporarily limited for the period of carrying out such measures (Article 12.4 of the Law No. 2268).

Implementation of mentioned measures determines the need of the continuation of the derogation from Ukraine’s obligations under Articles 9, 12, 17 of the International Covenant on Civil and Political Rights, Articles 5, 8 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, and Article 2 of the Protocol No. 4 thereto.

Regarding the territory, to which the derogation applies

The area of conducting of the JFO measures is territorially limited by the administrative boundaries of Donetsk and Luhansk regions and the factual contact line, defined by the boundaries of the temporarily occupied territories in these regions, determined by the Decree of the President of Ukraine No. 32/2019 dated February 7, 2019.

Regarding the security situation in the area of the Joint Forces Operation

Despite demonstrative declarations regarding full and comprehensive ceasefire, in accordance with the decision of the Trilateral Contact Group of July 2020, the Russian occupation forces continued to shell positions of the units of the JFO, including with small arms, 120 mm and 82 mm caliber mortars and 122 mm caliber artillery systems. In addition, aimed fire was conducted with sniper weapon.

The Russian occupation forces continue to increase its military potential through holding of military and operational training and ensuring preparedness for an offensive (defensive) action. The main attention is paid to:

–

systematic verification of preparedness of the occupation forces;

–

working out of questions of improvement of command and control system, communication, cohesion and preparedness to implement tasks by tank, artillery, intelligence and sniper units;

–

improving fortifications of the areas of concentration through conducting engineering works on the front-line positions, second and third defensive lines;

–

holding into a ready-for-action of regular artillery units on designated directions, including training of regular artillery units to deploy on firing positions, to aim at planned targets with their conditional destruction;

–

conducting demonstrative action by moving the armoured groups at night-time.

Since the entry into force of the agreement regarding comprehensive ceasefire (July 27, 2020) and as of March 31, 2021, there were recorded 1169 ceasefire violations by armed formations of the Russian Federation, provocative shelling of the JFO positions, distance mining, advancing of armed persons towards the JFO positions, use of unmanned aerial vehicles by the enemy, subversive activities and shelling of residential and other areas. That includes recorded 1041 provocative shelling against the JFO positions; 24 cases of distance mining; 30 changes on the positions of enemy units (improvement of fortifications).

At the same time, since the beginning of 2021, 517 shelling of the JFO positions have been recorded with 50 of them with the use of weapons prohibited by the Minsk agreements. As a result, since the beginning of 2021 20 the JFO servicemen lost their lives.

Since the beginning of 2021, the enemy has conducted shelling with the following types of weapons: 122mm artillery, 120mm and 82mm mortars, small arms, rocket-propelled grenade launchers (RPG), heavy machine gun (VKK), automatic grenade launcher AGS, under-barrel grenade launchers GP-25 and recoilless gun SPG.

The armed formations of the Russian Federation continue shelling the residential areas and objects of infrastructure close to the contact line. From the beginning of 2021, 9 such shelling have been recorded with 14 houses damaged and one civilian killed. In 2020 44 shelling were recorded, which resulted in the injuries of 4 civilians, 30 residential buildings were damaged.

The enemy actively uses UAVs to conduct intelligence and cause damage to the JFO, including in the combat modification, as carriers of explosive devices, grenades and mines.

From the enactment of the full and comprehensive ceasefire from 00.01 hours on July 27, 2020 the enemy used UAVs in 86 cases (since the beginning of 2021 - 32 cases), with 50 cases of crossing the contact line, including 11 cases of using of UAVs with combat loading on directions of Popasna, Toretsk, Kurakhove, Mariupol and Avdiivka.

In addition, the enemy is improving its own intelligence system, including through the deployment of additional elements of video surveillance system. So far, 65 video cameras of the enemy have been detected.

The enemy also continues to install new minefields, including through conducting distance mining with the use of the rocket-propelled grenade launcher RPG-7 in areas: Luhanske, Zolote-4, Vodiane. In 2020, the enemy conducted distance mining.

In distinction, in 2021 there is an active use of enemy sniper pairs. Arrival of sniper units from the territory of the Russian Federation has been traced in the first decade of February. They are currently involved in missions on the front-line.

Measures aimed at forced passportization of the population have been intensified on the temporarily occupied territories of Donetsk and Luhansk regions. There is an increase in the intensity of publication of discrediting messages in media.

It is not excluded that these measures are held to create a pretext for the Russian Federation to officially protect "Russian citizens" who, as a result of forced passportization, reside on the temporarily occupied territories of Ukraine, and to provide "military assistance" to the illegal armed forces formations.

The situation in the area of the JFO remains under control but is characterized by a tendency to incremental increase in fire activity of the armed formations of the Russian Federation against the backdrop of potential for exacerbation in some areas. The JFO activities are aimed at ensuring strict compliance with the requirements of the Minsk agreements and Ukraine’s fulfilment of its obligations regarding the settlement of the situation in Donbas exclusively through political and diplomatic means.

Oekraïne heeft op 01-03-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine […] and has the honour to convey to the Secretary General the following information on behalf of the Government of Ukraine regarding the introduction from 24 February for a period of 30 days of: a state of emergency rule in separate regions of Ukraine and martial law on the entire territory of Ukraine and derogation measures from its obligation under the Convention […].

[…]

I.

Regarding derogation measures

1.

In connection with the military aggression of the Russian Federation against Ukraine, based on the proposal of the National Security and Defense Council of Ukraine, in accordance with paragraph 20 of the first part of Article 106 of the Constitution of Ukraine, Law of Ukraine "On Martial Law" by Presidential Decree of 24.02.2022 N° 64/2022, martial law was imposed in Ukraine.

Decree of the President of Ukraine as of 24.02.2022 N° 64/2022 "On the imposition of martial law in Ukraine" entered into force simultaneously with the entry into force of the Law of Ukraine "On Approval of the Decree of the President of Ukraine" On the imposition of martial law in Ukraine", adopted on 24.02.2022. This Law was immediately promulgated via the mass media and entered into force on the day of its publication on February 24, 2022.

According to Article 2 of the Decree of the President of Ukraine of 24.02.2022 N° 64/2022 "On the imposition of martial law in Ukraine" military command (General Staff of the Armed Forces of Ukraine, Command of the Joint Forces of the Armed Forces of Ukraine, command of species, certain types of troops (forces) Of the Armed Forces of Ukraine, Department of Operational Commands, Commanders of Military Units, Units of the Armed Forces of Ukraine, State Border Guard Service of Ukraine, State Special Transport Service, State Special Communications and Information Protection Service of Ukraine, National Guard of Ukraine, Security Service of Ukraine, Foreign Service Intelligence of Ukraine, the Department of State Protection of Ukraine) together with the Ministry of Internal Affairs of Ukraine, other executive bodies, local governments authorized to implement and conduct measures and authority necessary to defend Ukraine, protect public safety and interests of the state under the Law of Ukraine "On Martial Law”.

2.

In accordance with Article 3 of the Decree of the President of Ukraine of 24.02.2022 N° 64/2022 "On the imposition of martial law in Ukraine" in connection with the imposition of martial law in Ukraine temporarily, for the period of martial law, may be limited constitutional rights and freedoms of man and citizen provided for in Articles 30 - 34, 38, 39, 41 - 44, 53 of the Constitution of Ukraine, as well as temporary restrictions on the rights and legitimate interests of legal entities within the limits and to the extent necessary to ensure implementation and execution of martial law are introduced, which are provided for in part one of Article 8 of the Law of Ukraine "On the Legal Regime of Martial Law".

2.1.

Article 30 of the Constitution. Everyone is guaranteed the inviolability of their home. It is not allowed to enter a house or other property of a person, conduct an inspection or search in them other than by a reasoned court decision.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Article 17 of the International Covenant on Civil and Political Rights (hereinafter - Covenant) and Article 8 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms (hereinafter - Convention).

2.2.

Article 31 of the Constitution. Everyone is guaranteed the secrecy of correspondence, telephone conversations, telegraph, and other correspondence.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Articles 19 to 20 of the Covenant and Article 10 of the Convention.

2.3.

Article 32 of the Constitution. No one may be interfered with in his personal and family life, except as provided by the Constitution of Ukraine. The collection, storage, use, and dissemination of confidential information about a person without his or her consent is not permitted, except in cases specified by law and only in the interests of national security, economic well-being, and human rights.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Article 17 of the Covenant and Article 8 of the Convention.

2.4.

Article 33 of the Constitution. Everyone who stays lawfully on the territory of Ukraine is guaranteed freedom of movement, free choice of residence, the right to leave the territory of Ukraine freely, except for restrictions established by law. A citizen of Ukraine may not be deprived of the right to return to Ukraine at any time.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Articles 12 to 13 of the Covenant and Article 2 of Protocol No. 4 to the Convention.

2.5.

Article 34 of the Constitution. Everyone is guaranteed the right to freedom of thought and speech, to freely express their views and beliefs. Everyone has the right to freely collect, store, use and disseminate information orally, in writing, or otherwise - at their discretion.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Articles 18 to 19 of the Covenant and Articles 9 to 10 of the Convention.

2.6.

Article 38 of the Constitution. Citizens have the right to participate in the management of state affairs, in all-Ukrainian and local referendums, to freely elect and be elected to state authorities and local self-government bodies. Citizens enjoy equal access to public service, as well as to service in local self-government bodies.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Article 25 of the Covenant and Article 3 of the Additional Protocol to the Convention.

2.7.

Article 39 of the Constitution. Citizens have the right to assemble peacefully, without weapons, and to hold rallies, meetings, marches, and demonstrations, which are notified in advance to the executive or local government.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Article 21 of the Covenant and Article 11 of the Convention.

2.8.

Article 41 of the Constitution. Everyone has the right to own, use and dispose of their property, the results of their intellectual and creative activities. No one may be unlawfully deprived of his property. The right of private property is inviolable.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Article 25 of the Covenant and Article 1 of the Additional Protocol to the Convention.

2.9.

Article 42 of the Constitution. Everyone has the right to engage in entrepreneurial activity, which is not prohibited by law.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Article 17 of the Covenant and Article 1 of the Additional Protocol to the Convention.

2.10.

Article 43 of the Constitution. Everyone has the right to work, which includes the opportunity to earn a living by work which he freely chooses or agrees to freely.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Articles 22, 25 of the Covenant, and Article 14 of the Convention.

2.11.

Article 44 of the Constitution. Those who work have the right to strike to protect their economic and social interests.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Articles 21, 22 of the Covenant, and Article 11 of the Convention.

2.12.

rticle 53 of the Constitution. Everyone has the right to education.

The restriction of this right necessitates a waiver of obligations under Articles 24, 25 of the Covenant and Article 2 of the Additional Protocol to the Convention

According to the first part of Article 8 of the Law of Ukraine "On the Legal Regime of Martial Law" in Ukraine or in certain localities where martial law is imposed, the military command together with military administrations (if formed) may independently or with the involvement of executive bodies, the Council Ministers of the Autonomous Republic of Crimea, local governments introduce and implement temporary restrictions of constitutional rights and freedoms of man and citizen, as well as the rights and legitimate interests of legal entities under the decree of the President of Ukraine on martial law, the measures of martial law are as follows:

1)

to establish (strengthen) the protection of objects of state importance, objects of state importance of the national transport system of Ukraine, and objects that ensure the livelihood of the population, and to introduce a special regime of their work. The procedure for establishing (strengthening) the protection of such facilities and their inventory that are subject to protection with the imposition of martial law, as well as the procedure for the special regime of their work shall be approved by the Cabinet of Ministers of Ukraine;

2)

to introduce compulsory labor for able-bodied persons not involved in work in the field of defense and livelihoods and not reserved for enterprises, institutions and organizations for the period of martial law in order to perform work of a defensive nature and eliminate the consequences of emergencies that arose during martial law, and to involve them in martial law in socially useful work performed to meet the needs of the Armed Forces of Ukraine, other military formations, law enforcement agencies and civil defense forces, ensuring the functioning of the national economy and life support system population and do not require, as a rule, special training of persons. For employees involved in the performance of socially useful work, the previous place of work (position) is retained for the time of such work. The procedure for involving able-bodied persons in martial law in socially useful work and issues of their social protection, taking into account the requirements of the law, shall be determined by the Cabinet of Ministers of Ukraine;

3)

use the capacity and labor resources of enterprises, institutions and organizations of all forms of ownership for the needs of defense, change the mode of their work, make other changes in production activities and working conditions in accordance with labor legislation;

4)

forcibly expropriate property in private or communal ownership, confiscate property of state enterprises, state economic associations for the needs of the state under the legal regime of martial law in the manner prescribed by law and issue appropriate documents of the prescribed form;

5)

to introduce a curfew in accordance with the procedure established by the Cabinet of Ministers of Ukraine (ban on staying on the streets and in other public places during a certain period of the day without specially issued permits and certificates), as well as to establish a special light masking regime;

6)

to establish, in accordance with the procedure established by the Cabinet of Ministers of Ukraine, a special regime of entry and exit, to restrict the freedom of movement of citizens, foreigners and stateless persons, as well as the movement of vehicles;

7)

to check the documents of persons in the manner prescribed by the Cabinet of Ministers of Ukraine, and if necessary to inspect things, vehicles, luggage and cargo, office space and housing of citizens, except for restrictions established by the Constitution of Ukraine;

8)

prohibit holding peaceful assemblies, rallies, marches and demonstrations, other mass events;

9)

to raise in the manner prescribed by the Constitution and laws of Ukraine the issue of banning the activities of political parties, public associations, if it is aimed at eliminating Ukraine's independence, forcibly changing the constitutional order, violating the sovereignty and territorial integrity of the state, undermining its security, illegal seizure power, propaganda of war, violence, incitement of interethnic, racial, religious hatred, encroachment on human rights and freedoms, public health;

10)

to establish, in accordance with the procedure established by the Cabinet of Ministers of Ukraine, a ban or restriction on the choice of the place of stay or residence of persons in the territory where martial law is in force;

11)

regulate in the manner prescribed by the Cabinet of Ministers of Ukraine, the work of suppliers of electronic communications networks and / or services, printing companies, publishers, broadcasters, broadcasters and other enterprises, institutions, organizations and cultural institutions and the media, and use local radio stations, television centers and printing houses for military purposes and conducting outreach work among the troops and the population; prohibit the operation of transceiver radios for personal and collective use and the transmission of information via computer networks;

12)

in case of violation of the requirements or non-compliance with the measures of martial law, to withdraw from enterprises, institutions and organizations of all forms of ownership, individual citizens electronic communication equipment, television, video and audio equipment, computers and, if necessary, other technical means of communication;

13)

to prohibit, in accordance with the procedure established by the Cabinet of Ministers of Ukraine, trade-in weapons, strong chemical and poisonous substances, as well as alcoholic beverages and substances produced based on alcohol;

14)

to establish a special regime in the field of production and sale of medical products containing narcotic drugs, psychotropic substances and precursors, other potent substances, the list of which is determined by the Cabinet of Ministers of Ukraine;

15)

to seize from enterprises, institutions and organizations training and combat equipment, explosives, radioactive substances and materials, potent chemicals and toxic substances;

16)

prohibit citizens who are on the military or special register at the Ministry of Defense of Ukraine, the Security Service of Ukraine or the Foreign Intelligence Service of Ukraine, change residence (location) without the permission of the military commissar or head of the Security Service of Ukraine or the Foreign Intelligence Service of Ukraine; limit the passage of alternative (non-military) service;

18)

to establish the procedure for using the fund of protective structures of civil protection;

19)

to evacuate the population if there is a threat to their life or health, as well as material and cultural values, if there is a threat of damage or destruction, according to the list approved by the Cabinet of Ministers of Ukraine;

20)

to introduce, if necessary, in the manner prescribed by the Cabinet of Ministers of Ukraine, standardized provision of the population with basic food and non-food goods;

21)

take additional measures to strengthen the protection of state secrets;

22)

intern (forcibly settle) citizens of a foreign state that threatens to attack or carry out aggression against Ukraine;

23)

to carry out the obligatory evacuation of detained persons in temporary detention facilities in accordance with the procedure established by the Cabinet of Ministers of Ukraine; suspects, accused persons subject to precautionary measures - detention in pre-trial detention facilities; transfer of convicts serving sentences such as arrest, restriction of liberty, imprisonment for a term and imprisonment from penitentiary institutions located in areas close to the areas of hostilities to the relevant institutions located in a safe area.

The application of these measures necessitates a derogation from the obligations under Articles 3, 8 (paragraph 3), 9, 12, 13, 17, 19, 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27 of the Covenant and Articles 4 (paragraph 3), 8, 9, 10, 11, 13, 14, 16, Articles 1, 2 of the Additional Protocol, Article 2 of Protocol 4 to the Convention.

II.

Martial law in Ukraine was imposed from 05:30 on February 24, 2022, for a period of 30 days.

III.

Regarding the security situation in Ukraine

(according to the General Staff of the Armed Forces of Ukraine as of 15:00 on February 26, 2022)

The Russian occupier continues the offensive operation against Ukraine in the previously selected areas with the support of long-range operational and tactical aircraft and with the use of high- precision long-range weapons.

The enemy insidiously inflicts air and artillery strikes on civilian infrastructure.

Enemy reconnaissance and sabotage groups operate insidiously, disguising themselves in civilian clothes and infiltrating cities to destabilize the situation by carrying out sabotage operations.

Addition

I.

For derogating measures

1.

In order to normalize the situation in the state, protect and guard the state border, combat crime, maintain public safety and order, create conditions for the proper functioning of public authorities, local governments and other civil society institutions, prevent attempts to seize state power or change the constitutional Ukraine by violence, pursuant to paragraphs 5 and 6 of the part 2 of Article 4 of the Law of Ukraine "On the Legal Regime of State of Emergency", based on the proposal of the National Security and Defense Council of Ukraine and in accordance with paragraph 21 of Article 106 of the Constitution of Ukraine of 23/02/2022 N° 63/2022 a state of emergency has been declared in Ukraine.

Decree of the President of Ukraine of 23.02.2022 N° 63/2022 "On imposition of emergency rule in separate regions of Ukraine" entered into force simultaneously with the entry into force of the Law of Ukraine "On approval of the Decree of the President of Ukraine "On imposition of emergency rule in separate regions of Ukraine" which was passed on 23.02.2022 for N° 2101. This Law entered into force on the day of its publication on February 23, 2022.

According to Article 3 of the Decree of the President of Ukraine of 23.02.2022 N° 63/2022 "On imposition of emergency rule in separate regions of Ukraine" Security Service of Ukraine, the Ministry of Internal Affairs of Ukraine, the National Guard of Ukraine, the National Police of Ukraine, the State Emergency Service, the Border Guard Service of Ukraine, the Armed Forces of Ukraine, the Military Law Enforcement Service of the Armed Forces of Ukraine, central executive bodies, which are subordinated to military formations formed in accordance with the laws of Ukraine, in accordance with its powers, is instructed to provide assistance in the implementation and enforcement of the state of emergency.

2.

The following measures shall be implemented in the territory defined in Article 1 of this Decree:

.

establishment of a special regime of entry and exit (if necessary); restrictions on the movement of vehicles and their inspection (if necessary);

.

to strengthen the defense of the public order and facilities ensuring the vital needs of the population and national economy;

.

ban on holding mass events, except for measures which can be banned only by a court (if necessary); ban on strikes;

.

temporary or irreversible evacuation of people from places dangerous to living, with the mandatory provision of them with permanent or temporary housing;

.

introduction of curfew (prohibition to be on the streets and in other public places without specially issued permits and identity cards at set times of the day, if necessary);

.

control the citizens' identification documents and, if necessary, carry out body searches and inspect personal belongings and vehicles.

.

prohibition of recruits, conscripts and reservists to change their place of residence without notice of the relevant territorial center of recruitment and social support, the Central Office and/or regional body of the Security Service of Ukraine, the relevant unit of the Foreign Intelligence Service of Ukraine; ban on the production and dissemination of information materials that may destabilize the situation; ban on the operation of amateur radio transmitters and radio emitting devices for personal use; special rules for the use of communication and transmission of information over computer networks (if necessary).

The application of these measures necessitates a derogation from the obligations under Articles 12, 17, 19, 20, 21, 22, 26 of the International Covenant on Civil and Political Rights and Articles 8, 9, 10, 11, 14 of the Convention and Article 2 of the Protocol No. 4 to the Convention.

II.

Regarding the territory covered by the derogation

A state of emergency in Ukraine was imposed on the territory of Vinnytsia, Volyn, Dnipropetrovsk, Zhytomyr, Zakarpattia, Zaporizhia, Ivano-Frankivsk, Kyiv, Kirovohrad, Lviv, Mykolaiv, Odesa, Poltava, Rivne, Sumy, Ternopil, Kharkiv, Kherson, Khmelnytski, Cherkasy, Chernivtsi, Chernihiv regions, the city of Kyiv from 00 hours 00 minutes on February 24, 2022 for a period of 30 days.

III.

Regarding the security situation

(as of 23.02.2022)

On February 21, 2022, the leadership of the Russian Federation recognized the independence of the self-proclaimed "LPR" and "DPR" and decided to introduce units of the Armed Forces of the Russian Federation in the temporarily occupied territories of Donetsk and Luhansk regions.

Such actions are a continuation of the Russian Federation's policy of escalating armed aggression against Ukraine, imposing separatism, provoking interethnic and interfaith conflicts, mass riots, which threatens the security, life and health of citizens, state sovereignty, constitutional order and territorial integrity of Ukraine.

The subversion of the special services of the Russian Federation, supporting the activities of separatist forces, criminal and illegal military groups in the occupied territories of Donetsk and Luhansk regions, their terrorist activities have become an armed confrontation and threaten to spread to other regions of Ukraine.

[Links to the Annexes (English and Ukrainian only) are available on the Council of Europe website, document JJ9325C Tr./005-287]

Oekraïne heeft op 16-03-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council […] has the honour to convey to the Secretary General the following information on behalf of the Government of Ukraine regarding derogation measures from its obligations under the Convention […] according to the Law of Ukraine of 03.03.2022 No. 2111-IX “on Amendments to the Criminal Procedure Code of Ukraine and the Law of Ukraine ‘on Pre-Trial detention’ on additional regulation of law enforcement in martial law”.

[...]

[Link to the Annex “Derogation measures according to the Law of Ukraine No. 2111-IX” (English only) is available on the Council of Europe website, document JJ9334C Tr./005-289]

Oekraïne heeft op 28-03-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine […] has the honour to convey to the Secretary General the following information on behalf of the Government of Ukraine regarding the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine dated 14.03.2022 No. 133/2022 “On the extension of Martial Law in Ukraine” approved by the Law of Ukraine dated 15.03.2022 No. 2119-IX “On approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On extension of Martial Law in Ukraine’”.

[…]

In connection with the ongoing military aggression of the Russian Federation against Ukraine, based on the proposal of the National Security and Defence Council of Ukraine, in accordance with paragraph 20 of Article 106 of the Constitution of Ukraine, Law of Ukraine “On Legal Status of Martial Law” the Decree of the President of Ukraine, dated 14.03.2022 No. 133/2022 “On the extension of Martial Law in Ukraine” was adopted.

The Decree was approved by the Law of Ukraine dated 15.03.2022 No. 2119-IX “On approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On extension of Martial Law in Ukraine’”.

The Law was immediately announced through the media and entered into force on the day of its publication on 18 March 2022.

By the Decree Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on 26 March 2022 for a period of 30 days. The Decree entered into force simultaneously with the entry into force of the Law of Ukraine “On approval of the Decree of the President of Ukraine”.

Oekraïne heeft op 29-04-2022 de volgende verklaring afgelegd:

In connection with the ongoing military aggression of the Russian Federation against Ukraine, based on the proposal of the National Security and Defence Council of Ukraine, in accordance with paragraph 20 of Article 106 of the Constitution of Ukraine, Law of Ukraine “On Legal Status of Martial Law” the Decree of the President of Ukraine, dated 18.04.2022 No. 259/2022 “On the extension of Martial Law in Ukraine” was adopted.

The Decree was approved by the Law of Ukraine dated 21.04.2022 No. 2212-IX “On approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On extension of Martial Law in Ukraine’”.

The Law was immediately announced through the media and entered into force on the day of its publication on 22 April 2022.

By the Decree Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on 25 April 2022 for a period of 30 days. The Decree entered into force simultaneously with the entry into force of the Law of Ukraine “On approval of the Decree of the President of Ukraine”.

Oekraïne heeft op 06-06-2022 de volgende verklaring afgelegd:

In connection with the ongoing military aggression of the Russian Federation against Ukraine, based on the proposal of the National Security and Defence Council of Ukraine, in accordance with paragraph 20 of Article 106 of the Constitution of Ukraine, Law of Ukraine “On Legal Status of Martial Law” the Decree of the President of Ukraine, dated 17.05.2022 No. 341/2022 “On the extension of Martial Law in Ukraine” was adopted.

The Decree was approved by the Law of Ukraine dated 22.05.2022 No. 2263-IX “On approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On extension of Martial Law in Ukraine’”.

The Law was immediately announced through the media and entered into force on the day of its publication on 22 May 2022.

By the Decree Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on 25 May 2022 for a period of 90 days. The Decree entered into force simultaneously with the entry into force of the Law of Ukraine “On approval of the Decree of the President of Ukraine”.

Oekraïne heeft op 20-06-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to convey to the Secretary General the following information on behalf of the Government of Ukraine regarding the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Law of Ukraine of 14 April 2022 No. 2201 “On Amendments to the Criminal Procedure Code of Ukraine to Improve the Procedure for Conducting Criminal Proceedings within Martial Law Regime”, which sets out a new wording in Article 615 “Special Regime of Criminal Proceedings in Martial Law” of the Criminal Procedure Code of Ukraine. […]

Annex

I.

Derogation measures

1.

The Law of Ukraine of April 14, 2022 No. 2201 “On Amendments to the Criminal Procedure Code of Ukraine to Improve the Procedure for Conducting Criminal Proceedings within Martial Law Regime” (hereinafter - Law No. 2201) sets out a new wording in Article 615 “Special Regime of Criminal Proceedings in Martial Law” of the Criminal Procedure Code of Ukraine, according to which during martial law if:

–

there is no objective possibility of further conduct, completion of pre-trial investigation and appeal to the court with an indictment, request for coercive measures of medical or educational nature, request for release from criminal liability – the term of pre-trial investigation in criminal proceedings is suspended on the basis of a reasoned decision of the prosecutor outlining the relevant circumstances and is subject to renewal if the grounds for suspension cease to exist. Prior to the suspension of the pre-trial investigation, the prosecutor is obliged to decide on the extension of the detention period (subparagraph 3 of part 1 of Article 615);

–

there is no objective possibility to perform procedural actions within the time limits specified in Article 220 “Consideration of petitions during the pre-trial investigation”, Article 221 “Acquaintance with the materials of the pre-trial investigation before its completion”, Article 304 “Deadline for filing a complaint against the decision, action or inaction of the investigator, coroner or prosecutor, its return or refusal to initiate proceedings”, Article 306 “Procedure for reviewing complaints against decisions, actions or inaction of the investigator, coroner or prosecutor during the pre-trial investigation”, Article 308 “Appeal for failure to meet reasonable deadlines”, Article 376 “Proclamation of a court decision”, Article 395 “Procedure and terms of appeal”, Article 426 “Procedure and terms of cassation appeal” of the Criminal Procedure Code, – such procedural actions shall be carried out immediately if possible, but not later than 15 days after the cessation or abolition of martial law (subparagraph 5 of the part 1 of Article 615);

—

there are cases for detention of a person without the decision of the investigating judge, the court, defined by Article 208 “Detention by an authorized official” of the Criminal Procedure Code, or there are reasonable circumstances that suggest that escape is possible in order to avoid criminal responsibility of a person suspected of committing a crime – an authorized official has the right without the decision of the investigating judge, court or resolution of the head of the prosecutor's office to detain such a person. The term of detention of a person without the decision of the investigating judge, court or resolution of the head of the prosecutor's office during martial law may not exceed 216 hours from the moment of detention, which is determined in accordance with Article 209 of the Criminal Procedure Code (subparagraph 6 of the part 1 of Article 615);

—

testimony obtained during the interrogation of a witness, victim, including the simultaneous interrogation of two or more interrogated persons, in criminal proceedings conducted in martial law, may be used as evidence in court only if the course and results of such interrogations were recorded using available technical means of video recording. Testimony obtained during the interrogation of a suspect, including the simultaneous interrogation of two or more persons already interrogated, in criminal proceedings conducted in martial law may be used as evidence in court only if the defense counsel participated in such interrogation, and the course and results of the interrogation were recorded using available technical means of video recording (subparagraph 11 of the part 1 of Article 615);

—

coroner, investigator, prosecutor ensures the participation of the defense counsel in a separate procedural action, including in case of impossibility of the defense counsel's appearance – with the use of technical means (video, audio) to ensure remote participation of the defense counsel. Coroner, investigator, prosecutor ensures the participation of an interpreter to translate the explanations, testimony or documents of the suspect, the victim at the earliest opportunity. In the presence of circumstances that make it impossible for an interpreter to participate in criminal proceedings, coroner, investigator, prosecutor has the right to personally translate explanations, testimony or documents if he/she speaks one of the languages of the suspect, victim (subparagraph 12 of part 1 of Article 615). Provisions of Article 87 “Inadmissibility of evidence obtained as a result of significant violation of human rights and freedoms”, Article 95 “Indications” of the Criminal Procedure Code are applied taking into account the features specified in Article 615 of the Criminal Procedure Code (as amended by Law No. 2201).

The application of Law No. 2201 necessitates derogation in respect of Articles 2 (paragraph 3), 9, 14 and 17 of the International Covenant on Civil and Political Rights and Articles 5, 6, 8 and 13 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

II.

Regarding the time and territory covered by the derogation from commitments

The Law No. 2201 entered into force on May 1, 2022 and is valid during martial law, which was imposed throughout Ukraine from 05 hours 30 minutes on February 24, 2022 and extended on May 25, 2022 for 90 days by the Law of Ukraine of April 21, 2022 No. 2212 “On approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On the extension of martial law in Ukraine’.

Oekraïne heeft op 09-09-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe [...] has the honour to convey to the Secretary General the following information on behalf of the Government of Ukraine regarding the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine 12.08.2022 N9 573/2022 “On the extension of Martial Law in Ukraine” by which Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on August 23, 2022 for the period of 90 days, approved by the Law of Ukraine dated 15.08.2022 No. 2500-IX “On approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On extension of Martial Law in Ukraine’” [...].

Oekraïne heeft op 16-12-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to inform [...] on behalf of the Government of Ukraine about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine date 07.11.2022 No. 757/2022 “On the extension of Martial Law in Ukraine”, by which Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on November 21, 2022 for the period of 90 days, approved by the Law of Ukraine dated 16.11.2022 No. 2738-IX “On Approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On extension of Martial Law in Ukraine’”. […]

Oekraïne heeft op 16-02-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to inform […] on behalf of the Government of Ukraine about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine date 06.02.2023 No. 58/2023 “On the extension of Martial Law in Ukraine”, by which Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on February 19, 2023 for the period of 90 days, approved by the Law of Ukraine dated 07.02.2023 No. 2915-IX “On Approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On extension of Martial Law in Ukraine’”. […]

[Text of presidential decree is available at the site of the Council of Europe under document number JJ9462C Tr./005-306 dated 17 February 2023.]

Oekraïne heeft op 25-05-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe [...] has the honour to inform the Secretary General on behalf of the Government of Ukraine about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine date 01.05.2023 No. 254/2023 “On the extension of Martial Law in Ukraine”, by which Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on May 20, 2023 for the period of 90 days, approved by the Law of Ukraine dated 02.05.2023 No. 3057-IX “On Approval of the Decree of the President of Ukraine ‘On extension of Martial Law in Ukraine’”. [...]

[Text of presidential decree is available at the site of the Council of Europe under document number JJ9501C Tr./005-316 dated 26 May 2023.]

Oekraïne heeft op 28-08-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to submit to the Secretary General on behalf of the Government of Ukraine the information about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine dated July 26, 2023 No 451/2023 «On the extension of Martial Law in Ukraine», by which Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on August 18, 2023 for the period of 90 days, approved by the Law of Ukraine dated July 26 2023 No. 3275-IX "On Approval of the Decree of the President of Ukraine "On the Extension of Martial Law in Ukraine".

[…]

Oekraïne heeft op 21-11-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to submit to the Secretary General on behalf of the Government of Ukraine the information about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine dated November 6, 2023 No 734/2023 «On the extension of Martial Law in Ukraine», by which Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on November 16, 2023 for the period of 90 days, approved by the Law of Ukraine dated November 8 2023 No. 3429-IX "On Approval of the Decree of the President of Ukraine "On the Extension of Martial Law in Ukraine".

[…]

[Text of presidential decree is available at the site of the Council of Europe under document number JJ9579C Tr./005-321 dated 21 November 2023.]

Oekraïne heeft op 20-02-2024 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to submit to the Secretary General on behalf of the Government of Ukraine the information about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine dated February 5, 2024 No. 49/2024 «On the Prolongation of the Term of Martial Law in Ukraine», by which Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on February 14, 2024 for the period of 90 days, approved by the Law of Ukraine dated February 6, 2024 No. 3564-IX "On Approval of the Decree of the President of Ukraine "On the Prolongation of the Term of Martial Law in Ukraine".

[…]

[Communication regarding derogation measures is available at the site of the Council of Europe under document number JJ9601C Tr./005-323 dated 20 February 2024.]

Oekraïne heeft op 05-03-2024 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to submit to the Secretary General on behalf of the Government of Ukraine the updated information about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms regarding possible application of Article 615 of the Criminal Procedure Code of Ukraine “Special regime of criminal proceedings under martial law" as amended by the Law of Ukraine of 27 July 2022 No. 2462- IX "On introduction of the amendments to Criminal Procedure Code of Ukraine concerning the improvement of certain provisions on pre-trial investigation under martial law”.

[…]

[Communication regarding derogation measures is available at the site of the Council of Europe under document number JJ9606C Tr./005-324 dated 6 March 2024.]

Oekraïne heeft op 05-04-2024 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to submit to the Secretary General on behalf of the Government of Ukraine the updated information about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms regarding in accordance with article 15 of the said Convention due to introduction to martial law in Ukraine, as prepared by the Ministry of Justice of Ukraine.

[…]

[Revised Notification about the derogation measures from Ukraine obligations under the Convention (Article 15) is available at the site of the Council of Europe under document number JJ9614C Tr./005-325 dated 8 April 2024.]

Oekraïne heeft op 21-05-2024 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Ukraine to the Council of Europe […] has the honour to submit to the Secretary General on behalf of the Government of Ukraine the information about the derogation measures from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms according to the Decree of the President of Ukraine dated May 6, 2024 No. 271/2024 «On the Prolongation of the Term of Martial Law in Ukraine», by which Martial Law was extended in Ukraine from 05 hours 30 minutes on May14, 2024 for the period of 90 days, approved by the Law of Ukraine dated May 8, 2024 No. 3684- IX "On Approval of the Decree of the President of Ukraine "On the Prolongation of the Term of Martial Law in Ukraine".

[…]

[Communication regarding derogation measures is available at the site of the Council of Europe under document number JJ9628C Tr./005-327 dated 22 May 2024.]

86

Bekrachtiging door Roemenië onder het volgende voorbehoud:

L'article 5 de la Convention n'empêchera pas l'application par la Roumanie des dispositions de l'article 1 du Décret n° 976 du 23 octobre 1968, qui régit le système disciplinaire militaire, à condition que la durée de la privation de liberté ne dépasse pas les délais prévus par la législation en vigueur.

L'article 1 du Décret n° 976/1968 du 23 octobre 1968 prévoit: ‘Pour les manquements à la discipline militaire, prévus par les règlements militaires, les commandants et les chefs peuvent appliquer aux militaires la sanction disciplinaire d'arrestation jusqu'à 15 jours.

.

Intrekking door Roemenië op 11-08-2004 van het bij de ratificatie gemaakte hiernavolgende voorbehoud:

In accordance with the Law No. 345 of 12 July 2004, the Republic of Romania withdraws the following reservation concerning Article 5, contained in the intrument[lees: instrument] of ratification deposited on 20 June 1994:

‘Article 5 of the Convention does not exclude the application by Romania of the provisions of Article 1 of Decree No. 976 of 23 October 1968 regulating the system of military discipline, provided that the period of the deprivation of liberty does not exceed the time-limits specified by the legislation in force.

Article 1 of Decree No. 976/1968 of 23 October 1968 stipulates: ‘For breaches of military discipline provided for in the military regulations, the commanding officers and commanders-in-chief may apply to servicemen the disciplinary sanction of arrest for up to 15 days.’

Roemenië heeft op 17-03-2020 de volgende verklaring afgelegd:

On 16 March 2020 the President of Romania decreed state of emergency on the territory of Romania in order to ensure the containment of the spread of SARS-CoV- 2 virus on the territory of Romania.

The Decree no. 195 by which the state of emergency was declared in accordance with the Romanian Constitution and the relevant law on the regime of the state of siege and of the state of emergency was published in the Official Gazette no. 212 of 16 March 2020 […]. The Decree includes the emergency measures of immediate and gradual application deemed necessary in order to limit the spread of the virus and ensure public health at national level.

Some of the measures taken in this context involve derogations from the obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms (Rome, 4 November 1950), to which Romania is a party.

Therefore, the Permanent Representation kindly asks that this Note Verbale be considered as notification for the purposes of Article 15 paragraph 3 of the Convention.

The initial duration of the state of emergency is of 30 days. The Romanian authorities will subsequently inform of any changes that might occur in relation to the situation.

[Decree no. 195 is available on the Council of Europe website, document JJ9014C, Tr./005-226]

Roemenië heeft op 02-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Romania presents its compliments to the Secretary General of the Council of Europe and following Note Verbal no. 498/17.03.2020, in view of the obligation stipulated in art. 15 para 3 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, has the honor to inform the Secretary General of the following new additional measures that have been taken within the scope of confining the spread of SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania:

The state of emergency decreed by the President of Romania on 16 March 2020 was endorsed by the Parliament of Romania on 19 March 2020, in accordance with art. 93 of the Romanian Constitution.

Considering that pursuant to Decree no. 195/ 16 March 2020, on the state of emergency, the measures required by the management on the territory of Romania of COVID-19 related situation are taken gradually, based on the assessment of the factors mentioned in art. 4 para. 4 of the Decree, the following Military Ordinances have been adopted to date:

Military Ordinance no. 1 of 17 March 2020, on some first emergency measures regarding large gatherings of people and cross-border movement of certain goods (published in the Official Journal no. 219 of 18 March 2020)

Military Ordinance no. 2 of 21 March 2020, on measures to prevent the spread of COVID 19 (published in the Official Journal no. 232 of 21 March 2020)

Military Ordinance no. 3 of 24 March 2020 on measures for the prevention of the spread of COVID-19 (published in the Official Journal no. 242 of 24 March 2020)

Military Ordinance no. 4 of 29 March 2020 on measures for the prevention of the spread of COVID-19 (published in the Official Journal no. 257 of 29 March 2020)

Military Ordinance no. 5 of 30 March 2020 on measures for the prevention of the spread of COVID-19 (published in the Official Journal no. 262 of 31 March 2020)

Military Ordinance no. 6 of 30 March 2020 on placing under quarantine the municipality of Sueeava and some neighbouring communes and on establishing a buffering protection area in some administrative territorial units in the Suceava county (published in the Official Journal no. 262 of 31 March 2020).

The texts of the above-mentioned Military Ordinances are hereby attached both in Romanian (as published in the Official Journal) and in the English courtesy translation.

At the same time, Governmental Emergency Ordinance no. 28 amending and supplementing Law no. 286/2009 on the Criminal Code was adopted on 18 March 2020, introducing new penalties and new crimes related to the COVID-19 pandemic. The text of the normative act is attached to this Note Verbal in Romanian (as published in the Official Journal) as well as in the English courtesy translation.

It should be noted that the measures taken by the Romanian authorities are permanently adjusted to cover all potential situations and to clarify their concrete application and are founded on the factual evaluation of the situation made by the National Commission for Special Emergency Situations. The gradual nature of the measures as well as their constant adjustment reflect the concern of the Romanian authorities to abide by the principles of necessity and proportionality and, thus, to strictly apply only those measures required at a certain moment by the circumstance of the situation, in the general effort to contain the spread of SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania.

The Romanian authorities stand ready to provide any additional information to the Secretary General in relation to the above mentioned measures taken in the effort to contain the spread of the SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania, as well as on any other issues deemed relevant. The Romanian authorities will continue to inform the Secretary General of any new measures that will be adopted in the context.

[…]

[Links to the English courtesy translations of the Ordinances are available on the Council of Europe website, document JJ9022C Tr./005-233.]

Roemenië heeft op 14-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Romania […] following Notes Verbale no. 498/17.03.2020 and no. 594/02.04.2020, in view of the obligation stipulated in Article 15, paragraph 3, […] has the honor to inform the Secretary General of the following new additional measures that have been taken within the scope of confining the spread of SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania:

Considering that pursuant to Decree no. 195/ 16 March 2020 on the state of emergency, the measures required by the management on the territory of Romania of COVID-19 related situation are taken gradually, based on the assessment of the factors mentioned in Article 4, paragraph 4, of the Decree, two new Military Ordinances have been adopted:

-

Military Ordinance no. 7 of 4 April 2020, on measures to prevent the spread of COVID 19 (published in the Official Journal no. 284 of 4 April 2020);

-

Military Ordinance no. 8 of 9 April 2020, on measures to prevent the spread of COVID 19 (published in the Official Journal no. 301 of 10 April 2020). […]

At the same time, Emergency Governmental Ordinance no. 34 amending and supplementing the Government’ Emergency Ordinance no. 1/1999 on the regime of the state of siege and of the state of emergency was adopted on 26 March 2020 and published in the Official Journal of Romania, Part I, No. 226 of 31 March 2020 was adopted on 26 March 2020 and published in the Official Journal of Romania, Part I, No. 226 of 31 March 2020. […]

The Romanian authorities stand ready to provide any additional information to the Secretary General in relation to the above-mentioned measures taken in the effort to contain the spread of the SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania, as well as on any other issues deemed relevant. The Romanian authorities will continue to inform the Secretary General of any new measures that will be adopted in the context.

[…]

[Links to the English translations of the ordinances are available on the Council of Europe website, document JJ9027C, Tr./005-236]

Roemenië heeft op 27-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Romania […] following Notes Verbale no. 498/17.03.2020, no. 594/02.04.2020, no. 633/14.04.2020 and no.671/21.04.2020, in view of the obligation stipulated in art. 15 para 3, […] has the honor to inform the Secretary General of the following new additional measures that have been taken within the scope of confining the spread of SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania:

Considering that pursuant to Decree no. 240/14 April 2020 on extending the duration of the state of emergency on the territory of Romania, the measures required by the management on the territory of Romania of COVID-19 related situation are taken gradually, based on the assessment of the factors mentioned in art. 3 para. 5 of the Decree, a new Military Ordinance has been adopted: Military Ordinance no. 9 of 16 April 2020, on measures to prevent the spread of COVID 19 (published in the Official Journal no. 321 of 16 April 2020).

[…]

The Romanian authorities stand ready to provide any additional information to the Secretary General in relation to the above-mentioned measures taken in the effort to contain the spread of the SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania, as well as on any other issues deemed relevant. The Romanian authorities will continue to inform the Secretary General of any new measures that will be adopted in the context.

[…]

[Link to the English translation of the ordinance is available on the Council of Europe website, document JJ9035C, Tr./005-242]

Roemenië heeft op 30-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Romania […] following Notes Verbale no. 498/17.03.2020, no. 594/02.04.2020, no. 633/14.04.2020, no.671/21.04.2020 and no. 699/24/04/2020, in view of the obligation stipulated in art. 15 para 3 of the Convention […], has the honor to inform the Secretary General of the following new additional measures that have been taken within the scope of confining the spread of SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania:

Considering that pursuant to Decree no. 240/14 April 2020 on extending the duration of the state of emergency on the territory of Romania, the measures required by the management on the territory of Romania of COVID-19 related situation are taken gradually, based on the assessment of the factors mentioned in art. 3 para. 5 of the Decree, a new Military Ordinance has been adopted:

Military Ordinance no. 10 of 27 April 2020, on measures to prevent the spread of COVID 19 (published in the Official Journal no. 340 of 27 April 2020).

[…]

The Romanian authorities stand ready to provide any additional information to the Secretary General in relation to the above-mentioned measures taken in the effort to contain the spread of the SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania, as well as on any other issues deemed relevant. The Romanian authorities will continue to inform the Secretary General of any new measures that will be adopted in the context.

[…]

[Link to the English translation of the ordinance is available on the Council of Europe website, document JJ9039C, Tr./005-244]

Roemenië heeft op 13-05-2020 de volgende verklaringen afgelegd:

The Permanent Representation of Romania […] following Notes Verbal no.498/17.03.2020 and no.671/21.04.2020, in view of the obligation stipulated in art. 15 para. 3 (2nd thesis) […] has the honour to inform the Secretary General that the state of emergency on the territory of Romania have ceased to be in force as of 14 May 2020 (24:00 hrs).

The provisions of Decree no. 240/14 April 2020 on extending the duration of the state of emergency on the territory of Romania and of the military ordinances adopted on its bases which might have involved derogations from the provisions of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms have ceased their effect as of the same date.

[…]

Roemenië heeft op 15-05-2020 de volgende verklaringen afgelegd:

The Permanent Representation of Romania […] following Notes Verbale no. 498/17.03.2020, no. 594/02.04.2020, no. 633/14.04.2020, no. 671/21.04.2020, no. 699/24.04.2020, no. 723/29.04.2020 and no. 787/12.05.2020 in view of the obligation stipulated in art. 15 para 3 […] has the honor to inform the Secretary General of the following new additional measures that have been taken within the scope of confining the spread of SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania: Considering that pursuant to Decree no. 240/ 14 April 2020 on extending the duration of the state of emergency on the territory of Romania, the measures required by the management on the territory of Romania of COVID-19 related situation are taken gradually, based on the assessment of the factors mentioned in art. 3 para. 5 of the Decree, a new Military Ordinance has been adopted:

Military Ordinance no. 12 of 13 May 2020, on measures to prevent the spread of COVID 19 (published in the Official Journal no. 387 of 13 May 2020).

[…]

The Romanian authorities stand ready to provide any additional information to the Secretary General in relation to the above-mentioned measures taken in the effort to contain the spread of the SARS-COV-2 virus and its effects on the territory of Romania, as well as on any other issues deemed relevant. The Romanian authorities will continue to inform the Secretary General of any new measures that will be adopted in the context.

[…]

[Link to the English translation of the ordinance is available on the Council of Europe website, document JJ9050C, Tr./005-250]

The Permanent Representation of Romania […] following Notes Verbal no.498/17.03.2020 and no.671/21.04.2020, in view of the obligation stipulated in art. 15 para. 3 (2nd thesis) […] has the honour to inform the Secretary General that the state of emergency on the territory of Romania have ceased to be in force as of 14 May 2020 (24:00 hrs).

The provisions of Decree no. 240/14 April 2020 on extending the duration of the state of emergency on the territory of Romania and of the military ordinances adopted on its bases which might have involved derogations from the provisions of the Convention […] have ceased their effect as of the same date. […]

87

Bekrachtiging door Hongarije onder het volgende voorbehoud:

In accordance with Article 64 of the Convention, the Republic of Hungary makes the following reservation in respect of the right to access to courts guaranteed by Article 6, paragraph 1 of the Convention:

For the time being in proceedings for regulatory offences before the administrative authorities, Hungary cannot guarantee the right to access to courts, because the current Hungarian laws do not provide such right, the decision of the administrative authorities being final.

The relevant provisions of the Hungarian law referred to above are:

Section 4 of Act IV of 1972 on courts, modified several times, which provides, that the courts, unless an Act stipulates otherwise, may review the legality of the decisions taken by the administrative authorities;

An exception is contained in Section 71/A of Act I of 1968 on proceedings for regulatory offences, modified several times, which allows for the offender to request judicial review solely against the measures taken by the administrative authority to commute to confinements the fine the offender had been sentenced to pay; no other access to court against final decisions taken in proceedings for regulatory offences is permitted.

.

Hongarije heeft op 17-03-2000 het bij de bekrachtiging m.b.t. artikel 6 gemaakte voorbehoud ingetrokken.

88

Bekrachtiging door Litouwen onder de volgende voorbehouden:

The provisions of Article 5, paragraph 3, of the Convention shall not affect the operation of Article 104 of the Code of Criminal Procedure of the Republic of Lithuania (amended version No. I-551, July 19, 1994) which provides that a decision to detain, in custody any persons suspected of having committed a crime may also, by decision of a prosecutor, be so detained. This reservation shall be effective for one year after the Convention comes into force in respect of the Republic of Lithuania.

The provisions of Article 5, paragraph 3, of the Convention shall not affect the operation of the Disciplinary Statute (Decree No. 811, October 28, 1992) adopted by the Government of the Republic of Lithuania under which arrest as disciplinary sanction may be imposed upon soldiers. NCO's and officers of the National Defence Forces.

.

De Regering van Litouwen heeft op 22-07-1996 het voorbehoud met betrekking tot artikel 5, derde lid ingetrokken.

Litouwen heeft op 02-05-2006 de volgende verklaring afgelegd:

The Republic of Lithuania withdraws the reservation made to Article 5, paragraph 3 of the Convention.

The reservation withdrawn reads as follows:

The provisions of Article 5, paragraph 3, of the Convention shall not affect the operation of the Disciplinary Statute (Decree No. 811, October 28, 1992) adopted by the Government of the Republic of Lithuania under which arrest as disciplinary sanction may be imposed upon soldiers, NCO's and officers of the National Defence Forces.

.

89

Bekrachtiging door Andorra onder de volgende voorbehouden:

The provisions of Article 5 of the Convention relating to deprivation of liberty shall apply without prejudice to what is laid down in Article 9, paragraph 2, of the Constitution of the Principality of Andorra.

Article 9, paragraph 2, of the Constitution states:

Police custody shall take no longer then the time needed to carry out the enquiries in relation to the clarification of the case, and in all cases the detained shall be brought before the judge within 48 hours.

The provisions of Article 11 of the Convention relating to the right to form employers', professional and trade-union associations shall be applied to the extent that they are not in conflict with what is laid down in Articles 18 and 19 of the Constitution of the Principality of Andorra.

Article 18 of the Constitution states:

The right to form and maintain employers', professional and trade-union associations shall be recognised. Without prejudice to their links with international institutions, these organisations shall operate within the limits of Andorra, shall have their own autonomy without any organic dependence on foreign bodies and shall function democratically.

Article 19 of the Constitution states:

Workers and employers have the right to defend their own economic and social interests. A law shall regulate the conditions to exercise this right in order to guarantee the functioning of the services essential to the community.

The provisions of Article 15 of the Convention concerning a time of war or public emergency shall be applied within the limits provided for in Article 42 of the Constitution of the Principality of Andorra.

Article 42 of the Constitution states:

1.

A Llei Qualificada shall regulate the states of alarm and emergency. The former may be declared by the Govern in the event of natural catastrophe, for a term of fifteen days, notifying the Consell General. The latter shall be declared by the Govern for a term of thirty days in the case of interruption of the normal functioning of democratic life and this shall require the previous authorization of the Consell General. Any extension of these states requires the necessary approval of the Consell General.

2.

In the event of the state of alarm the exercise of the rights recognised in Articles 21 and 27 may be limited. In the event of the state of emergency the rights covered by Articles 9.2, 12, 15, 16, 19 and 21 may be suspended. The suspension of the rights covered by Articles 9.2 and 15 must be always carried on under the control of the judiciary notwithstanding the procedure of protection established in Article 9, paragraph 3.

3.

The Government of the Principality of Andorra, while resolutely committing itself not to provide or authorise any derogation from obligations assumed, believes that it is necessary to emphasise that the fact that it forms a State with limited territorial dimensions requires it to pay special attention to problems of residence, work and other social measures in respect of foreigners, even if these questions are not covered by the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

Le Gouvernement de la Principauté d'Andorre, conformément à l'article 64 de la Convention, formule les réserves suivantes:

Article 5

Les dispositions de l'article 5 de la Convention, relatif à la privation de liberté, s'appliquent sans préjudice de ce qui est établi à l'article 9 paragraphe 2 de la Constitution de la Principauté d'Andorre.

L'article 9, paragraphe 2, de la Constitution dispose:

‘La garde à vue ne peut excéder le temps nécessaire aux besoins de l'enquête, et, en aucun cas, dépasser quarante huit heures, délai au terme duquel le détenu doit être présenté à l'autorité judiciaire.’

Article 11

Les dispositions de l'article 11 de la Convention, concernant le droit de création d'organisations patronales, professionnelles et syndicales, s'appliquent dans la mesure où elles ne s'opposent pas à ce qui est établi dans les articles 18 et 19 de la Constitution de la Principauté d'Andorre.

L'article 18 de la Constitution établit:

Est reconnu le droit à la création et au fonctionnement d'organisations professionnelles patronales et syndicales. Sans préjudice de leurs liens avec des organisations internationales, elles doivent être de caractère andorran, disposer d'une autonomie propre hors de toute dépendance organique étrangère. Leur fonctionnement doit être démocratique

L'article 19 de la Constitution établit:

Les travailleurs et les chefs d'entreprises ont le droit de défendre leurs intérêts économiques et sociaux. La loi détermine les conditions d'exercise de ce droit afin de garantir le fonctionnement des services essentiels à la communauté

Article 15

Les dispositions de l'article 15 de la Convention concernant le cas de guerre ou de danger public s'appliqueront dans les limites de ce que prévoit l'article 42 de la Constitution de la Principauté d'Andorre.

L'article 42 de la Constitution prévoit:

1

Une Llei Qualificada réglemente l'état d'alerte et l'état d'urgence. Le premier peut être déclaré par le Govern en cas de catastrophe naturelle, pour une durée de quinze jours, et fait l'objet d'une notification au Conseil General. Le second est également déclaré par le Govern, pour une période de trente jours, en cas d'interruption du fonctionnement normal de la vie démocratique, après autorisation préalable du Conseil General. Toute prorogation de ces dispositions requiert nécessairement l'approbation du Conseil General.

2

Pendant l'état d'alerte, l'exercice des droits reconnus aux articles 21 et 27 peut être limité. Pendant l'état d'urgence, les droits mentionnés dans les articles 9.2, 12, 15, 16, 19 et 21 peuvent être suspendus. L'application de cette suspension aux droits contenus dans les articles 9, alinéa 2, et 15 doit toujours être effectuée sous le contrôle de la justice, sans préjudice de la procédure de protection établie à l'article 9, alinéa 3

Déclaration générale

Le Gouvernement de la Principauté d'Andorre, bien qu'il s'engage résolument à ne pas prévoir ni autoriser des dérogations dans les obligations contractées, croit nécessaire de souligner que le fait de constituer un Etat de dimensions territoriales limitées exige de porter une attention spéciale aux questions de résidence, de travail et aux mesures sociales à l'égard des étrangers, même si elles ne sont pas couvertes par la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales.

90

Bekrachtiging door Estland onder het volgende voorbehoud en de volgende verklaring:

Reservation

The Republic of Estonia, in accordance with Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], declares that while pending the adoption of amendments to the Code on Civil Procedure within one year from entry into force of the Ratification Act, she cannot ensure the right to a public hearing at the appellate court level (Ringkonnakohtus) as provided in Article 6 of the Convention, in so far as cases foreseen by Articles 292 and 298 of the Code on Civil Procedure (published in the Riigi Teataja (State Gazette) I 1993, 31/32, 538; 1994, 1, 5; 1995, 29, 358; 1996, 3, 57) may be decided through written procedure.

Declaration

In the reservation to Article 6 of the Convention, made in accordance with Article 64 of the Convention, the Republic of Estonia referred to Articles 292 and 298 of the Code on Civil Procedure. Hereby the unofficial translation of the referred Articles is provided.

Artikel 292. Deciding a Case based solely on an application.

(1)

The Court shall decide on an appeal or special application without further proceedings, if it unanimously finds that:

1.

the application is manifestly ill-founded or the person who filed the application has no right to appeal. In this case, the court shall refuse the application;

2.

while the case was heard in the Court of First Instance, the procedural norms were violated which, in accordance with the law, results in the revocation of the decision or order (Article 318) and which the Court of Appeal cannot leave unaddressed. In that case, the decision or order shall be disaffirmed and the case shall be referred back to the Court of First Instance for a new trial;

3.

the copy of the decision of the Court of Appeal shall be sent to the parties involved within five days from the day the decision was signed.

(2)

The Court of Appeal does not have the right to decide upon an appeal or a special application against the other party, if the Court of First Instance or the Court of Appeal has not given the other party an opportunity to respond to the application.

Artikel 298. Settling a Case through written procedure

The court may settle the case through written procedure without public hearing:

1.

if the respondent to the appeal agrees with it;

2.

if the application claims the violation of procedural norms or the incorrect application of a substantive norm in the Court of First Instance;

3.

if a special application has been filed and the court considers the public hearing unnecessary.

Estland heeft op 20-03-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Estonia […] pursuant to Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms informs that Estonia exercises the right of derogation from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms in the entire territory of Estonia.

The Permanent Representation of Estonia informs that following the announcement of the World Health Organization of 11 March 2020 that COVID-19 has been confirmed as pandemic, and taking into account the significant danger the spread of COVID-19 has posed to public health, on 12 March 2020, the Government of the Republic of Estonia declared emergency situation in the entire territory of the Republic of Estonia.

The declaration of emergency situation was necessary to combat the spread of the coronavirus in Estonia in the most efficient manner. The State must be able to provide its citizens with clear and, if necessary, mandatory instructions to help limit the spread of the virus, which threatens the life of the nation. The emergency situation commenced on 12 March 2020, and, unless decreed otherwise by the Government, remains in force until 1 May 2020.

Among the measures adopted by the Government of Estonia, regular class-room studies in primary, basic, secondary and vocational schools as well as higher education establishments and universities have been suspended as of 16 March 2020 and switched over to remote and home studying. Also hobby education was suspended. All public gatherings are prohibited, museums, theatres and cinemas will be closed to visitors, all performances, concerts and conferences, as well as sports competitions are prohibited. Social welfare institutions, hospitals, and detention facilities will be subject to a visiting ban.

On 14 March 2020, additional movement restrictions for several Estonian islands were introduced. Only people who have a permanent residence on the islands were allowed to travel to the territories if they do not show symptoms of COVID-19. The people currently on the islands were allowed to return home. Restrictions were also imposed on spending leisure time. All sports halls, sports clubs, gyms, spas, swimming pools, water centres, day centres, and children's playrooms were ordered to be closed. Hotels and other accommodation providers were ordered to close their gyms, swimming pools, saunas and spas. The restriction did not apply to the provision of social and health care services.

On 15 March 2020, it was decided to restrict crossing of the Schengen internal and external border temporarily and reintroduce border controls in order to contain the spread of the coronavirus as of 17 March 2020. Only citizens of Estonia and holders of Estonian residency permit or right of residence could enter Estonia, as well as foreign citizens whose family member lives in Estonia. At the border control, travel documents and medical symptoms are checked. The requirement of a two-week quarantine for everyone entering the country has also been imposed.

Some of these measures may involve a derogation from certain obligations of Estonia under Articles 5, 6, 8 and 11 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, Articles 1 and 2 of Protocol to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, and Article 2 of Protocol No.4 to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms. The measures adopted by the Government are required by the exigencies of the situation and are not inconsistent with other obligations under international law.

The Permanent Representation of the Republic of Estonia to the Council of Europe attaches to this note the unofficial translations of the Order No.76 of Government of Estonia of 12 March 2020 “On the Declaration of Emergency Situation in the territory of Estonia” and subsequent Orders Nos. 77 and 78 of 13 March 2020 and 15 March 2020 and ruling No. 15 “On the temporary reintroduction of border control and surveillance of internal borders” of 15 March 2020 issued by the Government of Estonia. Also translations of Orders 26, 29, 30, 32, 34 and 35 issued by the Prime Minister as the person in charge of emergency situation are appended as well as the recommendations of the Council for Administration of Courts on the administration of justice during the emergency situation, issued on 16 March 2020.

Pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation of Estonia to the Council of Europe will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments with regard to the emergency situation, and will notify her when these emergency measures have ceased to operate and the provisions of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms are fully implemented again.

[…]

[English translations of the Estonian Orders are available on the Council of Europe website, document JJ9017C Tr./005-229]

Estland heeft op 16-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Estonia […] pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention […] informs that the Government of Estonia has decided to end the emergency situation in Estonia as of 18 May 2020. The emergency situation was declared by the Order No. 76 of the Government of Estonia “On the Declaration of Emergency Situation in the territory of Estonia” of 12 March 2020 and amended on 24 April 2020. The emergency situation began on 12 March 2020 and will be terminated on 17 May 2020 (close of day). The declaration of an emergency situation was required to be able to implement effective measures that were necessary considering the spread and the control of Covid-19 virus in the entire territory of Estonia.

As of 18 May 2020, the measures which were imposed by the Government of Estonia and by the Prime Minister, as the person in charge of emergency situation, for the duration of the emergency situation, will cease to operate as emergency situation measures. Therefore, Estonia will not exercise its right to derogate from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms and the provisions of the Convention are again being fully executed as of 18 May 2020. In addition to the orders transmitted to the Secretary General on 20 March 2020, the orders issued thereafter, are accessible online (in English): https://www.riigiteataja.ee/viitedLeht.html?id=8 […]

91

Bekrachtiging door Moldavië onder de volgende voorbehouden:

The Republic of Moldova declares that it will be unable to guarantee compliance with the provisions of the Convention in respect of omissions and acts committed by the organs of the self-proclaimed Trans-Dniester republic within the territory actually controlled by such organs, until the conflict in the region is finally settled.

In accordance with Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], the Republic of Moldova formulates a reservation to Article 5 with a view to retaining the possibility of applying disciplinary sanctions to soldiers in the form of arrest warrants issued by superior officers, as laid down in Articles 46, 51-55, 57-61 and 63-66 of the Disciplinary Regulations of the Armed Forces, adopted under Law No. 776-XIII of 13 March 1996.

Appendix to the reservation (...)

Disciplinary Regulations of the Armed Forces

Article 46.

The following disciplinary penalties may be imposed on conscripts:

a)

preliminary warning;

b)

warning;

c)

severe warning;

d)

withholding of furlough;

e)

imposition of extra duties (apart from guard and emergency service) and chores - up to a maximum of 5 tours of duty (maximum of 8 working hours per day);

f)

detention for a maximum of 10 days;

g)

demotion in terms of duties;

h)

demotion by one rank;

i)

removal of the rank of sergeant.

Article 51.

Officers commanding a company are entitled to:

a)

issue preliminary warnings, warnings and severe warnings;

b)

withhold furlough;

c)

impose extra duties or chores, up to a maximum of 4 tours of duty for soldiers and 2 for sergeants;

d)

impose on soldiers the penalty of detention for a maximum of 72 hours (3 days).

Article 52.

(1)

Officers commanding a battalion are entitled to:

a)

issue preliminary warnings, warnings and severe warnings;

b)

withhold furlough;

c)

impose extra duties or chores, up to a maximum of 5 tours of duty for soldiers and 3 for sergeants;

d)

impose on soldiers the penalty of detention for a maximum of 5 days.

(2)

In addition to the sanctions listed above, commanders-in-chief of independent military units holding disciplinary authority over a battalion in accordance with Article 10 are entitled to impose the disciplinary sanctions set out in Article 53 (e) and (h).

Article 53.

Officers commanding a regiment are entitled to:

a)

issue preliminary warnings, warnings and severe warnings;

b)

withhold furlough;

c)

impose extra duties or chores, up to a maximum of 5 tours of duty for soldiers and 3 for sergeants;

d)

impose on soldiers the penalty of detention for a maximum of 7 days;

e)

demote conscripted sergeants in terms of duties;

f)

remove the military rank of corporal;

g)

demote soldiers by one rank, from the rank of sergeant-major downwards, including demotion in terms of duties;

h)

remove the rank of conscripted sergeants, including demotion in terms of duties.

Article 54.

In addition to the powers granted to officers commanding regiments, officers commanding brigades are entitled to impose on soldiers and sergeants the penalty of detention for a maximum of 10 days.

Article 55.

The following disciplinary penalties may be imposed on professional soldiers:

a)

preliminary warning, warning and severe warning;

b)

imposing the penalty of detention (apart from women soldiers) for a maximum of 10 days;

c)

notification of partial unsuitability for duty;

d)

demotion in terms of duties;

e)

relegating soldiers to the reserve before the expiry of their contracts.

Article 57.

Officers commanding a company are entitled to:

a)

issue preliminary warnings, warnings and severe warnings;

b)

impose on soldiers the penalty of detention for a maximum of 2 days

Article 58.

(1)

Officers commanding a battalion are entitled to:

a)

issue preliminary warnings, warnings and severe warnings;

b)

impose the penalty of detention for a maximum of 3 days.

(2)

Commanders (heads) of independent military units holding disciplinary authority over a battalion in accordance with Article 10 are also entitled to impose the disciplinary sanctions set out in Article 59 (c) and (d).

Article 59.

Officers commanding a regiment are entitled to:

a)

issue preliminary warnings, warnings and severe warnings;

b)

impose the penalty of detention for a maximum of 5 days;

c)

notify soldiers of partial unsuitability for duty;

d)

relegating soldiers, corporals, lower-ranking sergeants, sergeants and sergeant-majors to the reserve before the expiry of their contracts.

Article 60.

In addition to the powers set out in Article 59, officers commanding brigades are also entitled to:

a)

impose the penalty of detention for a maximum of 7 days;

b)

demote soldiers by one rank.

Article 61.

The following disciplinary sanctions may be imposed on officers:

a)

preliminary warning, warning and severe warning;

b)

arrest of lower-ranking officers for a maximum period of 10 days;

c)

arrest of higher-ranking officers for a maximum period of 5 days;

d)

notification of partial unsuitability for duty;

e)

demotion in terms of duties;

f)

demotion by one rank.

Article 63.

(1)

Officers commanding companies and battalions are entitled to issue preliminary warnings, warnings and severe warnings.

(2)

Commanders of independent military units holding disciplinary authority over a battalion in accordance with Article 10 are also entitled to impose on lower-ranking officers the penalty of detention for a maximum of 3 days, and to notify them of partial unsuitability for duty.

Article 64.

In addition to the powers set out in Article 63, officers commanding regiments are entitled to impose on lower-ranking officers the penalty of detention for a maximum of 5 days.

Article 65.

In addition to the powers set out in Article 64, officers commanding brigades are also entitled to:

a)

impose on lower-ranking officers the penalty of detention for a maximum of 7 days, and on higher-ranking officers detention for a maximum of 3 days;

b)

demote lower-ranking officers by one rank.

Article 66.

In addition to the powers set out in Article 65, Vice-Ministers of Defence, Vice-Ministers of the Interior, Vice-Ministers for National Security and Deputy Heads of the Department of Civil Protection and Emergency Situations are entitled to:

a)

impose on lower-ranking officer the penalty of detention for a maximum of 10 days, and on higher-ranking officers detention for a maximum of 5 days;

b)

demote officers by one rank, from the deputy commanders of military units downwards.

Bekrachtiging door Moldavië onder de volgende voorbehouden:

1.

La République de Moldova déclare qu'elle ne pourra pas assurer le respect des dispositions de la Convention pour les omissions et les actes commis par les organes de la république autoproclamée transnistrienne sur les territoire contrôlé effectivement par ses organes, jusqu'à la solution définitive du conflit dans la région.

2.

Conformément à l'article 64 de la Convention, la République de Moldova formule une réserve à l'article 4 ayant pour effet de protéger la possibilité de l'application de la peine pénale sous la forme de travail correctionnel sans privation de liberté, tel que prévu à l'article 27 du Code pénal, ainsi que de la peine administrative sous la forme de travail correctionnel, tel que prévu à l'article 30 du Code des contraventions administratives. La réserve aura des effets pendant une année à compter de la date d'entrée en vigueur de la Convention pour la République de Moldova.

3.

Conformément à l'article 64 de la Convention, la République de Moldova formule une réserve à l'article 5, paragraphe 3, ayant pour effet de prolonger la délivrance du mandat d'arrêt par le procureur comme le prévoient l'article 25 de la Constitution de la République de Moldova, l'article 78 du Code de procédure pénale et l'article 25 de la Loi sur la Prokuratura de la République de Moldova n° 902-XII du 29 janvier 1992. La réserve produira ses effets pendant six mois après l'entrée en vigueur de la Convention pour la République de Moldova.

4.

Conformément à l'article 64 de la Convention, la République de Moldova formule une réserve à l'article 5 ayant pour effet de maintenir la possibilité d'application des sanctions disciplinaires aux militaires sous la forme d'arrestation par les commandants supérieurs, tel que prévu aux articles 46, 51–55, 57–61 et 63–66 du Règlement disciplinaire des Forces Armées, adopté par la Loi n° 776-XIII, du 13 mars 1996.

5.

La République de Moldova interprète les dispositions comprises dans la deuxième phrase de l'article 2 du premier Protocole additionnel de manière à ne pas imposer à l'Etat des obligations financières supplémentaires visant les établissements scolaires d'orientation philosophique ou religieuses, autres que celles prévues par la législation interne.

Annexes aux réserves

Le Ministère des Affaires étrangères de la République de Moldova, conformément à l'article 64 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, a l'honneur de présenter le contenu des articles des actes normatifs qui ne sont pas conformes à certaines dispositions de la Convention.

Réserve à l'article 4

Conformément à l'article 64 de la Convention, la République de Moldova formule une réserve à l'article 4 ayant pour effet de protéger la possibilité de l'application de la peine pénale sous la forme de travail correctionnel sans privation de liberté, tel que prévu à l'article 27 du Code pénal, ainsi que de la peine administrative sous la forme de travail correctionnel, tel que prévu à l'article 30 du Code des contraventions administratives.

Code pénal

‛ Article 27 - Travail correctionnel sans privation de liberté.

Le travail correctionnel sans privation de liberté est établi pour un délai de deux mois à deux ans et s'exécute en conformité avec le jugement de l'instance judiciaire soit sur le lieu de travail du condamné, soit à un autre endroit sur le territoire de la localité où celui-ci est domicilié.

Du revenu du condamné au travail correctionnel sans privation de liberté, on retient au bénéfice de l'Etat une partie établie par l'instance judiciaire allant de cinq à dix pour cent.

Pour les personnes reconnues inaptes au travail, l'instance judiciaire peut substituer le travail correctionnel par une amende équivalente avec la moitié du salaire minimal mensuel de travail correctionnel ou par avertissement public.

Lorsque la personne condamnée au travail correctionnel sans privation de liberté, qui doit purger sa peine sur son lieu de travail, se dérobe à l'exécution de la peine, l'instance judiciaire, sur demande des autorités de l'organe de l'intérieur ou à la démarche d'une organisation publique ou du collectif de travail, peut envoyer la personne en vue de purger sa peine dans d'autres endroits, établis par les organes concernés sans appliquer le travail correctionnel, à condition que cela se produise sur le territoire de la localité où le condamné est domicilié.

Lorsque la personne condamnée au travail correctionnel sans privation de liberté, se dérobe avec mauvaise foi à l'exécution de la peine, l'instance judiciaire peut substituer le délai non exécuté du travail correctionnel par une peine privative de liberté pour le même délai.

Le mode d'exécution du travail correctionnel sans privation de liberté est établi par la législation de la République de Moldova. ’

Code des contraventions administratives

‛ Article 30 - Travail correctionnel.

Le travail correctionnel s'applique pour un délai allant jusqu'à deux mois, qui doit être exécuté sur le lieu de travail permanent de la personne, qui a commis une contravention administrative, en lui retenant jusqu'à 20% du salaire au bénéfice de l'Etat.

Le travail correctionnel est appliqué par l'instance judiciaire.

Le délai du travail correctionnel ne peut constituer moins de quinze jours, dans le cas où les actes législatifs de la République de Moldova n'en disposent pas autrement. ’

‛ Réserves à l'article 5

‛ A.

Conformément à l'article 64 de la Convention, la République de Moldova formule une réserve à l'article 5, paragraphe 3, ayant pour effet de prolonger la délivrance du mandat d'arrêt par le procureur comme le prévoient l'article 25 de la Constitution de la République de Moldova, l'article 78 du Code de procédure pénale et l'article 25 de la Loi sur la Prokuratura de la République de Moldova n° 902-XII du 29 janvier 1992. La réserve produira ses effets pendant six mois après l'entrée en vigueur de la Convention pour la République de Moldova.

Constitution de la République de Moldova

‛ Article 25 - Liberté individuelle et sûreté de la personne.

(1)

La liberté individuelle et la sûreté de la personne sont inviolables.

(2)

La perquisition, la détention ou l'arrestation d'une personne sont autorisées seulement dans les cas et suivant la procédure prévue par la loi.

(3)

La garde à vue ne peut pas dépasser vingt-quatre heures.

(4)

L'arrestation se fait en vertu d'un mandat pour une durée de trente jours maximum. La personne arrêtée peut contester le mandat d'arrêt du juge, qui est obligé de se prononcer par une décision bien-fondée. Le délai de l'arrestation peut être prolongé jusqu'à six mois maximum, dans des cas exceptionnels, sur approbation du Parlement, jusqu'à douze mois.

(5)

La personne maintenue en garde à vue ou celle arrêtée est immédiatement informée des motifs de la garde à vue ou de l'arrestation et de l'accusation dans le délai le plus court: les motifs de l'arrestation et de l'accusation sont portés à sa connaissance uniquement en présence d'un avocat, élu ou désigné d'office.

(6)

La libération de la personne maintenue en garde à vue ou arrêtée est obligatoire lorsque les motifs de celle-ci sont épuisés. ’

Code de procédure pénale

‛ Article 78 - Arrestation préventive.

La mesure de l'arrestation préventive s'applique en respectant les dispositions de l'article 6 du présent Code pour les affaires concernant les infractions pour lesquelles la loi prévoit des peines privatives de liberté pour un délai supérieur à un an. Dans des cas exceptionnels, cette mesure préventive peut être appliquée pour les infractions, pour lesquelles la loi prévoit la peine privative de liberté pour un délai n'excédant pas un an.

Les mineurs maintenus en garde à vue ou sous arrestation préventive doivent être gardés séparément des adultes et des mineurs condamnés. L'enquêteur est obligé d'informer aussitôt les parents, ou les personnes qui les représentent, de la garde à vue ou de l'arrestation des mineurs.

Dans tous les cas d'arrestation préventive, la personne arrêtée est assurée dans le délai le plus court et sur demande, de la possibilité de téléphoner à deux abonnés en vue de communiquer son arrestation.

A l'égard des personnes accusées d'avoir commis les infractions prévues aux articles 61–71, à la deuxième partie de l'article 72, aux articles 74–76, 78, 81, à la première partie de l'article 82, aux articles 83–89, 95, 102, 103 à la deuxième partie de l'article 106, à l'article 116-1, à la deuxième et à la troisième parties de l'article 119, à la deuxième et à la troisième parties de l'article 120, à l'article 121, à la troisième partie de l'article 122, à l'article 122-1, à la troisième partie de l'article 123, à l'article 123-1, à la deuxième, troisième et quatrième parties de l'article 125, à l'article 127, à la deuxième partie de l'article 160-2, à la deuxième partie de l'article 187, à l'article 187-1, 188, à la deuxième partie de l'article 190, à la deuxième partie de l'article 191, à la deuxième partie de l'article 193, aux articles 206-1, 206-2, à la deuxième partie de l'article 213, à la deuxième partie de l'article 221, à la deuxième partie de l'article 225-1, à la deuxième et à la troisième parties de l'article 225-2, à l'article 225-3, à la deuxième partie de l'article 225-4, à l'article 227-1, à la deuxième partie de l'article 230-1, aux points 2 et 3 de l'article 239, aux points 2 et 3 de l'article 241, au point 2 de l'article 243, aux points 2 et 4 de l'article 248, à l'article 249, au point 2 de l'article 250, au point 3 de l'article 252, au point 6 de l'article 256, au point 4 de l'article 258, au point 3 de l'article 260, à l'article 262, au point 2 de l'article 263 et aux articles 264–268 du Code pénal, la mesure de l'arrestation préventive peut être appliquée même en raison du seul fait que l'infraction a un caractère dangereux.

L'arrestation se fait sur la base du mandat délivré par le procureur pour un délai de trente jours maximum. Lors de l'examen d'une affaire portant sur la délivrance d'un mandat d'arrêt, le procureur est obligé de prendre connaissance minutieusement de tous les matériaux contenant les motifs de l'arrestation et, le cas échéant, d'interroger le soupçonné ou l'accusé; le mineur soupçonné ou accusé dans tous les cas.

Le droit de délivrer un mandat d'arrêt appartient au Procureur Général, à son adjoint, au procureur de district, au procureur de la municipalité et aux procureurs assimilés à ceux-ci. En l'absence du procureur de district, du procureur de la municipalité et des procureurs assimilés à ceux-ci, leurs adjoints peuvent délivrer un mandat d'arrêt pour un délai de cinq jours. Le procureur de la municipalité et les procureurs assimilés à ceux-ci peuvent prolonger ce délai jusqu'à trente jours. La prolongation ultérieure du délai d'arrestation s'effectue en conformité avec les dispositions de l'article 79 du présent Code.

Dans le mandat d'arrêt on indique la date et le lieu de la délivrance du mandat, le nom, le grade de classification du procureur qui a délivré le mandat, les données de l'enquête concernant la personne arrêtée, les circonstances de la commission de l'infraction et leur qualification en conformité avec les dispositions du Code pénal, les motifs et les raisons de l'application de l'arrestation, le délai de validité du mandat d‘arrêt et l'organe qui l'exécute.

Les motifs de l'arrestation sont aussitôt portés à la connaissance de la personne arrêtée uniquement en présence d'un avocat, élu ou désigné d'office pendant douze heures à compter de l'arrestation. En même temps, on explique à la personne arrêtée le mode de contestation de l'application de la mesure de réprimande.

L'application réitérée de l'arrestation à l'égard de la même personne et lors de la même affaire, après son annulation par décision du juge, prononcée conformément à l'article 195-2 du présent Code, est possible uniquement lors de la découverte de nouvelles circonstances de l'affaire qui rendent nécessaire l'arrestation de la personne. L'application réitérée de l'arrestation en tant que mesure de réprimande peut être attaquée devant l'instance judiciaire sur les bases générales.

Le mode de traitement dans les lieux de détention préventive des personnes à l'égard desquelles, en tant que mesure de réprimande, l'arrestation a été choisie, est réglementé au titre neuvième du présent Code. ’

Loi sur la Prokuratura de la République de Moldova

‛ Article 25 - La sanction des actions qui limitent les droits des citoyens.

1

Le procureur, en vertu de la loi, est en droit de délivrer un mandat d'arrêt et d'arrêter la personne soupçonnée ou accusée de la commission d'une infraction.

2

Le droit de délivrer un mandat d'arrêt appartient au Procureur Général, à ses adjoints, aux procureurs de district, aux procureurs des prokuraturas spécialisées et à leurs adjoints.

3

Les conditions de délivrance et la durée du mandat d'arrêt sont établies dans le Code de procédure pénale.

4

Le Procureur Général, ses adjoints, les procureurs de district et les procureurs des prokuraturas spécialisées ainsi que leurs adjoints, sanctionnent dans les limites de leur compétence et procèdent à d'autres actions prévues par la loi, qui limitent les droits constitutionnels des citoyens. ’

B.

Conformément à l'article 64 de la Convention, la République de Moldova formule une réserve à l'article 5 ayant pour effet de maintenir la possibilité d'application des sanctions disciplinaires aux militaires sous la forme d'arrestation par les commandants supérieurs, tel que prévu aux articles 46, 51–55, 57–61, et 63–66 du Règlement disciplinaire des Forces Armées, adopté par la Loi n° 776-XII, du 13 mars 1996. ’

Règlement disciplinaire des Forces Armées

‛ Article 46.

Aux conscrits, on peut appliquer les peines disciplinaires suivantes:

a)

l'observation;

b)

l'avertissement;

c)

l'avertissement sévère;

d)

le non-octroi de la permission prévue de l'emplacement de l'unité;

e)

la désignation pour des corvées hors tours (à l'exception du service de garde et d'alerte) ou pour des travaux de ménage supplémentaires — jusqu'à cinq tours (la durée du jour de travail n'excèdera pas huit heures);

f)

le maintien sous l'arrestation — jusqu'à dix jours;

g)

la rétrogradation en fonction;

h)

la rétrogradation d'un grade;

i)

le retrait du grade de sergent. ’

‛ Article 51.

Le commandant de compagnie a le droit:

a)

d'appliquer l'observation, l'avertissement et l'avertissement sévère;

b)

de priver les militaires de la permission prévue de l'emplacement de l'unité militaire;

c)

de procéder à la nomination non successive au service, ou bien, aux travaux de ménage des soldats n'excédant pas quatre services, des sergents n'excédant pas deux services;

d)

d'appliquer aux militaires l'arrestation en tant que peine n'excédant pas soixante-douze heures (trois jours). ’

‛ Article 52.

(1)

Le commandant de bataillon a le droit:

a)

d'appliquer l'observation, l'avertissement et l'avertissement sévère;

b)

de priver les militaires de la permission prévue de l'emplacement de l'unité militaire;

c)

de procéder à la nomination non-successive au service ou aux travaux de ménage des soldats n'excédant pas cinq services; des sergents n'excédant pas trois services;

d)

d'appliquer aux militaires l'arrestation en tant que peine — jusqu'à cinq jours.

(2)

Les commandants (chefs) des unités militaires indépendantes, ayant, en conformité avec l'article 10, l'autorité disciplinaire de bataillon, ont le droit, outre les peines énumérées, d'appliquer les peines disciplinaires indiquées à l'article 53, lettres e) et h). ’

‛ Article 53.

Le commandant de régiment a le droit:

a)

d'appliquer l'observation, l'avertissement et l'avertissement sévère;

b)

de priver les militaires de la permission prévue de l'emplacement de l'unité militaire;

c)

de procéder à la nomination non successive des militaires au service ou aux travaux — jusqu'à cinq services;

d)

d'appliquer aux militaires l'arrestation en tant que peine — jusqu'à sept jours;

e)

de rétrograder en fonction les sergents en terme;

f)

de retirer le grade militaire de caporal;

g)

de rétrograder les militaires d'un grade, de sergent majeur et plus bas, y compris la rétrogradation en fonction;

h)

de retirer le grade des sergents en terme, y compris la rétrogradation en fonction. ’

‛ Article 54.

Le commandant de brigade, outre les droits octroyés au commandant de régiment, a le droit d'appliquer aux soldats et aux sergents l'arrestation en tant que peine allant jusqu'à dix jours. ’

‛ Article 55.

Aux militaires engagés sur la base d'un contrat, on peut appliquer les peines disciplinaires suivantes:

a)

l'observation, l'avertissement et l'avertissement sévère;

b)

l'arrestation en tant que peine (à l'exception des femmes militaires) — jusqu'à dix jours;

c)

la prévention concernant la non-conformité partielle à la foncton;

d)

la rétrogradation dans la fonction;

e)

la mise en réserve avant l'expiration du contrat. ’

‛ Article 57.

Le commandant de compagnie a le droit:

a)

d'appliquer l'observation, l‘avertissement et l'avertissement sévère;

b)

d'appliquer l'arrestation en tant que peine — jusqu'à deux jours. ’

Article 58.

(1)

Le commandant de bataillon a le droit:

a)

d'appliquer l'observation, l'avertissement et l'avertissement sévère;

b)

d'appliquer l'arrestation en tant que peine — jusqu'à trois jours.

(2)

Les commandants (chefs) des unités militaires indépendantes ayant, en conformité avec l'article 10, l'autorité disciplinaire de commandant de bataillon, ont également le droit d'appliquer les peines indiquées à l'article 59, lettres c) et d).

‛ Article 59.

Le commandant de régiment a le droit:

a)

d'appliquer l'observation, l'avertissement et l'avertissement sévère;

b)

d'appliquer l'arrestation en tant que peine — jusqu'à cinq jours;

c)

de prévenir de la non-conformité partielle à la fonction;

d)

de mettre en réserve avant l'expiration du contrat des soldats, caporaux, sergents inférieurs, sergents, sergent-majors. ’

‛ Article 60.

Le commandant de brigade, outre les droits à l'article 59, a également le droit:

a)

d'appliquer l'arrestation en tant que peine — jusqu'à sept jours;

b)

de rétrograder d'un grade. ’

‛ Article 61.

Aux officiers, on peut appliquer les peines disciplinaires suivantes:

a)

l'observation, l'avertissement et l'avertissement sévère;

b)

l'arrestation des officiers inférieurs, en tant que peine — jusqu'à dix jours;

c)

l'arrestation des officiers supérieurs — jusqu'à cinq jours;

d)

la prévention portant sur la non-correspondance partielle à la fonction;

e)

la rétrogradation dans la fonction d'un rang;

f)

la rétrogradation d'un grade. ’

‛ Article 63.

(1)

Le commandant de compagnie et le commandant de bataillon ont le droit d'appliquer l'observation, l'avertissement et l'avertissement sévère.

(2)

Les commandants des unités militaires indépendantes, ayant en conformité avec l'article 10, l'autorité disciplinaire de ocmmandant de bataillon, ont également le droit d'appliquer aux officiers inférieurs l'arrestation en tant que peine — allant jusqu'à trois jours — et de prévenir de la non-conformité partielle à la fonction. ’

‛ Article 64.

Le commandant de régiment, outre les droits prévus à l'article 63, a le droit d'appliquer aux officiers inférieurs l'arrestation en tant que peine, allant jusqu'à cinq jours. ’

‛ Article 65.

Le commandant de brigade, outre ses droits prévus à l'article 64, a le droit:

a)

d'appliquer aux officiers inférieurs l'arrestation en tant que peine, allant jusqu'à sept jours aux officiers supérieurs l'arrestation en tant que peine jusqu'à trois jours.

b)

de rétrograder en fonction d'un rang les officiers inférieurs. ’

‛ Article 66.

Les vice-ministres de la défense, les vice-ministres des affaires intérieures, les vice-ministres de la sécurité nationale, les adjoints du Chef du Département de la protection civile et des situations exceptionnelles, outre les droits prévus à l'article 65, ont le droit:

a)

d'appliquer aux officiers inférieurs l'arrestation en tant que peine allant jusqu'à dix jours, aux officiers supérieurs l'arrestation en tant que peine allant jusqu'à cinq jours;

b)

de rétrograder dans la fonction d'un rang les officiers en commençant avec les adjoints des commandants des unités militaires en bas. ’

Moldavië heeft op 19-03-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […] wishes to inform about the decision of the Parliament of the Republic of Moldova to declare a state of emergency on 17 March 2020 as a critical measure to stop the spread of COVID-19. The state of emergency has been instituted for a period of 60 days, from 17 March - 15 May 2020 on the entirety of the territory of the Republic of Moldova.

The measures already in force or envisaged to be gradually implemented entail or may entail restrictions to fundamental rights and liberties inter alia by way of establishing a special regime of entry and exit from the country, a special regime of movement on the territory of the Republic of Moldova, suspending the activity of educational establishments, introducing the quarantine regime, prohibiting meetings, public demonstrations and other mass gatherings, and therefore, triggering the necessity for the Republic of Moldova to derogate, in accordance with Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols, in particular, Article 11 of the Convention, Article 2 of the First Protocol and Article 2 of the Protocol No. 4.

Bearing in mind the worrying trends of COVID-19 spread in Europe, the afore-mentioned measures are essential steps in combating the spread of the COVID-19 and protect the population against this global pandemic.

The Permanent Representation kindly asks that this Note Verbale be considered as a notification for the purposes of Article 15, paragraph 3, of the Convention. Additionally, the Representation will duly inform the Secretary General when such measures have ceased to operate and the provisions of the Convention are again being fully executed.

[…]

[Decision of the Parliament of the Republic of Moldova is available on the Council of Europe website, document JJ9016C Tr./005-228]

Moldavië heeft op 20-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […] with reference to the Note Verbale No. FRA-CoE/352/169 from 18 March 2020 notifying about the declaration of the state of emergency and the exercise by the Republic of Moldova of the right of derogation from its obligations under the European Convention on Human Rights, has the honor to inform that the state of emergency in the Republic of Moldova ceased on 15 May 2020, thus bringing to an end the derogations announced by the Republic of Moldova from Article 11 of the Convention, Article 2 of the First Protocol and Article 2 of the Fourth Protocol to the Convention.

The Permanent Representation kindly requests this communication be considered a notification on the end of derogations, in accordance with article 15(3) of the Convention. […]

Moldavië heeft op 06-04-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […] pursuant to article 15 of the European Convention […] wishes to notify that on the 31 March 2021 the Parliament of the Republic of Moldova introduced a state of emergency for 60 days, from 1 April to 30 May 2021, on the entire territory of the Republic of Moldova. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions to fundamental human rights and freedoms inter alia by way of establishing a special regime of entry and exit from the country, a special regime of movement on the territory of the Republic of Moldova, suspending the activity of educational establishments, introducing the quarantine regime, prohibiting public meetings and gatherings and other mass events.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention […] from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols, in particular, article 11 of the Convention, article 2 of the First Protocol and article 2 of the Protocol No. 4.

Taking into consideration the grave pandemic situation in the Republic of Moldova, the afore- mentioned measures are essential and critical in combating the spread of the COVID-19 and to protect the life and security of the nation.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention […], the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[…]

[Link to the unofficial English translation of the amendments to the Decision of the Parliament of the Republic of Moldova is available on the Council of Europe website, document JJ9209C Tr./005-275.]

Moldavië heeft op 29-04-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […] with reference to the Note Verbale No. FRA-CoE/352/124 of 2 April 2021 notifying about the declaration of the state of emergency and the exercise by the Republic of Moldova of the right of derogation from its obligations under the European Convention […], has the honour to inform that, following the Decision No. 15 of 28 April 2021 of the Constitutional Court of the Republic of Moldova , the state of emergency in the Republic of Moldova ceased on 28 April 2021, thus bringing to an end the derogations of the Republic of Moldova from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols, in particular Article 11 of the Convention, Article 2 of the First Protocol and Article 2 of Protocol No. 4.

The Permanent Representation of the Republic of Moldova kindly asks that this communication be considered as a notification on the termination of the above-mentioned derogations, in accordance with Article 15 (3) of the Convention.

[…]

Moldavië heeft op 04-11-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […] pursuant to article 15 of the European Convention […] wishes to notify that on the 22 October 2021 the Parliament of the Republic of Moldova introduced a state of emergency, from 22 October to 20 November 2021, on the entire territory of the Republic of Moldova. […]

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, the rationalization of natural gas consumption throughout the country; coordinating the work of the media, in particular on the introduction of special rules for the use of telecommunications; establishing rapid instruments for collecting payments from consumers for used natural gas. In the same context, the provisions of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova are obligatory and executory.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention […] from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols, including the article 10 of the Convention.

Taking into consideration the grave energy crisis in the Republic of Moldova, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to Article 15(3) of the European Convention […], the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[…]

[Link to the decision of the Parliament of the Republic of Moldova is available on the Council of Europe website, document JJ9289C Tr./005-282]

Moldavië heeft op 06-12-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […] with reference to the Note Verbale No. FRA-CoE/352/536 of 3 November 2021 notifying about the declaration of the state of emergency and the exercise by the Republic of Moldova of the right of derogation from its obligations under the European Convention […], has the honour to inform that the state of emergency in the Republic of Moldova ceased on 20 November 2021, thus bringing to an end the derogations of the Republic of Moldova from the application of certain provisions of the Convention, in particular, Article 10 of the Convention.

The Permanent Representation of the Republic of Moldova kindly asks that this communication be considered as a notification on the termination of the above-mentioned derogation, in accordance with Article 15 (3) of the Convention.

[…]

Moldavië heeft op 25-02-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […] wishes to notify that on the 20 January 2022 the Parliament of the Republic of Moldova introduced a state of emergency, from 20 January to 20 March 2022, on the entire territory of the Republic of Moldova. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, the rationalization of natural gas consumption throughout the country; coordinating the work of the media, in particular on the introduction of special rules for the use of telecommunications; establishing rapid instruments for collecting payments from consumers for used natural gas. In the same context, the provisions of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova are obligatory and executory.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention […] from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols, including the article 10 of the Convention.

Taking into consideration the grave energy crisis in the Republic of Moldova, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to Article 15(3) of the European Convention […], the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[…]

[Decision of the Parliament of the Republic of Moldova is available on the Council of Europe website, document JJ9324C Tr./005-286]

Moldavië heeft op 04-03-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […], pursuant to article 15 of the European Convention […] wishes to notify that on the 24 February 2022 the Parliament of the Republic of Moldova introduced a state of emergency, siege and war, from 24 February to 24 April 2022, on the entire territory of the Republic of Moldova, considering the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The Parliament Decision No. 1/2022 on the declaration of the state of emergency is abrogated (Note Verbale No. FRA-CoE/352/ 81 of 25 February 2022).

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention […] from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, as a result of the beginning of massive military actions on the territory of Ukraine on 24 February 2022, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention […], the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[…]

Moldavië heeft op 28-04-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova […], pursuant to Article 15 of the European Convention […], wishes to notify that on the 21 April 2022 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency, from 25 April to 23 June 2022, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament no. 105 of 21 April 2022 is attached to this Note.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention […] from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols. In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention […], the Permanent Representation will inform the Secretary General […] about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[…]

[Link to the Decision No. 105 of the Parliament of the Republic of Moldova on the extension of the state of emergency is available on the Council of Europe website, document JJ9347C Tr./005-292]

Moldavië heeft op 29-06-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on the 23 June 2022 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the Decision No. 163 on prolongation of the state of emergency, from 24 June to 7 August 2022, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note. The decision of 23 June contains the same provisions as the previous Decision on prolongation of the state of emergency No. 105 of 21 April 2022 notified by Note Verbale No. FRA- CoE/352.2/179. except for the art. 6. providing that: “the current state of emergency doesn’t affect the organization and conduct of the new local elections in the spring of 2022 in some administrative-territorial units”, which has consumed its character.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the 3 situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

Moldavië heeft op 05-08-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on the 28 July 2022 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency, from 8 August to 6 October 2022, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

This state of emergency does not affect the organising and carrying out of the new local elections in autumn 2022 in some administrative territorial units.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

Moldavië heeft op 11-10-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on the 6 October 2022 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency, from 7 October to 5 December 2022, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note. The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency. This state of emergency does not affect the organizing and carrying out of the new local elections in autumn 2022 in some administrative territorial units.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[Decision of the Parliament of the Republic of Moldova is available on the Council of Europe website, document JJ9406C Tr./005-299.]

Moldavië heeft op 07-12-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on the 1st of December 2022 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency, from 6 December 2022 to 3 February 2023, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[Decision of the Parliament of the Republic of Moldova is available on the Council of Europe website, document JJ9429C Tr./005-300.]

Moldavië heeft op 08-02-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on the 2nd of February 2023 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency, from 4 February 2023 to 4 April 2023, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[Decision of the Parliament of the Republic of Moldova is available on the Council of Europe website, document JJ9454C Tr./005-303.]

Moldavië heeft op 07-04-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on the 30 March 2023 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency, from 5 April 2023 to 3 June 2023, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The Parliament decision of 30 March contains the same provisions as the previous Decision on prolongation of the state of emergency No. 12 of 2 February 2023 notified by Note Verbale No. FRA-CoE/352.2/45, except for the article 6 providing that the current state of emergency doesn’t affect the organisation and conduct of the elections on the territory of the Republic of Moldova. The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out necessary actions in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[Link to the Decision No. 67 of the Parliament of Moldova on the extension of the state of emergency is available at the website of the Council of Europe, document number JJ9485C, Tr./005-312.]

Moldavië heeft op 30-05-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on 26 May 2023 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency for a period of 60 days, from 4 June 2023 to 2 August 2023, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The Parliament decision of 26 May contains the same provisions as the previous Decision on prolongation of the state of emergency No. 67 of 30 March 2023 notified by Note Verbale No. FRA-CoE/352.2/140, including the article 6 providing that the current state of emergency doesn’t affect the organisation and conduct of the elections on the territory of the Republic of Moldova.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions;

coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[Link to Decision No. 133 of the Parliament of Moldova on the extension of the state of emergency is available at the website of the Council of Europe, document number JJ9502C, Tr./005-317.]

Moldavië heeft op 01-08-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on 31 July 2023 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency for a period of 60 days, from 3 August 2023 to 1 October 2023, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The Parliament decision of 31 July succeeds the previous Decision on prolongation of the state of emergency No. 133 of 26 May 2023 notified by Note Verbale No. FRA-CoE/352.2/201, and contains the same provisions including the article 6, providing that the current state of emergency doesn’t affect the organisation and conduct of the elections on the territory of the Republic of Moldova.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions;

coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency;

carrying out necessary actions in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency. The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova. [Link to Decision No. 244 of the Parliament on the extension of the state of emergency is available at the website of the Council of Europe, document number JJ9544C, Tr./005-318.]

Moldavië heeft op 26-09-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on 21 September 2023 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency for a period of 60 days, from 2 October 2023 to 30 November 2023, on the entire territory of the Republic of Moldova , taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The Parliament decision of 21 September succeeds the previous Decision on prolongation of the state of emergency No. 244 of 31 July 2023 notified by Note Verbale No. FRA-CoE/352.2/287, and contains the same provisions including the article 6, providing that the current state of emergency doesn’t affect the organisation and conduct of the elections on the territory of the Republic of Moldova.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions;

coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova.

[Link to Decision No. 308 of the Parliament on the extension of the state of emergency is available at the website of the Council of Europe, document number JJ9559C, Tr./005-320.]

Moldavië heeft op 29-11-2023 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, pursuant to Article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, wishes to notify that on 24 November 2023 the Parliament of the Republic of Moldova adopted the prolongation of the state of emergency for a period of 30 days, from 1 December 2023 to 31 December 2023, on the entire territory of the Republic of Moldova, taking into account the situation related to the regional security and the menace to the national security. The Decision of the Parliament is attached to this Note.

The Parliament decision of 24 November succeeds the previous Decision on prolongation of the state of emergency No. 274 of 21 September 2023 notified by Note Verbale No. FRA-CoE/352.2/328, and contains the same provisions including the article 6, providing that the current state of emergency doesn’t affect the organisation and conduct of the elections on the territory of the Republic of Moldova.

The existing measures already in force or envisaged to be implemented during the mentioned period of state of emergency entail or may entail restrictions such as ordering, if necessary, establishing a special regime for entry in and exit out of the country; establishing special regime for the use of the airspace; establishing a special regime of movement on the territory of the country, including of the movement and control of merchandise; expelling from the territory of the country people whose presence may affect the ensuring of the public order and security; temporary evacuation of the citizens from the areas that pose menace to life and the obligatory provision of permanent or provisional accommodation for them; allocating financial means for the enforcement of the directives of the Commission for Exceptional Situations of the Republic of Moldova, if it is necessary; establishing a special working regime for the economic agents and public institutions, solving other issues related to their activities, necessary for carrying out rescue and extrication operations and other urgent operations; prohibition on holding rallies, public demonstrations and other mass actions; prohibition on the creation and activity of paramilitary formation of persons on the territory of the state; ordering, as needed, the temporary disruption of gas, energy and drinking water supply; adoption of the necessary decisions to undertake swift actions to supply natural gas, electricity and other energy sources, including by derogation from the normative provisions; coordination of the activity of mass media regarding the introduction of special rules for the use of telecommunications, the fight against misinformation, fake news and hate speech; prohibition of the dismissal of employees, except for the cases provided by the normative acts, for this period; modification of the procedure for the appointment and dismissal of the heads of economic agents and public institutions; involvement of citizens in the provisions of services in the public interest in accordance with the law; carrying out, in the manner provided by law, the requisition of goods in order to prevent and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; carrying out necessary actions in order to prevent, mitigate and liquidate the consequences of the situations that imposed the declaration of the state of emergency; taking the necessary measures for the management of the migration flows; accessing and managing the international assistance for the duration of the state of emergency.

The application of these measures has triggered the necessity for the Republic of Moldova to derogate pursuant to article 15 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols.

In the context of major national security threats in the immediate vicinity of the land border between the Republic of Moldova and Ukraine, including those of humanitarian, economic, energy and military nature, as a result of the continuing war on the territory of Ukraine, the afore-mentioned measures are essential and critical in protecting the national security of the country.

According to the report presented by the Ministry of Internal Affairs of the Republic of Moldova during the plenary session of the Parliament on 24 November 2023, during the previous emergency period, the actions of the Government and the Commission for Exceptional Situations did not exceed the limits of the mandate assigned by the Parliament, there were no interferences in respect of the exercise of the fundamental rights of citizens, and the competent authorities acted in a transparent manner, the derogations from the legal framework being proportionate and necessary for the management and overcoming of all emergency situations.

Pursuant to article 15 (3) of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation will inform the Secretary General of the Council of Europe about the future developments regarding the state of emergency as well as when the above-mentioned measures and derogations have ceased to apply, and the provisions of the Convention are being fully implemented again on the territory of the Republic of Moldova. [Link to Decision No. 361 of the Parliament on the extension of the state of emergency is available at the website of the Council of Europe, document number JJ9581C, Tr./005-322.]

Moldavië heeft op 11-04-2024 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Moldova to the Council of Europe, with reference to the Note Verbale No. FRA-CoE/352.2/410 of 29 November 2023 notifying about the prolongation of the state of emergency and the exercise by the Republic of Moldova of the right of derogation from its obligations under the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, has the honour to inform that the state of emergency in the Republic of Moldova ceased on 30 December 2023, thus bringing to an end the derogations of the Republic of Moldova from the application of certain provisions of the Convention and its Protocols. The Permanent Representation of the Republic of Moldova kindly asks this communication to be considered as a notification on the termination of the above-mentioned derogations, in accordance with Article 15, paragraph 3, of the Convention.

92

Bekrachtiging door Kroatië onder het volgende voorbehoud:

In accordance with Article 64 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], the Republic of Croatia does hereby make the following reservation in respect of the right to a public hearing as guaranteed by Article 6, paragraph 1, of the Convention:

The Republic of Croatia cannot guarantee the right to a public hearing before the Administrative Court in cases in which it decides on the legality of individual acts of administrative authorities. In such cases the Administrative Court in principle decides in closed session.

The relevant provision of the Croatian law referred to above is Article 34, paragraph 1, of the Law on Administrative Disputes, which reads as follows: ‘In administrative disputes the Administrative Court decides in closed session.’.

93

Albanië heeft op 02-10-1996 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

The Republic of Albania declares that it recognizes the competence of the European Commission of human rights to receive petitions from any person, non-governmental organisation or group of individuals, claiming to be victims of a violation of the rights set forth in the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, as well as in its Additional Protocols No. 1, No. 4 and No. 7, in cases when the violation of the rights guaranteed in these documents has occurred after they have come into force for the Republic of Albania.

Albanië heeft op 02-10-1996 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

The Republic of Albania declares that, under the condition of reciprocity, it recognizes the jurisdiction of the European Court of human rights to interpret and apply the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, and its Additional Protocols No. 1, No. 4 and No. 7, in cases when the violation of the rights guaranteed in these documents has occurred after they have come into force for the Republic of Albania. ’

Albanië heeft op 31-03-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Albania […] pursuant to Article 15 of the Convention for the protection of Human Rights and Fundamental Freedoms informs the following:

The World Health Organization on 11 March 2020 characterized COVID-19 as pandemic. Since the first case of COVID-19 was detected on the territory of Albania on 9 March, the Government has been taking measures to protect public health. On 11 March 2020, the Minister of Health and Social Protection, declared the epidemic state by Order no.156/2. Furthermore, the Minister of Health and Social Protection in order to protect the health of the population by the infection caused by COVID-19 approved some other measures. However, the increase in number of infected persons necessitated adoption of additional measures. On 15.03.2020 the Council of Minister approved normative Act No.3 “On taking special administrative measures during the period of infection caused by COVID-19”.

Furthermore, on 24 March 2020 the Council of Ministers of Republic of Albania decided state of natural disaster in order to ensure the containment of the spread of COVID-19 virus on the entire territory of Albania. The aim of the decision is to ensure epidemiological safety, restrict the spread of COVID-19 and ensure public health at national level. The Council of Ministers Decision restricted certain fundamental human rights and freedom enshrined in Articles 37, 38, 41, paragraph 4, 49 & 51 of the Constitution of Albania. The state of natural disaster starts on 24 March 2020.

The measures adopted by the Government, among others include, gradual restriction of air, land and sea traffic, suspension of education process, establishment of quarantine procedures and self-isolation, restriction of assembly, manifestation and gathering, restriction on the right of property, special regulation on public service delivery and administrative proceedings. The Permanent Representation of Albania to the Council of Europe attaches to this Note the unofficial translation of the following documents: Council of Ministers Decision no.243, dated 24.3.2020 “On the declaration of the state of natural disaster”- Annex 1; Normative Act no. 3, dated 15.03.2020 “On taking special administrative measures during the period of infection caused by COVID-19 as amended ”and amendments dated on 24.03.2020 – Annex 2; and Order No. 156/2, dated 11.03.2020 “On the declaration of the state of Epidemic” and other Orders of the Minister of Health and Social Protection listed on Annex 3.

The application of measures taken by the Government gives reasons for the necessity to derogate from certain obligations of Republic of Albania under Articles 8 and 11 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedom, Articles 1 and 2 of Protocol to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedom and Article 2 of Protocol No.4 to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedom.

Therefore, the Permanent Representation kindly asks that this Note Verbale be considered as notification for the purposes of Article 15 paragraph 3 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms. The Permanent Representation of Albania to the Council of Europe will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments with regard to the emergency situation and will notify her when the state of natural disaster is lifted.

[…] [

The unofficial translation of the three Annexes to the Note of the Permanent Representation of Albania are available on the Council of Europe website, document JJ9020C Tr./005-231.]

Albanië heeft op 12-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Albania […] in reference to its Verbal Note 057/20 dated 31 March 2020, pursuant to Article 15 […] has the honour to inform the Secretary General on the developments with regard to the State of Natural Disaster declared on 24 March 2020 by the Council of Minister of Republic of Albania, due to the spread of COVID-19.

Taking into account the significant danger posed to public health, by the Decision No.18 of 23 April 2020, the Assembly of the Republic of Albania decided to give consent to the extension of the state of natural disaster, announced by decision no. 243, dated 24.3.2020 of Council of Ministers of the Republic of Albania. After the consent by the Assembly of the Republic of Albania, the Council of Ministers issued the decision No.342, dated 25.04.2020 “On an Amendment to the Decision No. 243 of the Council of Ministers of 24.03.2020 “On the State of Natural Disaster”. Pursuant to this Decision, the restrictions imposed by Decision No. 243 “On the State of Natural Disaster” shall remain in force until 23 June 2020.

The Permanent Representation of Albania to the Council of Europe shall inform the Secretary General of the Council of Europe on the future developments with regard to the State of Natural Disaster and shall notify the Secretary-General when these measures have ceased to operate.

The Permanent Representation of Albania attaches to this Verbal Note the unofficial translations of the Decision No.18 of the Assembly of Albania of 23 April 2020 “On the Consent to Extension of the State of Natural Disaster”, and the Decision No.342 of the Council of Ministers of 25 April 2020 “On an Amendment to the Decision No.243 of the Council of Ministers of 24.03.2020 “On the State of Natural Disaster” ”, as published in the Official Gazette No.77/2020.

[The links to the unofficial translations of the Decisions No. 18 of 23 April 2020 and No. 342 of 25 April 2020 are available on the Council of Europe website, document JJ9044C Tr./005-246]

Albanië heeft op 24-06-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Albania […] pursuant to Article 15 of the Convention […], informs that the emergency situation which necessitated a derogation from certain obligations under Article 8 and 11 of the Convention, as well as Articles 1 and 2 of Protocol to the Convention […] and Article 2 of Protocol No. 4 to the Convention […], ceased to exist. Consequently, pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention, the Government withdraws the derogations from Article 8 and 11 of the Convention, as well as Articles 1 and 2 of Protocol to the Convention […] and Article 2 of Protocol No. 4 to the Convention […].

The Permanent Representation of Albania […] recalls that on 31 March 2020, it informed the Secretary General of the Council of Europe that following the announcement of the World Health Organization, on 24 March 2020 the Government of the Republic of Albania declared an emergency situation in the entire territory of the Republic of Albania for 30 (thirty) days which was subsequently extended. On 12 May 2020, the Permanent Representation of Albania […] informed the Secretary General on the decision of the Government to extend the period of the emergency situation until 23 June 2020.

Considering that the Government has decided not to extend the emergency situation in Albania, the measures chosen to prevent further spread of the Covid-19 and the continuous threat it poses to public health, which necessitated a derogation under Articles 8 and 11 of the Convention, as well as Articles 1 and 2 of Protocol to the Convention […] and Article 2 of Protocol no.4 to the Convention […] ceased to operate on 23 June 2020.

Accordingly, the Government withdraws its derogations under the remaining Articles of the Convention and of Protocols thereto, and the provisions of the Convention are being fully executed again.

[…]

94

Andorra heeft op 22-01-1996 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

Le Gouvernement de la Principauté d'Andorre, conformément à l'article 25, paragraphes 1 et 2, de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, déclare reconnaître la compétence de la Commission d'examiner les requêtes adressées au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe par toute personne physique, toute organisation non-gouvernementale ou tout groupe de particuliers qui estime avoir été victime d'une violation des droits reconnus dans la présente Convention après l'entrée en vigueur de cette Convention à l'égard de la Principauté d'Andorre.

La présente déclaration est valable pour une période de trois ans à compter de la date de son dépôt auprès du Secrétaire Général du Conseil de l'Europe et ne peut en aucun cas être renouvelée tacitement.

Andorra heeft op 22-01-1996 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

Le Gouvernement de la Principauté d'Andorre, conformément à l'article 46, paragraphes 1 et 2, de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, reconnaît comme obligatoire de plein droit et sans convention spéciale, la juridiction de la Cour européenne des droits de l'homme sur toutes les affaires concernant l'interprétation et l'application de la présente Convention soulevées après l'entrée en vigueur de la présente Convention à l'égard de la Principauté d'Andorre.

La présente déclaration est valable pour une période de trois ans à compter de la date de son dépôt auprès du Secrétaire Général du Conseil de l'Europe et ne peut en aucun cas être renouvelée tacitement.

95

Estland heeft op 16-04-1996 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

In accordance with Article 25, Estonia, for a period of three years after the Instruments of ratification are deposited, recognises the competence of the European Commission of human rights to receive petitions addressed to the Secretary General of the Council of Europe from any person, non-governmental organisation or group of individuals claiming to be the victim of a violation by the Republic of Estonia of the rights set forth in this Convention, as well as in Articles 1 to 4 of Protocol No. 4 and Articles 1 to 5 of Protocol No. 7. ’

Estland heeft op 16-04-1996 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

In accordance with Article 46, Estonia, for a period of three years after the instruments of ratification are deposited, and on the condition of reciprocity by the High Contracting Parties, recognises as compulsory ipso facto and without special agreement the jurisdiction of the European Court of human rights in all matters concerning the interpretation and application of the present Convention as well as Articles 1 to 4 of Protocol No. 4 and Articles 1 to 5 of Protocol No. 7. ’

96

Kroatië heeft op 05-11-1997 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

The Republic of Croatia recognizes for an indefinite period of time, in accordance with Article 25 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, Article 6 of Protocol No. 4 and Article 7 of Protocol No. 7, the competence of the European Commission of human rights to deal with petitions addressed to the Secretary General of the Council of Europe by any person, non-governmental organization or group of individuals claiming to be the victim of a violation of the rights set forth in the Convention and its Protocols, where the facts of the alleged violation of these rights occur after the Convention and its Protocols have come into force in respect of the Republic of Croatia. ’

Kroatië heeft op 05-11-1997 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

The Republic of Croatia recognizes for an indefinite period of time, in accordance with Article 46 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, Article 6 of Protocol No. 4 and Article 7 of Protocol No. 7, as compulsory ipso facto and without special agreement the jurisdiction of the European Court of human rights in all matters concerning the interpretation and application of the Convention and its Protocols and relating to facts occurring after the Convention and its Protocols have come into force in respect of the Republic of Croatia. ’

97

Letland heeft op 27-06-1997 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

In accordance with Article 25 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950, the Republic of Latvia recognises for a period of three years after the instruments of ratification are deposited, the competence of the European Commission of human rights to receive petitions addressed to the Secretary General of the Council of Europe from any person, non-governmental organisation or group of individuals claiming to be the victim of a violation by the Republic of Latvia of the rights set forth in this Convention, as well as in Articles 1 to 4 of Protocol No. 4 and Articles 1 to 5 of Protocol No. 7.

Letland heeft op 27-06-1997 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

In accordance with Article 46 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms of 1950, the Republic of Latvia recognises for a period of three years after the instruments of ratification are deposited, and on the condition of reciprocity by the High Contracting Parties, as compulsory ipso facto and without special agreement the jurisdiction of the European Court of human rights in all matters concerning the interpretation and application of the present Convention as well as Articles 1 to 4 of Protocol No. 4 and Articles 1 to 5 of Protocol No. 7.

Letland heeft op 16-03-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia to the Council of Europe […] pursuant to Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms informs that Latvia exercises the right of derogation from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms in the entire territory of Latvia.

The Permanent Representation of Latvia to the Council of Europe informs that following the announcement of the World Health Organization of 11 March 2020 that COVID-19 has been confirmed as pandemic, and taking into account the significant danger the spread of COVID-19 has posed to public health, on 12 March 2020, the Government of the Republic of Latvia declared emergency situation in the entire territory of Republic of Latvia. The aim of the declaration is to ensure epidemiological safety and restrict the spread of COVID-19. The emergency situation commenced on 13 March 2020, and will remain in force until 14 April 2020. Among the measures adopted by the Government of Latvia, in-class learning at schools has been suspended, access of third persons to hospitals, social care institutions and places of detention has been restricted, all public events, meetings and gatherings have been cancelled and prohibited, as well as movement of persons has been restricted. The application of these measures gives reasons for the necessity to derogate from certain obligations of Latvia under Articles 8 and 11 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, Article 2 of Protocol to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, and Article 2 of Protocol No.4 to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

The Permanent Representation of the Republic of Latvia to the Council of Europe attaches to this note the unofficial translation of the order No.103 of the Cabinet of Ministers of 12 March 2020 “On the Declaration of Emergency Situation”, as amended on 13 March 2020 and 14 March 2020.

Pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation of Latvia to the Council of Europe will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments with regard to the emergency situation, and will notify her when these emergency measures have ceased to operate and the provisions of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms are fully implemented again.

[…]

[The English translation of the Latvian Order No. 103 is available on the Council of Europe website, document JJ9012C Tr./005-225]

Letland heeft op 16-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia […], pursuant to Article 15 […], informs that the Government of the Republic of Latvia has prolonged the state of emergency in the entire territory of the Republic of Latvia until 12 May 2020.

The Permanent Representation of Latvia […] recalls that on 15 March 2020, it informed the Secretary General of the Council of Europe that on 12 March 2020, the Government of the Republic of Latvia declared a state of emergency in the entire territory of the Republic of Latvia until 14 April 2020, which necessitated a derogation from certain obligations under Articles 8, 11 of the Convention, as well as Article 2 of the Protocol and Article 2 of Protocol No.4 to the Convention. In light of the continuous threat the COVID-19 poses to public health, on 7 April 2020, the Government of the Republic of Latvia prolonged the state of emergency in the entire territory of the Republic of Latvia until 12 May 2020. During this period, the measures imposed by the order No. 103 of the Cabinet of Ministers of 12 March 2020 “On the Declaration of Emergency Situation" and consequent derogations, as transmitted to the Secretary General on 15 March 2020, continue to apply.

Pursuant to Article 15, paragraph 3 […], the Permanent Representation of Latvia […] will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments with regard to the state of emergency and notify her when these emergency measures have ceased to operate and the provisions of the Convention […] are fully implemented again.

Letland heeft op 14-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia […] pursuant to Article 15 […], informs that the Government of the Republic of Latvia has prolonged the emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia until 9 June 2020. At the same time, following a careful assessment of the measures chosen to restrict public gatherings and events that were put in place to prevent further spread of the Covid-19 virus, the Government has decided to ease the imposed restrictions. Consequently, the Government withdraws its derogation from Article 11 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

The Permanent Representation of Latvia […] recalls that on 15 March 2020 it informed the Secretary General of the Council of Europe that following the announcement of the World Health Organization, on 12 March 2020 the Government of the Republic of Latvia declared an emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia until 14 April 2020, which necessitated a derogation from certain obligations under Articles 8 and 11 of the Convention, as well as Article 2 of Protocol and Article 2 of Protocol no.4 to the Convention. In light of the continuous threat the COVID- 19 poses to public health, on 7 May 2020, the Government of the Republic of Latvia prolonged the emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia until 9 June 2020. However, in addition, the Government has declared that as from 12 May gatherings and events up to 25 participants shall be allowed subject to the organizers’ ability to ensure that all participants observe a 2-meter distance and observe the obligations that have been set for epidemiological safety. These obligations, inter alia, include that the organizer must provide disinfectants and that gatherings indoors must be limited to 3 hours. The Government has thereby eased the restrictions imposed by the order No. 103 of the Cabinet of Ministers of 12 March 2020 “On the Declaration of Emergency Situation” with respect to freedom of assembly and informs the Secretary General of the of the Council of Europe that it withdraws its derogation from Article 11 of the Convention. The rest of the measures, as transmitted to the Secretary General on 15 March 2020, continue to apply to the same extent.

Pursuant to Article 15, paragraph 3, […], the Permanent Representation of Latvia […] will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments with regard to the emergency situation and notify her when these emergency measures have ceased to operate and the provisions of the Convention […] are fully implemented again.

Letland heeft op 14-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia […] pursuant to Article 15 of the Convention […], informs that, on 10 June 2020, the emergency situation, which necessitated a derogation from certain obligations under Article 8 and 11 of the Convention, as well as Article 2 of Protocol and Article 2 of Protocol no. 4, ceased to exist. Consequently, pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention, the Government withdraws its remaining derogations from Article 8 of the Convention and Article 2 of Protocol no. 4 to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

The Permanent Representation of Latvia […] recalls that on 15 March, 2020 it informed the Secretary General of the Council of Europe that following the announcement of the World Health Organization, on 12 March 2020 the Government of the Republic of Latvia declared an emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia until 14 April 2020, which was subsequently extended. In light of the decision of the Government to ease the imposed restrictions with respect to freedom of assembly and right to education, on 14 May 2020 and 2 June 2020, respectively, the Permanent Representation of Latvia […] informed the Secretary General of the withdrawal of its derogation from Article 11 of the Convention and Article 2 of Protocol while maintaining the rest of the restrictions in place until 9 June 2020. Considering that the Government has decided not to extend the emergency situation in Latvia, the measures chosen to prevent further spread of the Covid-19 and the continuous threat it poses to public health, which necessitated a derogation under Articles 8 and 11 of the Convention, as well as Article 2 of Protocol and Article 2 of Protocol no. 4 ceased to operate on 10 June 2020. Accordingly, the Government withdraws its derogations under the remaining Articles of the Convention and of Protocols thereto, and the provisions of the Convention are being fully executed again.

[…]

Letland heeft op 31-12-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia […], pursuant to Article 15 of the Convention […], informs that the Republic of Latvia exercises the right of derogation from certain of its obligations under the European Convention […] in the entire territory of Latvia.

The Permanent Representation of Latvia […] informs that the Government of the Republic of Latvia on 6 November 2020 declared the emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia commencing on 9 November 2020, and that the emergency situation is currently extended until 7 February 2021. In the light of the continuous threat the COVID-19 pandemic poses to public health in Latvia and after a diligent and careful analysis of the necessary steps to combat the spread of the virus in the most efficient manner and to decrease the number of persons falling ill due to the spread of the virus, the Government of the Republic of Latvia decided to prohibit as of 30 December 2020 all public events and gatherings. The measure chosen by the Government of the Republic of Latvia restricts the right to freedom of assembly, consequently necessitating a derogation from Article 11 of the Convention. The restrictions on the exercise of the right to freedom of assembly are listed in the order no.655 of the Cabinet of Ministers of 6 November 2020 “On the Declaration of Emergency Situation”.

Pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention […], the Permanent Representation of Latvia […] will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments with regard to the state of emergency and notify her when these emergency measures have ceased to operate and the provisions of the Convention […] are fully implemented again.

[…]

Letland heeft op 08-02-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia […] pursuant to Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, informs that the Government of the Republic of Latvia has prolonged the emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia until 6 April 2021.

The Permanent Representation of Latvia to the Council of Europe recalls that on 30 December 2020, it informed the Secretary General of the Council of Europe that on 6 November 2020, the Government of the Republic of Latvia declared the emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia, which necessitated a derogation from Article 11 of the Convention. In the light of the continuous threat the COVID-19 poses to public health, on 5 February 2021, the Government of the Republic of Latvia prolonged the state of emergency in the entire territory of the Republic of Latvia until 6 April 2021. During this period, the measures imposed by the order no.655 of the Cabinet of Ministers of 6 November 2020 “On the Declaration of Emergency Situation” and consequent derogations, as transmitted to the Secretary General on 30 December 2020, continue to apply to the same extent unless communicated otherwise.

Pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention […], the Permanent Representation of Latvia […] will inform the Secretary General of the Council of Europe about future developments with regard to the state of emergency and notify her when these emergency measures have ceased to operate and the provisions of the Convention […] are fully implemented again.

Letland heeft op 07-04-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia […] pursuant to Article 15 of the Convention […] informs that the emergency situation that was declared on 6 November 2020 and necessitated a derogation from Article 11 of the Convention, ceased to exist. Consequently, pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention, the Government withdraws its derogation from Article 11 of the Convention.

The Permanent Representation of Latvia […] recalls that on 30 December 2020, it informed the Secretary General of the Council of Europe that on 6 November 2020, the Government of the Republic of Latvia declared the emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia, which necessitated a derogation from Article 11 of the Convention. In the light of the continuous threat the Covid-19 poses to public health, on 5 February 2021, the Government of the Republic of Latvia prolonged the emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia until 6 April 2021. Considering that the Government has decided not to extend the emergency situation in Latvia, the measures imposed by order no. 655 of the Cabinet of Ministers of 6 November 2020 “On the Declaration of Emergency Situation”, which necessitated a derogation from Article 11 of the Convention, cease to operate on 6 April 2021. Accordingly, the Government withdraws its derogation from Article 11 of the Convention, and the provisions of the Convention are implemented in full.

[…]

Letland heeft op 21-10-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia […] , pursuant to Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, informs that the Republic of Latvia exercises its right to derogate from certain of its obligations under the Convention […] in the entire territory of Latvia.

The Permanent Representation of Latvia […] informs that in the light of the increased peril to the public health that the new strain of the COVID-19 virus has brought, following the Order of the Cabinet of Ministers of 9 October 2021 no. 720 “On the Declaration of Emergency Situation” as of 11 October 2021 an emergency situation has been declared in the entire territory of the Republic of Latvia. This emergency situation is extended until 11 January 2022.

In the light of this continuous threat that the COVID-19 pandemic poses and after a diligent and careful analysis of the necessary steps to combat the rapid spread of the new strain of the virus, to prevent an overload of the healthcare system, and to reduce avoidable mortality, whilst ensuring that essential State functions and services can continue to operate, the Government of the Republic of Latvia has adopted measures restricting certain rights and freedoms provided by the Convention. In particular, the Government of the Republic of Latvia has decided to prohibit as of 21 October 2021 all public events and gatherings, consequently necessitating a derogation from Article 11 of the Convention. The restrictions on the exercise of this right are prescribed in the Cabinet of Ministers’ Order no. 720 of 9 October 2021 “On the Declaration of Emergency Situation”.

Pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention […], the Permanent Representation of Latvia […] will inform the Secretary General of the Council of Europe about any future developments with regard to the emergency situation and notify her when the above emergency measures have ceased to operate and the provisions of the Convention […] are fully implemented again.

[…]

Letland heeft op 15-11-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Latvia to the Council of Europe […] pursuant to Article 15 of the Convention […] informs of the following. After a careful assessment of the measures adopted on 20 October 2021 to restrict all public events and gatherings that were put in place to prevent further spread of the COVID-19 virus and their further necessity, the Government has decided to ease them. Consequently, pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention, the Government withdraws its derogation from Article 11 of the Convention.

The Permanent Representation of Latvia to the Council of Europe recalls that on 21 October 2021, it informed the Secretary General of the Council of Europe that on 9 October 2021, the Government of the Republic of Latvia declared the emergency situation in the entire territory of the Republic of Latvia. Whereas, as of 21 October 2021, in order to prevent an overload of the healthcare system, and to reduce avoidable mortality, whilst ensuring that essential State functions and services can continue to operate, the Government adopted measures restricting all public events and gatherings, which, in turn, necessitated a derogation from Article 11 of the Convention. Considering that the Government has decided to ease the restrictions imposed by the Order no. 720 of the Cabinet of Ministers of 9 October 2021 “On the Declaration of Emergency Situation” with respect to freedom of assembly, the Government informs the Secretary General of the Council of Europe that it withdraws its derogation from Article 11 of the Convention.

[…]

98

Litouwen heeft op 20-06-1995 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

‛ The Republic of Lithuania declares that for the period of three years it recognizes the competence of the Commission to receive the petition from any person, non-governmental organisation or group of individuals. ’

Verlenging op 19-06-1998 voor de periode van 20-06-1998 t/m 31-10-1998.

Litouwen heeft op 20-06-1995 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

‛ The Republic of Lithuania declares that for the period of three years it recognizes as compulsory, ipso facto, jurisdiction of the Court in all matters concerning the interpretation and application of the Convention. ’

Verlenging op 19-06-1998 voor de periode van 20-06-1998 t/m 31-10-1998.

99

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft op 10-04-1997 een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen. De verklaring luidt als volgt:

The Republic of Macedonia does hereby declare that in the period from January 1, 1998 to the day of entry into force of Protocol No. 11 to the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, restructuring the control machinery established thereby, it recognises the competence of the European Commission of human rights, in accordance with Article 25 of the Convention, to receive petitions from any person, non-governmental organisation or group of individuals claiming to be the victim of a violation of the rights set forth in the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, in Articles 1 to 4 of Protocol No. 4 and in Articles 1 to 5 of Protocol No. 7, in cases where the violation of the rights guaranteed in these instruments occurred after these instruments came into force for the Republic of Macedonia. ’

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft op 10-04-1997 een verklaring afgelegd tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

The Republic of Macedonia does hereby declare that in the period from January 1, 1998 to the day of entry into force of Protocol No. 11 to the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, restructuring the control machinery established thereby, on condition of reciprocity, it recognises as compulsory ipso facto the jurisdiction of the European Court of human rights, in accordance with Article 46 of the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, to interpret and apply the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms, Articles 1 to 4 of Protocol Nr. 4 and Articles 1 to 5 of Protocol No. 7, in cases where the violation of the rights guaranteed in these instruments occurred after these instruments came into force for the Republic of Macedonia. ’

Noord-Macedonië heeft op 01-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of North Macedonia to the Council of Europe […] pursuant to Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms has the honour to inform that the Republic of North Macedonia shall exercise the right to derogation from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms on the entire territory of North Macedonia.

The Permanent Representation of the Republic of North Macedonia to the Council of Europe has the further honour to inform that following the announcement of the World Health Organization of 11 March 2020 confirming the COVID-19 coronavirus pandemic, and taking into account the significant danger its spreading has posed to the public health, on 18 March 2020, the President of the Republic of North Macedonia has adopted a Decision to establish the existence of state of emergency on the entire territory of the Republic of North Macedonia. The state of emergency has been established for a period of 30 days with a view to preventing the spread and coping with the consequence of the COVID-19 coronavirus. The Decision No. 08-526/2 of 18 March 2020 was signed by the President of the Republic, in accordance with Article 125 of the Constitution of the Republic of North Macedonia, and was published in the Official Gazette of the Republic of North Macedonia No. 68, dated 18 March 2020 (annexed hereto). The Decision shall be submitted to the Assembly of the Republic of North Macedonia to be verified as soon as the Assembly is in position to meet. It must be born in mind that the Assembly of the Republic of North Macedonia had been dissolved prior to the coronavirus crisis, on 16 February 2020, for the purpose of convening early parliamentary elections on 12 April 2020. During the state of emergency, the Government of the Republic of North Macedonia, in accordance with the Constitution and relevant laws, adopts Decrees with the force of law. Before the expiration of the 30 days the Government is obliged to submit to the President a detailed report for the effects of the measures that had been taken and a reasoned proposal for the need of potentially extending the state of emergency for additional 30 days.

The Government has publicly announced that certain human rights and fundamental freedoms guaranteed under the Constitution may be temporarily suspended or restricted for the duration of state of emergency, but only to the extent required by such circumstances and as much as the measures adopted do not create any discrimination on the basis of race, sex, ethnic origin, language, religion, political or other conviction, social status, education and other personal circumstances.

Since the first case of COVID-19 was detected on the territory of the Republic of North Macedonia on 24 February 2020, the Government of the Republic of North Macedonia gradually has adopted a set of decisions, conclusions and has been taking concrete preventive measures to protect the public health. The measures adopted by the Government of the Republic of North Macedonia, among others include: suspension of regular classroom instruction in primary, secondary and vocational schools and universities, to be replaced with distance home learning, restriction of public assemblies, cancelling all public events, meetings and gatherings, closing of museums, theatres and cinemas for visitors, cancellation of performances and conferences, suspension of international passenger air traffic, establishing special rules of isolation and state-organized quarantine for citizens entering the territory, ban on and special regime of movement in parts and on the entire territory of the country, as well as additional movement restrictions. The application of these measures may influence the exercise of certain rights and freedoms under the Convention and in some instances give reason for the necessity to derogate from certain obligations of the Republic of North Macedonia under Article 8 and Article 11 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, Article 2 of the Protocol to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms and Article 2 of Protocol No. 4 to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms. The measures adopted by the Government are proportionate and targeted, required by the exigencies of the situation and are not inconsistent with other obligations under international law.

The Permanent Representation of the Republic of North Macedonia to the Council of Europe attaches to this Note Verbale unofficial translation of the Decision No. 08-526/2, signed by the President of the Republic of North Macedonia by which the state of emergency was declared, as well as subsequent Decrees adopted by the Government of the Republic of North Macedonia in the period from 12 to 27 March 2020.

The Permanent Representation of the Republic of North Macedonia to the Council of Europe shall additionally inform the Secretary General of the Council of Europe about new relevant decrees adopted by the Government in relation to the emergency situation, and will notify the Secretary General of the Council of Europe when these measures will have ceased to apply and thus the provisions of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms will be fully implemented again.

[…]

[The unofficial translations of the Decisions and Decrees are available on the Council of Europe website, document JJ9021C Tr./005-232.]

Noord-Macedonië heeft op 29-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Mission of North Macedonia […] with reference to its Note Verbale No. 35-01-155/2 dated 1 April 2020 related to the exercise of the right of derogation from obligations under the Convention […], has the honor to inform that the President of the Republic of North Macedonia has adopted a Decision establishing the existence of state of emergency in the entire territory of the Republic of North Macedonia, for a period of 30 days, in order to have protection from spreading and coping with the consequences of the coronavirus COVID-19. Decision No. 08-607/2 of 16 April 2020, published in the Official Gazette of the Republic of North Macedonia No. 104 of 17 April 2020 […], effectively extends the period of the state of emergency instituted on 18 March 2020.

[…]

[The link to the English translation of Decision No. 08-607/2 is available on the Council of Europe website, document JJ9038C Tr./005-243.]

Noord-Macedonië heeft op 22-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Mission of North Macedonia […] with reference to its Note Verbale No. 35-01-155/2 dated 1 April 2020 related to the exercise of the right of derogation from obligations under the Convention […], and further to the Note Verbale 35-01-200/1 dated 29 April 2020 has the honor to inform that the President of the Republic of North Macedonia has adopted a Decision establishing the existence of state of emergency in the entire territory of the Republic of North Macedonia, for a period of 14 days, in order to ensure protection from spreading and coping with the consequences of the coronavirus COVID-19. Decision No. 08-682/2 of 16 May 2020, published in the Official Gazette of the Republic of North Macedonia No. 127 of 17 May 2020 […], effectively extends the period of the state of emergency instituted on 18 March 2020.

[…]

[The link to the English translation of Decision No. 08-682/2 is available on the Council of Europe website, document JJ9054C Tr./005-254.]

Noord-Macedonië heeft op 02-06-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of North Macedonia to the Council of Europe […], with reference to its Note Verbale 35-01-155/2 dated 1 April 2020 related to the exercise of the right of derogation from obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms and further to the Notes Verbales 35-01-200/1 dated 29 April 2020 and 35-01-226/2 dated 22 Маy 2020, has the honour to inform that the President of the Republic of North Macedonia has adopted a Decision establishing the existence of state of emergency in the entire territory of the Republic of North Macedonia, for a period of 14 days, in order to ensure protection from propagation and coping with the consequence of the coronavirus COVID-19. Decision No.08-729/2 of 30 May 2020, published in the Official Gazette of the Republic of North Macedonia No.142 of 31 May 2020 (annexed hereto), effectively extends the period of the state of emergency instituted on 18 March 2020.

[…]

[The link to Decision No. 08-729/2 is available on the Council of Europe website, document JJ9060C Tr./005-256.]

Noord-Macedonië heeft op 17-06-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of North Macedonia […] with reference to its Note Verbale 35-01-155/2 dated 1 April 2020 related to the exercise of the right of derogation from obligations under the Convention […] and further to the Notes Verbales 35-01-200/1 dated 29 April 2020, 35-01-226/2 dated 22 Маy 2020 and 35-01-241/2 dated 2 June 2020, has the honour to inform that the President of the Republic of North Macedonia has adopted a Decision establishing the existence of state of emergency in the entire territory of the Republic of North Macedonia, for a period of 8 days, in order to prepare and conduct early elections for Members of the Assembly of the Republic of North Macedonia, with measures for protection of public health in state of pandemic of coronavirus COVID-19. Decision No.08-777/3 of 15 June 2020, published in the Official Gazette of the Republic of North Macedonia No.159 of 15 June 2020 is annexed hereto.

[…]

[The link to the English translation of Decision No. 08-777/3 is available on the Council of Europe website, document JJ9067C Tr./005-260.]

Noord-Macedonië heeft op 30-06-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of North Macedonia […] with reference to its Note Verbale 35-01-155/2 dated 1 April 2020 related to the exercise of the right of derogation from obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms and further to the Notes Verbales 35-01-200/1 dated 29 April 2020, 35-01-226/2 dated 22 Маy 2020, 35-01-241/2 dated 2 June 2020 and 35-01-272/2 dated 17 June 2020 has the honour to inform that the State of emergency in the entire territory of the Republic of North Macedonia, established by the President of the Republic of North Macedonia by Decision No.08-777/3 of 15 June 2020, published in the Official Gazette of the Republic of North Macedonia No.159 of 15 June 2020, has ceased to exist as of 24 June 2020.

Pursuant to Article 15 of the Convention […], the Government of the Republic of North Macedonia therefore withdraws its derogations under Article 8 and Article 11 of the European Convention […], Article 2 of the Protocol of Human Rights and Fundamental Freedoms and Article 2 of Protocol No. 4 to the Convention […] and declares that provisions of the Convention [..] are fully implemented again.

[…]

100

Moldavië heeft op 12-09-1997, een verklaring afgelegd tot erkenning van de bevoegdheid van de Europese Commissie voor de rechten van de mens om verzoekschriften in ontvangst te nemen en tot aanvaarding van de rechtsmacht van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De verklaring luidt als volgt:

Conformément aux articles 25 et 46 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et libertés fondamentales, la République de Moldova reconnaît le droit de recours individuel devant la Commission européenne des droits de l'homme et la juridiction de la Cour européenne des droits de l'homme, de plein droit et sans convention spéciale, sous condition de réciprocité des Hautes Parties Contractantes pour toute affaire concernant l'interprétation et l'application de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et libertés fondamentales, de même que des Protocoles N° 4 et N° 7 pour les affaires dans lequelles la violation des droits garantis par ces instruments est commise après leur entrée en vigueur pour la République de Moldova.

101

Ratificatie door de Russische Federatie van het Verdrag, zoals gewijzigd door de Protocollen nrs. 3, 5 en 8 en zoals aangevuld door Protocol nr. 2 onder voorbehouden en verklaringen.

De tekst van de verklaring luidt als volgt:

In accordance with Article 64 of the Convention [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11], the Russian Federation declares that the provisions of Article 5, paragraphs 3 and 4, shall not prevent the application of the following provisions of the legislation of the Russian Federation:

—

the temporary application, sanctioned by the second paragraph of point 6 of Section Two of the 1993 Constitution of the Russian Federation, of the procedure for the arrest, holding in custody and detention of persons suspected of having committed a criminal offence, established by Article 11, paragraph 1, Article 89, paragraph 1, Articles 90, 92, 96, 961, 962, 97, 101 and 122 of the RSFSR Code of Criminal Procedure of 27 October 1960, with subsequent amendments and additions;

—

Articles 51-53 and 62 of the Disciplinary Regulations of the Armed Forces of the Russian Federation, approved by Decree no. 2140 of the President of the Russian Federation of 14 December 1993 - based on Article 26, paragraph 2, of the Law of the Russian Federation "On the Status of Servicemen" of 22 January 1993 - instituting arrest and detention in the guard-house as a disciplinary measure imposed under extra-judicial procedure on servicemen - private soldiers, seamen, conscripted non-commissioned officers, non commissioned officers and officers.

The period of validity of these reservations shall be the period required to introduce amendments to the Russian federal legislation which will completely eliminate the incompatibilities between the said provisions and the provisions of the Convention.

Appendices to the reservation

Code of criminal procedure of the RSFSR (The text of the extracts include all amendments and additions as at 1 October 1997. Official publishing sources are indicated in the texts of the articles) adopted by the third session of the Supreme Soviet of the RSFSR (fifth convocation) on 27 October 1960 (‘Vedomosti Verkhovnogo Soveta RSFSR’, 1960, No. 40, page 593)

‘Article 11, paragraph 1 - Personal inviolability

No one may be arrested otherwise than on the basis of a judicial decision or a prosecutor's order (wording of the Decree of the Presidium of the Supreme Soviet of the RSFSR of 8 August 1983; of the Law of the Russian Federation of 23 May 1992; of the Federal Law of 15 June 1996 - Vedomosti Verkhovnogo Soveta RSFSR, 1983, No. 32, page 1153 - Vedomosti Syezda Narodnykh Deputatov Rossiyskoy Federatsii i Verkhovnogo Soveta Rossiyskoy Federatsii, 1992, No. 25, page 1389; Sobraniye Zakonodatelstva Rossiyskoy Federatsii, 1996, No. 25, page 2964).’

‘Article 89, paragraph 1 - Application of preventive measures

When there are sufficient grounds for believing that an accused person would evade an inquiry, preliminary investigation or trial or will obstruct the establishment of the truth in a criminal case or will engage in criminal activity, as well as in order to ensure execution of a sentence, the person conducting the inquiry, the investigator, the prosecutor and the court may apply one of the following preventive measures in respect of the accused: a written undertaking not to leave a specified place; a personal guarantee or a guarantee by a public organisation; placing in custody.’

‘Article 90 - Application of a preventive measure in respect of a suspect

In exceptional cases a preventive measure may be applied to a person suspected of having committed a criminal offence even before a charge is brought against him. In such a case the charge shall be brought not later than ten days from the time of the application of the preventive measure. If no charge is brought within this period, the preventive measure shall be cancelled.’

‘Article 92 - Order and decision on the application of a preventive measure

On the application of a preventive measure a person conducting an inquiry, an investigator and a prosecutor shall make a reasoned order, and a court shall give a reasoned decision specifying the criminal offence which the individual concerned is suspected of having committed, as well as the grounds for choosing the preventive measure applied. The order or decision shall be notified to the person concerned, to whom at the same time the procedure for appealing against the application of the preventive measure shall be explained.

A copy of the order or decision on the application of the preventive measure shall be immediately handed to the person concerned (wording of the Law of the Russian Federation of 23 May 1992 - Vedomosti Syezda Narodnykh Deputatov Rossiyskoy Federatsii i Verkhovnogo Soveta Rossiyskoy Federatsii, 1992, No. 25, page 1389).’

‘Article 96 - Placing in custody

Placing in custody as a preventive measure shall be done in accordance with the requirements of Article 11 of this Code concerning criminal offences for which the law prescribes a penalty in the form of deprivation of freedom for a period of more than one year. In exceptional cases, this preventive measure may be applied in criminal matters for which a penalty in the form of deprivation of freedom for a period of less than one year is prescribed by law (wording of the Decrees of the Presidium of the Supreme Soviet of the RSFSR of 10 September 1963, of 21 May 1970, of 17 April 1973, of 15 July 1974, of 11 March 1977 and of 8 August 1983; of the Laws of the Russian Federation of 23 May 1992, of 29 April 1993 and of 1 July 1993; of the Federal Laws of 1 July 1994, of 17 December 1995, of 15 June 1996 and of 21 December 1996 - Vedomosti Verkhovnogo Soveta RSFSR, 1963, No. 36, page 661; 1970, No. 22, page 442; 1973, No. 16, page 353; 1974, No. 29, page 782; 1977, No. 12, page 257; and 1983, No. 32, page 1153 - Vedomosti Syezda Narodnykh Deputatov Rossiyskoy Federatsii i Verkhovnogo Soveta Rossiyskoy Federatsii, 1992, No. 25, page 389, 1993, No. 22, page 789, No. 32, page 1231 - Sobraniye Zakonodatelstva Rossiyskoy Federatsii, 1994, No. 10, page 1109, 1995, No. 51, page 4973; 1996, No. 25, page 2964, and No. 52, page 5881).’

‘Article 961 - Procedure for detaining persons placed in custody

The procedure for detaining persons in respect of whom placing in custody has been chosen as a preventive measure is laid down in the Regulations (Polojenie) on pre-trial custody.

In cases where persons referred to in the preceding paragraph of this article are detained for up to three days in places of detention, they shall be subject to the rules laid down in the Regulations on procedure for short-term detention of persons suspected of having committed a criminal offence (brought into effect by the Decree of the Presidium of the Supreme Soviet of the RSFSR of 21 May 1970; wording of the Decrees of the Presidium of the Supreme Soviet of the RSFSR of 30 December 1976 and 8 August 1983 - Vedomosti Verkhovnogo Soveta RSFSR, 1970, No. 22, page 442; 1977, No. 1, pages 2; 1983, No. 32, page 1153).’

‘Article 962 - Time-limits for detaining persons placed in custody in temporary detention centres

Suspects and accused persons who have been placed in custody as a preventive measure may be detained in a temporary detention centre for not more than three days.

Suspects and accused persons detained in an investigation centre may be transferred to a temporary detention centre when this is necessary for the carrying out of investigatory activities and the judicial examination of cases beyond the boundaries of the populated area within which the investigation centre is situated and from which the persons concerned cannot be conveyed every day. Such transfer may be effected for the duration of investigatory activities and court proceedings but not for more than 10 days in any one month (brought into effect by the Decree of the Presidium of the Supreme Soviet of the RSFSR of 21 May 1970; wording of the Federal Law of 15 June 1996 - Vedomosti Verkhovnogo Soveta RSFSR, 1970, No. 22, page 442; Sobraniye Zakonodatelstva Rossiyskoy Federatsii, 1996, No. 25, page 2964).’

‘Article 97 - Time-limits for keeping in custody

A period of custody during the investigation of offences in criminal cases may not last longer than two months. This time-limit may be extended up to three months by a district or municipal prosecutor, a military prosecutor of a garrison, strategical unit or group of units and comparable prosecutors if it is impossible to complete the investigation and there are no grounds for altering the preventive measure. A further extension up to six months from the day of placement in custody may be effected only on account of the special complexity of the case by a prosecutor of a subject of the Russian Federation, a prosecutor of a military district, a military force grouping, naval fleet, the Strategic Missile Forces, the Federal Frontier Service of the Russian Federation or comparable prosecutors.

An extension of the time-limit for keeping persons in custody beyond six months shall be permissible in exceptional cases and solely in respect of persons accused of committing serious criminal offences or highly serious criminal offences. Such an extension shall be effected by a deputy of the Prosecutor General of the Russian Federation (up to one year) and by the Prosecutor General of the Russian Federation (up to 18 months).

No further extension of the time-limit shall be permissible, and the accused held in custody shall be releasable immediately.

The documents of a completed investigation of a criminal case shall be produced for consultation by the accused and his defence counsel not later than one month before the expiry of the maximum time-limit for holding in custody as prescribed in the second paragraph of the present article. In the event of the accused being unable to consult the case documents before the expiry of the maximum time-limit for holding in custody, the Prosecutor General of the Russian Federation, a prosecutor of a subject of the Russian Federation, a prosecutor of a military district, a military force grouping, a naval fleet, the Strategic Missile Forces, the Federal Frontier Service of the Russian Federation and comparable prosecutors may, not later than five days before the expiry of the maximum time-limit for holding in custody, apply to the judge of the "oblast", "kray" or comparable court for an extension of this time-limit.

Not later than five days from the day of receipt of the application, the judge shall take one of the following decisions:

1.

decision to extend the time-limit for holding in custody up to the completion by the accused and his counsel of their consultation of the documents of the case and the referral of the case to the court by the prosecutor, but not for more than six months;

2.

decision to reject the prosecutor's application and to release the person concerned from custody.

Under the same procedure the time-limit for holding in custody may be extended in the case of need to accede to a request by the accused or his counsel to pursue the preliminary investigation further.

If a court returns for a new investigation a case regarding which the time-limit for holding the accused in custody has expired but the circumstances of the case preclude any modification of the preventive measure in the form of holding in custody, the time-limit for holding in custody shall be extended by the prosecutor supervising the investigation for up to one month from the date on which the case reaches him. Any further extension of the time-limit shall take account of the time spent by the accused in custody before the referral of the case to the court and shall be effected in the manner and within the limits prescribed in the first and second paragraphs of this article.

An extension of the time-limit for holding in custody in accordance with the present article shall be a ground for appealing to a court against the holding in custody and for a judicial verification of its legality and justification under the procedure provided for in Articles 2201 and 2202 of the present Code (wording of the Decree of the Presidium of the Supreme Soviet of the RSFSR of 11 December 1989; of the Law of the Russian Federation of 23 May 1992; of the Federal Law of 31 December 1996 - Vedomosti Verkhovnogo Soveta RSFSR, 1989, No. 50, page 1478 - Vedomosti Syezda Narodnykh Deputatov Rossiyskoy Federatsii i Verkhovnogo Soveta Rossiyskoy Federatsii, 1992, No. 25, page 1389; Sobraniye Zakonodatelstva Rossiyskoy Federatsii, 1997, No. 1, page 4).’

‘Article 101 - Cancellation or modification of a preventive measure

A preventive measure shall be cancelled when it ceases to be necessary, or else changed into a stricter or a milder one if the circumstances of the case so require. The cancellation or modification of a preventive measure shall be effected by a reasoned order of the person carrying out the inquiry, the investigator or the prosecutor, or by a reasoned court decision after the case has been transferred to a court.

The cancellation or modification, by the person conducting the inquiry or by the investigator, of a preventive measure chosen on the prosecutor's instructions shall be permissible only with the prosecutor's approval.’

‘Article 122 - Apprehension of a person suspected of committing a criminal offence

An organ of inquiry may apprehend a person suspected of committing a criminal offence punishable by a custodial sentence in one of the following instances only:

1.

when the said person was caught at the time of commission of the criminal offence or immediately after its commission;

2.

when eye witnesses, including victims, directly indicate that person as the perpetrator of the criminal offence;

3.

when clear traces of the criminal offence are found on the suspected person or his clothing, with him or at his home.

When there are other factors constituting grounds for suspecting an individual of having committed a criminal offence, the individual may be apprehended only if he has attempted to escape or if he has no fixed abode or if he has not been identified.

On every case of apprehension of a person suspected of committing a criminal offence the organ of inquiry shall draw up a report indicating the relevant grounds and reasons, the day, time, year, month and place of apprehension, the explanations of the person apprehended and the time of drawing up the report, and shall inform the prosecutor in writing within 24 hours. The apprehension report shall be signed by the person who drew it up and by the person apprehended. Within 48 hours of being notified of the apprehension the prosecutor shall be required either to approve the placing of the person apprehended in custody or to release that person (wording of the Decree of the Presidium of the Supreme Soviet of the RSFSR of 30 December 1976, - Vedomosti Verkhovnogo Soveta RSFSR, 1977, No. 1, page 2).’

Disciplinary regulations of the armed forces of the Russian Federation - (The text of the extracts include all amendments and additions as at 1 October 1997. Official publishing sources are indicated in the texts of the articles)

Approved by Decree No. 2140 of the President of the Russian Federation, of 14 December 1997 (Collection of Instruments of the President and the Government of the Russian Federation, 1993, No. 51, page 4931)

‘51. The following punishments may be imposed on private soldiers and seamen:

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

deprivation of conscripted soldiers and seamen of scheduled leave from their unit or ship;

d.

detailing of conscripted soldiers and seamen to up to five extra tours of duty;

e.

arrest and detention in the guard-house for up to seven days in the case of soldiers and seamen serving under a contract and for up to ten days in the case of conscripted soldiers and seamen;

f.

deprivation of the badge of excellence;

g.

early transfer to the reserve in the case of soldiers and seamen serving under a contract.’

‘52. The following punishments may be imposed on conscripted non-commissioned officers:

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

deprivation of ordinary leave from the unit or ship;

d.

arrest and detention in the guard-house for up to ten days;

e.

deprivation of the badge of excellence;

f.

demotion in post;

g.

demotion in rank by one grade;

h.

demotion in rank by one grade with transfer to a lower post.’

‘53. The following punishments may be imposed on non-commissioned officers serving under a contract:

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

arrest and detention in the guard-house for up to seven days;

d.

deprivation of the badge of excellence;

e.

demotion in post;

f.

early transfer to the reserve.

The punishments specified in item (c) of the present article and in items (c)-(e) of Article 51 may not be imposed on women serving as private soldiers, seamen and non-commissioned officers.’

‘62. The following punishments may be imposed on officers:

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

arrest and detention in the guard-house for up to five days;

d.

warning about inadequate suitability for duty;

e.

demotion in post;

f.

early transfer to the reserve.

The punishment specified in item (c) of the present article may not be imposed on women serving as officers.’

De depositaris deelt op 25-03-2022 het volgende mede betreffende het lidmaatschap van de Russische Federatie:

Depositary communication.

In accordance with Resolution CM/Res(2022)3 adopted by the Committee of Ministers on 23 March 2022, the Russian Federation shall cease to be a Party to Treaty ETS No. 5 on 16 September 2022.

Buitenwerkingtreding voor de Russische Federatie per 16-09-2022.

102

Bekrachtiging van het Verdrag door Albanië, zoals gewijzigd door de Protocollen nrs. 3, 5 en 8 en zoals aangevuld door Protocol nr. 2.

103

De Regering van het Verenigd Koninkrijk heeft op 18-12-2001 op grond van artikel 15, lid 3 van het Verdrag een verklaring afgelegd waarbij eerdere van het Verdrag afwijkende verklaringen worden ingetrokken.

De tekst van de verklaring luidt als volgt:

… and has the honour to refer to Article 15, paragraph 3, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, signed at Rome on 4 November 1950, as well as to the notification made by the then United Kingdom Permanent Representative to the then Secretary General under the Article 15, paragraph 3, and dated 23 December 1988 and 23 March 1989.

The provisions referred to in the March 1989 notification, namely section 14 and paragraph 6 of Schedule 5 to the Prevention of Terrorism Act 1989, have been replaced by section 41 and paragraph 6 of Schedule 7 to the Terrorism Act 2000. Under section 41 a person who has been arrested by a constable upon reasonable suspicion of being guilty of an offence under Sections 11, 12, 15 to 18, 54 and 56 to 63 of the Act, or of being concerned in the commission, preparation or instigation of acts of terrorism, can be detained by virtue of the arrest for up to 48 hours and thereafter, where a judicial authority extends the detention period, for up to a further five days. The judicial authority will extend detention only to the point strictly necessary for the completion of investigations and enquiries or to preserve relevant evidence in order to decide whether criminal proceedings should be instituted. Under paragraph 6 of Schedule 7 to the Act a person who is being examined at a port or in a border area by an examining officer for the purpose of determining whether he is a person who is or has been involved in the commission, preparation or instigation of acts of terrorism, or for the purpose of determining whether his presence in the border area is connected with his entering or leaving Northern Ireland, may be detained pending the conclusion of his examination. The period of his detention under this power shall not exceed nine hours. No extension of detention is possible.

In the light of these developments, the measures referred to in the notifications dated 23 December 1988 and 23 March 1989 will cease to operate as of Monday, 26 February 2001. Accordingly, the two notifications are withdrawn as from that date, and the Government of the United Kingdom confirms that the provisions of the Convention will again be executed as from then.

However, this withdrawal of the derogation only applies to the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland. It is not yet possible to withdraw the derogation in respect of the Crown Dependencies, that is the Bailiwick of Jersey, the Bailiwick of Guernsey and the Isle of Man. The Crown Dependencies are actively considering enacting or amending their current Prevention of Terrorism legislation to reflect the changes in the United Kingdom legislation made under the Terrorism Act 2000. (The letter from the Permanent Representative of 12 November 1998 to the previous Secretary General explains the position in relation to the legislation in the Crown Dependencies.)

.

Intrekking op 14-03-2005 door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de uitbreiding van de macht van arrestatie en hechtenis zoals gemeld in de Anti-terrorism, Crime and Security Act 2001.

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 05-05-2006 de volgende verklaring afgelegd:

The United Kingdom Permanent Representative to the Council of Europe presents his compliments to the Secretary General of the Council of Europe, and has the honour to refer to Article 15, paragraph 3, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, signed at Rome on 4 November 1950, as well as to the notification made by the United Kingdom under that provision dated 23 December 1988 and 23 March 1989, and to the further communication in that regard made on 12 November 1998.

By a letter from the then Permanent Representative of the United Kingdom to the then Secretary General dated 19 February 2001, the derogation referred to in the above-mentioned notifications was withdrawn as from that date in respect of the United Kingdom of Great Britain and Norther Ireland only.

It has now also become possible to withdraw the derogation referred to in those notifications and in the above mentioned letter of 12 November 1998 in respect of the Crown Dependencies, that is the Bailiwick of Jersey, the Bailiwick of Guernsey and the Isle of Man. Accordingly, the derogation is withdrawn in respect of those territories with immediate effect, and the Governement of the United Kingdom confirm that the relevant provisions of the Convention will again be executed there.

104

Turkije heeft op 29-01-2002 de volgende mededeling gedaan:

… the Turkish Government has decided to withdraw its notification of derogation made on 5 May 1992, in accordance with Article 15, paragraph 3, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, concerning Article 5 of the said Convention, following recent constitutional amendments which have settled to four days the maximum duration of police custody in all the national territory.

Turkije heeft op 10-02-2023 de volgende verklaring afgelegd:

[…]

The Government of the Republic of Türkiye would like to give the following notice […] under Article 15 of the European Convention on Human Rights (“the Convention”).

On 6 February 2023 two earthquakes struck our country: first, a 7.7 magnitude tremor at 4.17 a.m. with its epicentre in Pazarcık district of Kahramanmaraş province, and secondly, a 7.6 magnitude tremor at 1.24 p.m. with its epicentre in Elbistan district of Kahramanmaraş province. These natural disasters affected an area of approximately 110,000 square kilometers and caused destruction in ten provinces of Türkiye and directly affected around 13.5 million people.

The Republic of Türkiye is taking the required measures as prescribed by law, in line with the national legislation and its international obligations. In this context, on 8 February 2023 a State of Emergency was declared for a duration of three months in Adana, Adıyaman, Diyarbakır, Gaziantep, Hatay, Kahramanmaraş, Kilis, Malatya, Osmaniye and Şanlıurfa provinces in accordance with Article 119 of the Constitution and Article 3§1(a) of Law on State of Emergency (Law No. 2935). The Presidential Decision no. 6785 on the state of emergency was published on the Official Gazette on 8 February 2023. This decision was approved by the Grand National Assembly of Türkiye on 9 February 2023 and was published on the Official Gazette on 10 February 2023.

In view of the disaster threatening the life of the nation, it may be necessary for the Government to take measures for the purposes of rescuing those struck by the disaster, repairing the resulting damage and loss, ensuring more effective delivery of public services, and protecting public order, safety and health, among others. The obligations that may be imposed and the measures that may be taken in an emergency situation caused by a natural disaster are prescribed in detail by Articles 5 to 9, 25(a) and 32 of the Law on State of Emergency (Law no. 2935). The measures to be taken in this context may involve derogation from the obligations under Articles 4§2, 8, 10, 11 of the Convention and Articles 1 and 2 of Protocol No. 1, to the extent required by the exigencies of the situation.

It is also possible, by virtue of Article 119 of the Constitution, to take additional measures via a Presidential Decree on issues required by the state of emergency. In the event the additional measures are taken in this context, further information will be provided.

The Government will inform […], per Article 15 of the Convention, when such measures have ceased to operate. […]

[Links to English translations of the relevant laws, Presidential Decision and Decision of Approval of the Grand National Assembly of Türkiye are available at the website of the Council of Europe, document JJ9457C, Tr./005-304.]

Turkije heeft op 15-02-2023 de volgende verklaring afgelegd:

[…]

In addition to the articles of the Convention referred to in [declaration Türkiye of 13 February 2023], the measures to be taken in the field of judiciary, as stipulated in Presidential Decree No. 120, may involve derogation from Articles 5 and 6§1 of the Convention [...].

The measures to be taken in the field of health, as stipulated in Presidential Decree No. 121, do not require any derogation.

[Links to Presidential Decree No. 120 and Descriptive Summaries of Presidential Decrees Nos. 120 and 121 are available at the website of the Council of Europe, document JJ9458C, Tr. 005-305.]

Turkije heeft op 20-02-2023 de volgende verklaring afgelegd:

[...]

The measures taken concerning public officials, as stipulated in Presidential Decree No. 122, may involve derogation from Articles 4§2 and 8 of the Convention [...] .

The measures to be taken in the field of donation and aid, as stipulated in Presidential Decree No, 124, do not require any derogation.

[Links to Presidential Decree No. 122 on measures taken concerning public officials and Descriptive Summay of Presidential Decrees Nos. 122 and 124 are available at the website of the Council of Europe, document JJ9463C, Tr. /005-307.]

Turkije heeft op 12-05-2023 de volgende verklaring afgelegd:

[Government of the Republic of Türkiye] would like to refer to […] the notices of derogation by the Government of the Republic of Türkiye under Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms (“Convention”), following the declaration of the State of Emergency on 8 February 2023 (Presidential Decision No.6785).

[Government is] now informing […], as per Article 15/3 of the Convention, that on 9 May 2023, the State of Emergency ended as set by the Presidential Decision No. 6785 and the measures that were the subject of the notices of derogation ceased to operate.

105

Bekrachtiging door Azerbeidzjan van het Verdrag, zoals gewijzigd door Protocol nr. 11 onder de volgende voorbehouden:

The Republic of Azerbaijan declares that it is unable to guarantee the application of the provisions of the Convention in the territories occupied by the Republic of Armenia until these territories are liberated from that occupation.

According to Article 57 of the Convention, the Republic of Azerbaijan makes a reservation in respect of Articles 5 and 6 to the effect that the provisions of those Articles shall not hinder the application of extrajudicial disciplinary penalties involving the deprivation of liberty in accordance with Articles 48, 49, 50, 56-60 of the Disciplinary Regulations of Armed Forces adopted by the Law of the Republic of Azerbaijan No. 885 of 23 September 1994.

Disciplinary Regulations of Armed Forces adopted by the Law of the Republic of Azerbaijan No. 885 of 23 September 1994 (Official Gazette of the Supreme Council of the Republic of Azerbaijan’ (‘Azerbaycan Respublikasi Ali Sovetinin Melumati’), 1995, No. 5-6, Article 93)

48. Soldiers and sailors:

. d) can be arrested up to 10 days in ‘hauptvakht’(military prison).

49. Temporary service ensigns:

. g) can be arrested up to 10 days in ‘hauptvakht’(military prison).

50. Outer-limit service ensigns:

. g) can be arrested up to 10 days in ‘hauptvakht’(military prison).

56. Battalion (4th degree naval) commander has the power:

. g) to arrest soldiers, sailors and ensigns up to 3 days.

57. Company (3rd degree naval) commander has the power:

. g) to arrest soldiers, sailors and ensigns up to 5 days.

58. Regiment (brigade) commander has the power:

. g) to arrest soldiers, sailors and ensigns up to 7 days.

59. Division, special brigade (naval brigade) commanders have the additional powers other than those given to the Regiment (brigade) commanders:

. a) to arrest soldiers, sailors and ensigns up to 10 days.

60. Corps commanders, commanders of any type of army, of the different types of armed forces, as well as deputies of Defense Minister have the power to wholly impose the disciplinary penalties, prescribed in the present Regulations, in respect of soldiers, sailors and ensigns under their charge,

According to Article 57 of the Convention, the Republic of Azerbaijan makes a reservation in respect of Article 10, paragraph 1, to the effect that the provisions of that paragraph shall be interpreted and applied in accordance with Article 14 of the Law of the Republic of Azerbaijan ‘on Mass Media’ of 7 December 1999.

Law of the Republic of Azerbaijan ‘on Mass Media’ of 7 December 1999

(Compilation of Legislation of the Republic of Azerbaijan

(‘ Azerbaycan Respublikasinin Qanuvericilik Toplusu ’), 2000, n° 2, Article 82)

Article 14:

[…] the establishment of mass media by legal persons and citizens of foreign states in the territory of the Republic of Azerbaijan shall be regulated by interstate treaties concluded by the Republic of Azerbaijan (‘legal person of a foreign state’ means a legal person of which the charter fund or more than 30% of the shares are owned by legal persons or citizens of foreign states, or a legal person of which 1/3 of founders are legal persons or citizens of foreign states).

Azerbeidzjan heeft op 28-09-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Ministry of Foreign Affairs of the Republic of Azerbaijan […] has the honour to inform that on September 27, 2020 the armed forces of Armenia blatantly violating the ceasefire regime have launched another aggression against Azerbaijan, by intensively shelling the positions of the armed forces of Azerbaijan along the frontline, as well as the villages of Qapanli of Terter district, Chiragli and Orta Garavend of Aghdam district, Alkhanli and Shukurbeyli of Fizuli district and Jojuq Merjanli of Jabrayil district, using large-caliber weapons, mortar launchers and artillery.

As a result there have been casualties among the civilians and military servicemen of Azerbaijan. Extensive damage has been inflicted on many houses and other civilian infrastructure.

The new act of aggression by Armenia against Azerbaijan is the continuation of the latest provocations of the Armenian side, including the attempt to an armed attack in the direction of Tovuz region on 12-16 July, 2020, the provocation in the direction of Goranboy region, illegal settlement policy in the occupied territories of Azerbaijan, as well as the provocative statements and activities of Armenian leadership.

In order to repel military aggression by Armenia and ensure the security of civilians and densely populated residential areas deep inside the internationally recognized territories of Azerbaijan, the armed forces of the Republic of Azerbaijan undertake counter-offensive measures within the right of self-defence and in full compliance with the international humanitarian law.

Taking into account the occupation of the Nagorno-Karabakh region of the Republic of Azerbaijan and its adjacent districts by the armed forces of the Republic of Armenia, armed attacks against the Republic of Azerbaijan and regular military provocations, martial law was declared throughout the country starting from 00:00 on 28 September 2020 according to the Article 109 paragraph 29 and Article 111 of the Constitution of the Republic of Azerbaijan by the Decree of the President of the Republic of Azerbaijan dated September 27, 2020 approved by the Decision of the Mitli Majlis (Parliament).

During the martial law, curfew shall be introduced from 21:00 hrs. to 06:00 hrs. in Baku, Ganja, Sumgayit, Yevlakh, Mingachevir, Naftalan cities, Absheron, Jabrayil, Fuzuli, Aghjabadi, Beylagan, Aghdam, Barda, Terter, Goranboy, Goygol, Dashkasan, Gadabay, Tovuz, Shamkir, Gazakh and Aghstafa districts of the Republic of Azerbaijan.

Pursuant to Article 15 paragraph 3 of the Convention […], the Ministry informs that during the martial law the Government of the Republic of Azerbaijan exercises the right of derogation from its obligations under Articles 5, 6, 8, 10 and 11 of the Convention, Article 1 and 2 of the Protocol to the Convention, and Article 2 of the Protocol No.4 to the Convention, and kindly requests the Secretary-General to disseminate the above-mentioned information among other States Parties to the Convention.

It is hereby specified that the measures taken by the Government are proportionate and targeted.

Pursuant to Article 15 paragraph 1 of the Convention […], the measures are required by the exigencies of the situation and consistent with the State's other obligations under international law.

Furthermore it is hereby declared that in accordance with Article 15 paragraph 2 of the Convention […], the measures derogating from the obligations under the Convention are adopted in full compliance with the rights and obligations laid down in its Articles 2, 3, 4 (paragraph 1) and 7.

The Ministry will inform the Secretary General about future developments with regard to martial law and will notify her on the date on which Azerbaijan terminates the derogation. […]

106

Ratificatie door Armenië van het Verdrag, zoals gewijzigd door Protocol nr. 11, onder de volgende verklaring:

In accordance with Article 57 of the Convention (as amended by Protocol No.11) the Republic of Armenia makes the following reservation:

The provisions of Article 5 shall not affect the operation of the Disciplinary Regulations of the Armed Forces of the Republic of Armenia approved by Decree No. 247 of 12 August 1996 of the Government of the Republic of Armenia, under which arrest and isolation as disciplinary penalties may be imposed on soldiers, sergeants, ensigns and officers.

Extract of the Disciplinary Regulations of the Armed Forces of the Republic of Armenia (approved by Decree No. 247 of 12 August 1996 of the Government of the Republic of Armenia)

Paragraph 51. Disciplinary penalties may be imposed on a serviceman for the breach of disciplinary order or public order and he will be subject to individual disciplinary responsibility.

[Servicemen who are subject to disciplinary sanctions]

Disciplinary penalties to be imposed on soldiers and sergeants:

Paragraph 54

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

deprivation for conscripted soldiers of scheduled leave from their unit;

d.

detaining of conscripted soldiers for up to five extra tours of duty;

e.

arrest and isolation in the guard-house for up to ten days in the case of conscripted soldiers and for up to seven days in the case of soldiers serving under a contract;

f.

deprivation of the badge of excellence;

g.

early transfer to the reserve in the case of soldiers serving under a contract.

Paragraph 55

The following disciplinary penalties may be imposed on conscripted sergeants:

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

deprivation of regularly scheduled leave from the unit;

d.

arrest and isolation in the guard-house for up to ten days;

e.

deprivation of the badge of excellence;

f.

demotion in post;

g.

demotion in rank by one grade;

h.

demotion in rank by one grade with transfer to a lower post;

i.

deprivation of the rank, as well as transfer to a lower post.

Paragraph 56

The following penalties may be imposed on sergeants serving under contract:

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

arrest and isolation in the guard-house for up to seven days;

d.

deprivation of the badge of excellence;

e.

demotion in post;

f.

deprivation of the rank, as well as transfer to a lower post;

g.

early transfer to the reserve;

h.

deprivation of the sergeant’s rank with the transfer to the reserve during peaceful period.

Paragraph 67

The following penalties may be imposed on ensigns:

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

arrest and isolation in the guard-house for up to seven days;

d.

issue of a warning on service misfit;

e.

demotion in post;

f.

demotion in rank of senior ensign by one grade;

g.

demotion in rank of senior ensign by one grade with transfer to a lower post;

h.

early transfer to the reserve;

i.

deprivation of the rank of ensign, senior ensign with the transfer to the reserve during peaceful period.

Paragraph 74

The following penalties may be imposed on army officers (with the exception of high officers' staff):

a.

reprimand;

b.

severe reprimand;

c.

arrest and isolation in the guard-house for up to five days (officers commanding a regiment and a brigade, officers with colonelcy are not subject to isolation);

d.

issue of a warning on service misfit;

e.

demotion in post;

f.

demotion in rank by one grade starting from the lieutenant colonels and persons having lower ranks;

g.

early transfer to the reserve starting from the deputies of officers commanding a regiment and a brigade and officers having lower posts.

[Authorities entitled to impose disciplinary penalties]

Paragraph 62

Subparagraph d. Officers commanding a company are entitled to arrest and isolate soldiers, sergeants in the guard-house for up to three days.

Paragraph 63

Subparagraph d. Officers commanding a battalion are entitled to arrest and isolate in the guard-house conscripted soldiers and sergeants for up to five days and soldiers and sergeants serving under a contract for up to three days.

Paragraph 64

Subparagraph d. Officers commanding a regiment and a brigade are entitled to arrest in the guard-house conscripted soldiers and sergeants for up to ten days and servicemen and sergeants serving under a contract for up to seven days.

Paragraph 70

Subparagraph b. Officers commanding a regiment and a brigade are entitled to arrest and isolate ensigns in the guard-house for up to three days.

Paragraph 71

Subparagraph b. Officers commanding a brigade and a division are entitled to arrest and isolate ensigns in the guard-house for up to five days.

Paragraph 72

Subparagraph b. Officers commanding corps are entitled to arrest and isolate ensigns in the guard-house for up to seven days.

Paragraph 77

Subparagraph c. Officers commanding a regiment and a brigade are entitled to arrest and isolate officers of ensigns in the guard-house for up to three days.

Paragraph 78

Subparagraph a. Officers commanding corps, a brigade and a division are entitled to arrest and isolate officers of ensigns in the guard-house for up to four days.

Paragraph 79

Subparagraph a. Army commander is entitled to arrest and isolate officers in the guard-house for up to five days.

Armenië heeft op 19-03-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia […] has the honour to inform that in response to the global outbreak and spread of COVID-19 virus the Government of the Republic of Armenia has declared a 30-day state of emergency throughout the country starting at 18:30 local time on 16 March 2020 by its Decision No. 298-N of 16 March 2020 […].

Measures taken during the state of emergency may include derogations from the obligations of the Republic of Armenia under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms. Therefore, the Permanent Representation kindly asks that this Note Verbale be considered as a notification in line with Article 15 of the Convention.

Subsequently, the Permanent Representation of the Republic of Armenia will notify the Secretary General when the state of emergency is lifted.

[…]

[English translation of the Decision is available on the Council of Europe website, document JJ9015C Tr./005-227]

Armenië heeft op 17-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia […] has the honour to inform that by the Decree of the Government of the Republic of Armenia the state of emergency, instituted on March 16, 2020 in response to the global outbreak and spread of COVID-19 virus has been extended for 30 days and will expire on May 14, 2020.

Measures taken during this period, and as notified by the Permanent Representation in its Note Verbale 3201/C-084/2020, may continue to include derogations from the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

Armenië heeft op 14-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia […] has the honour to inform that by the Decree of the Government of the Republic of Armenia the state of emergency, instituted on 16 March 2020 in response to the global outbreak and spread of COVID-19 virus, has been extended for 30 additional days and will now expire on 13 June 2020.

As the Permanent Representation has also notified in its previous communications (ref.: 3201/C- 084/2020, 3201/C-127/2020), the measures taken during the period of the state of emergency may include derogations from the Convention […].

Armenië heeft op 15-06-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia to the Council of Europe […] has the honour to inform that by the Decree of the Government of the Republic of Armenia the state of emergency, instituted on 16 March 2020 in response to the global outbreak and spread of COVID-19 virus, has been extended for 30 additional days and will now expire on 13 July 2020.

As the Permanent Representation has also notified in its previous communications (ref.: 3201/C-084/2020, 3201/C-127/2020, 3201/C-165/2020), the measures taken during the period of the state of emergency may include derogations from the Convention […].

Armenië heeft op 15-07-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia to the Council of Europe […] has the honour to inform that by the Decree of the Government of the Republic of Armenia the state of emergency, instituted on 16 March 2020 in response to the global outbreak and spread of COVID-19 virus, has been extended for 30 additional days and will now expire on 12 August 2020.

As the Permanent Representation has also notified in its previous communications (ref.: 3201/C-084/2020, 3201/C-127/2020, 3201/C-165/2020, 3201/C-191/2020), the measures taken during the period of the state of emergency may include derogations from the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

Armenië heeft op 13-08-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia […] has the honour to inform that by the Decree of the Government of the Republic of Armenia the state of emergency, instituted on 16 March 2020 in response to the global outbreak and spread of COVID-19 virus, has been extended for 30 additional days and will now expire on 11 September 2020.

As the Permanent Representation has also notified in its previous communications (ref.: 3201/C-084/2020, 3201/C-127/2020, 3201/C-165/2020, 3201/C-191/2020, 3201/C-223/2020), the measures taken during the period of the state of emergency may include derogations from the Convention […].

Armenië heeft op 16-09-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia […] has the honour to inform that the state of emergency, instituted on 16 March 2020 in the Republic of Armenia in response to the global outbreak and spread of COVID-19 virus, has now expired as of 11 September 2020.

Pursuant to Article 15, paragraph 3 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation informs that the Government of Armenia withdraws its derogations under the relevant Articles of the Convention and its Protocols. […]

Armenië heeft op 29-09-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia […] has the honour to inform that early in the morning on September 27 the Azerbaijani armed forces launched large-scale airborne, missile and land attack along the entire line of contact with the Republic of Artsakh (Nagorno-Karabakh Republic). Azerbaijani army has resorted to the use of tanks, helicopters, heavy artillery, unmanned aerial vehicles (UAV), multiple launch rocket system, such as Grad and Smerch as well as other types of weaponry in its possession. Moreover, the town of Vardenis in the east of the Republic of Armenia has also been subjected to the UAV and missile attacks.

This is a pre-planned aggression, during which civilian settlements, infrastructure, schools and kindergartens have been targeted. There are numerous casualties among both the military and the civilians, including children. As a result of the operations undertaken by the Republic of Azerbaijan, there is an imminent threat of armed attacks against the Republic of Armenia and invasion of its territory threatening the sovereignty, security, territorial integrity of the Republic of Armenia. The life and safety of peaceful citizens are under threat and call for emergency measures. Moreover, the Republic of Armenia is the guarantor of security and safety of the population of the Republic of Artsakh and is resolute in exercising its duties as such.

In this context the Government of Armenia has enacted martial law throughout the country. The Decree No. 1586-N of the Government of the Republic of Armenia of 27 September 2020 on ‘Declaring martial law in the Republic of Armenia’ and its annex on the ensuing measures and restrictions are herewith provided.

In accordance with the Article 15 of the European Convention […], the Permanent Representation hereby notifies of the temporary derogations from the obligations under Articles 8, 10 and 11 of the Convention, Article 1, Protocol 1 of the Convention and Article 2, Protocol 4 of the Convention.

Armenië heeft op 14-04-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of the Republic of Armenia […] has the honour to inform that on March 24, 2021 the National Assembly of the Republic of Armenia lifted the martial law, enacted on September 27, 2020 in reaction to the military aggression unleashed by the Republic of Azerbaijan along the entire line of contact with the Republic of Artsakh (Nagorno-Karabakh Republic), which also subjected the territory of the Republic of Armenia to armed attacks, and imminent threat to its sovereignty, security and territorial integrity.

Pursuant to Article 15, paragraph 3 of the Convention […], the Permanent Representation informs that the Government of Armenia subsequently withdraws its derogations under the Articles of the Convention and its Protocols.

[…]

107

Bekrachtiging door Azerbeidzjan van het Verdrag, zoals gewijzigd door Protocol nr. 11 onder de volgende verklaring:

The Republic of Azerbaijan declares that it is unable to guarantee the application of the provisions of the Convention in the territories occupied by the Republic of Armenia until these territories are liberated from that occupation (the schematic map of the occupied territories of the Republic of Azerbaijan is enclosed).

108

Ratificatie door Servië en Montenegro onder de volgende voorbehouden en verklaringen:

The provisions of Article 5, paragraphs 1[.c] and 3, of the Convention shall be without prejudice to the application of rules on mandatory detention. This reservation concerns Article 142, paragraph 1, of the Code of Criminal Procedure (Sluzbeni list Savezne Republike Jugoslavije, Nos. 70/01, 68/02) of the Republic of Serbia, which provides that detention shall be mandatory if a person is under reasonable suspicion of having committed an offence for which the punishment is 40 years emprisonment.

While affirming its willingness fully to guarantee the rights enshrined in Articles 5 and 6 of the Convention, Serbia and Montenegro declares that the provisions of Article 5, paragraph 1[.c] and Article 6, paragraphs 1 and 3, shall be without prejudice to the application of Articles 75 to 321 of the Law on Minor Offences of the Republic of Serbia (Sluzbeni glasnik Socijalisticke Republike Srbije, No. 44/89; Sluzbeni glasnik Republike Srbije, Nos. 21/90, 11/92, 6/93, 20/93, 53/93, 67/93, 28/94, 16/97, 37/97, 36/98, 44/98, 65/2001) and Articles 61 to 225 of the Law on Minor Offences of the Republic of Montenegro (Sluzbeni list Republike Crne Gore, Nos. 25/94, 29/94, 38/96, 48/99) that regulate proceedings before magistrates' courts.

The provisions of Article 13 shall not apply in relation to the legal remedies within the jurisdiction of the Court of Serbia and Montenegro, until the said Court becomes operational in accordance with Articles 46 to 50 of the Constitutional Charter of the State Union of Serbia and Montenegro (Sluzbeni list Srbije I Crne Gore, No. 1/03).

The right to a public hearing enshrined in Article 6, paragraph 1, of the Convention shall be without prejudice to the application of the principle that courts in Serbia do not, as a rule, hold public hearings when deciding in administrative disputes. The said rule is contained in Article 32 of the Law on Administrative Disputes (Sluzbeni list Savezne Republike Jugoslavije, No. 46/96) of the Republic of Serbia.

Brief Statement

‘The provisions of Article 5, paragraphs 1[.c] and 3, of the Convention shall be without prejudice to the application of rules on mandatory detention. This reservation concerns Article 142, paragraph 1, of the Code of Criminal Procedure (Sluzbeni list Savezne Republike Jugoslavije, Nos. 70/01, 68/02) of the Republic of Serbia, which provides that detention shall be mandatory if a person is under reasonable suspicion of having committed an offence for which the punishment is 40 years emprisonment.

While affirming its willingness fully to guarantee the rights enshrined in Articles 5 and 6 of the Convention, Serbia and Montenegro declares that the provisions of Article 5, paragraph 1[.c] and Article 6, paragraphs 1 and 3, shall be without prejudice to the application of Articles 75 to 321 of the Law on Minor Offences of the Republic of Serbia (Sluzbeni glasnik Socijalisticke Republike Srbije, No. 44/89; Sluzbeni glasnik Republike Srbije, Nos. 21/90, 11/92, 6/93, 20/93, 53/93, 67/93, 28/94, 16/97, 37/97, 36/98, 44/98, 65/2001) and Articles 61 to 225 of the Law on Minor Offences of the Republic of Montenegro (Sluzbeni list Republike Crne Gore, Nos. 25/94, 29/94, 38/96, 48/99) that regulate proceedings before magistrates' courts.’

The relevant provisions of the laws referred to in this reservation regulate the following matters:

—

proceedings before the magistrates' courts, including rights of the accused, rules of evidence and legal remedies (Articles 75 to 89 and 118 to 321 of the Law on Minor Offences of the Republic of Serbia and Articles 61 to 67 and 97 to 225 of the Law on Minor Offences of the Republic of Montenegro);

—

establishment and organization of the magistrates' courts (Articles 68 to 96 of the Law on Minor Offences of the Republic of Montenegro and Articles 89a to 115 of the Law on Minor Offences of the Republic of Serbia); and

—

measures for securing the presence of the accused (Articles 183 to 192 of the Law on Minor Offences of the Republic of Serbia).

The Ministry of Foreign Affairs of Serbia and Montenegro wishes to inform the Secretary General of the Council of Europe that Serbia and Montenegro shall withdraw the reservations contained in its instrument of ratification as soon as the legislation mentioned therein has been brought into conformity with the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

Servië en Montenegro heeft op 15-07-2005 het volgende voorbehoud ingetrokken:

Further to the adoption by the Parliament of Serbia and Montenegro, on 29 June 2005, of the draft Law amending the Law on the ratification of the European Convention on Human Rights and its Protocols, Serbia and Montenegro withdraws the reservations made to Article 5, paragraphs 1c and 3 and to Article 13 of the Convention.

Servië heeft op 11-05-2011 de volgende verklaring afgelegd:

The Republic of Serbia withdraws the reservations and the declaration made in accordance with Article 57 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, done at Rome on 4 November 1950. The reservations contained in the instrument of ratification deposited on 3 March 2004 with the Secretary General, updated by a letter from the Permanent Representative of Serbia, dated 20 July 2006, registered at the Secretariat General on 20 July 2006, concerning Article 5, paragraphe 1[c], and Article 6, paragraphs 1 and 3, of the Convention, read as follows:

‘While affırming its willingness fully to guarantee the rights enshrined in Articles 5 and 6 of the Convention, Serbia and Montenegro declares that the provisions of Article 5, paragraph 1[.c] and Article 6, paragraphs 1 and 3, shall be without prejudice to the application of Articles 75 to 321 of the Law on Minor Offences of the Republic of Serbia (Sluzbeni glasnik Socijalisticke Republike Srbije, No. 44/89; Sluzbeni glasnik Republike Srbije, Nos. 21/90, 11/92, 6/93, 20/93, 53/93, 67/93, 28/94, 16/97, 37/97, 36/98, 44/98, 65/2001) that regulate proceedings before magistrates’ courts.

The right to a public hearing enshrined in Article 6, paragraph 1, of the Convention shall be without prejudice to the application of the principle that courts in Serbia do not, as a rule, hold public hearings when deciding in administrative disputes. The said rule is contained in Article 32 of the Law on Administrative Disputes (Sluzbeni list Savezne Republike Jugoslavije, No. 46/96) of the Republic of Serbia.’

Bearing in mind that since the deposit of its instrument of ratification, the Republic of Serbia has adopted the new Law on Minor Offences (Sluzbeni glasnik Republike Srbije, Nos. 101/05, 116/08 and 111/09), the Law on Justice Administration (Sluzbeni glasnik Republike Srbije, Nos. 116/08, 104/09 and 101/10) and the Law on Administrative Disputes (Sluzbeni glasnik Republike Srbije, No. 11/09) that have been brought in conformity with Article 5, paragraph 1[c] and Article 6, paragraphs 1 and 3, of the Convention, as well as that also adopted was the Law on Amendments to the Law on the Ratification of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms (Sluzbeni glasnik Republike Srbije – Medjunarodni ugovori, No. 12/10) which deleted Article 3 of the Law containing the said reservations, this is to inform that the Republic of Serbia withdraws the above-mentioned reservations to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms done at Rome on 4 November 1950.

Simultaneously with the deposit of the instrument of ratification, the declaration, containing a brief statement of the laws concerned, was handed over in a Note verbale by the former Minister for Foreign Affairs of Serbia and Montenegro and updated by a letter from the Permanent Representative of Serbia, dated 20 July 2006, registered at the Secretariat General on 20 July 2006.

Having in mind the withdrawal of the above-mentioned reservations, the Republic of Serbia withdraws also the pertinent declaration as redundant.Slowakije, 30 juni 1993

During the ceremony of accession to the Council of Europe, the Minister of Foreign Affairs of Slovakia declared that the reservation made by the Czech and Slovak Federal Republic to Articles 5 and 6 of the Convention will remain applicable. The reservation reads as follows:

‘The Czech and Slovak Federal Republic in accordance with Article 64 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11] makes a reservation in respect of Articles 5 and 6 to the effect that those articles shall not hinder to impose disciplinary penitentiary measures in accordance with Article 17 of the Act No. 76/1959 of Collection of Laws, on Certain Service Conditions of Soldiers.’

The terms of section 17 of the Law on certain conditions of service of members of the armed forces, No. 76/1959 in the Compendium of Legislation, are as follows:

Section 17

Disciplinary Sanctions

1.

Disciplinary sanctions shall comprise: a reprimand, penalties for petty offences, custodial penalties, demotion by one rank, and in the case of non-commissioned officers, reduction to the ranks.

2.

Disciplinary custodial penalties shall comprise: confinement after duty, light imprisonment and house arrest.

3.

The maximum duration of a disciplinary custodial penalty shall be 21 days.

Servië heeft 06-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Ministry of Foreign Affairs of the Republic of Serbia […] has the honour to inform that, in line with Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms (European Convention on Human Rights), the Republic of Serbia has declared a state of emergency on 15 March 2020, pursuant to Article 200 of the Constitution of the Republic of Serbia, in order to take measures necessary to prevent the occurrence and spread of, and to suppress the COVID-19 contagious disease caused by SARS-CoV-2 virus.

The measures implemented by the Republic of Serbia have derogated from certain obligations provided for in the European Convention on Human Rights to the extent strictly required by the exigencies of the epidemiological situation and medical necessity. Measures undertaken have been constantly under review taking into account the epidemiological situation, recommendations of the World Health Organization and experiences in fighting this contagious disease.

In adopting particular measures and issuing recommendations, responsible institutions of the Republic of Serbia adhere to their commitments arising from Article 15 (1) and (2) of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms (European Convention on Human Rights).

All decisions made by the Government and other institutions of the Republic of Serbia are immediately published in the Official Gazette, on the website of the Government of the Republic of Serbia, while issuing statements by means making them available to all. All legal acts imposing measures and issuing recommendations aimed at preventing the occurrence and spread of, and suppressing the COVID-19 disease are available on the website of the Government of the Republic of Serbia (https:/www.srbija.gov.rs) and, inter alia, the website of the Legal Information System (http://www.pravno-informacioni-sistem.rs/fp/covid19).

Servië heeft 12-10-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Ministry of Foreign Affairs of the Republic of Serbia presents its compliments to the Secretary General of the Council of Europe in her capacity as depositary of the Convention […] and has the honor to inform that in line with Article 15 of the Convention, it advised the Secretary General in its Note No. 6510 that the state of emergency was declared pursuant to Article 200 of the Constitution of the Republic of Serbia, in order to take measures necessary to prevent the outbreak and spread, and suppress contagious COVID-19 disease. Furthermore, pursuant to Article 15 of the Convention, the Republic of Serbia would like to provide additional information as follows.

Under Article 200 para 8 of the Constitution, at its session of 29 April 2020, the National Assembly of the Republic of Serbia confirmed the Decision on the declaration of the state of emergency. The state of emergency was revoked by the Decision to abolish the state of emergency, effective as of 6 May 2020.

The Declaration of the state of emergency was preceded by the Decision of the Government of the Republic of Serbia which labeled COVID-19, caused by SARS-CoV-2 virus, a contagious disease. The Decision was issued on 10 March 2020 and remains in force having undergone a number of amendments dictated by the epidemiological situation (RS Official Gazette Nos. 23/2020, 24/2020, 27/2020,28/2020, 30/2020, 32/2020,35/2020, 37/2020, 38/2020, 39/2020,43/2020,45/2020,48/2020, 49/2020,59/2020,60/2020, 66/2020, 67/2020, 72/2020, 73/2020,75/2020, 76/2020, 84/2020,98/2020, 100/2020, 106/2020, 107/2020, 108/2020 and 116/2020). In the above Decision, COVID-19 was declared a contagious disease and “its prevention and suppression to be in the interest of the Republic of Serbia”. Furthermore, it stipulated that “in order to prevent the onset and spread of the infectious COVID-19, to suppress it and protect the population from it, measures shall be implemented as prescribed by the Law on Protection of the Population from Infectious Diseases, the Law on Health Care, the Law on Public Health and other measures required by the character of the disease in line with the epidemiological situation".

Pursuant to the Constitution and legislation in force in the Republic of Serbia measures are enforced to prevent the spread and suppress COVID-19, envisaged, inter alia, by the above Decision and the Decree of the Government of the Republic of Serbia on the measures for the prevention and suppression of contagious COVID-19 (RS Official Gazette Nos. 66/2020, 93/2020,94/2020, 100/2020, 109/2020 and 111/2020). In prescribing specific measures for the prevention of spreading and to suppress COVID-19, efforts were made that they conform with the Convention […] and limit human rights only to the extent required by the epidemiological situation and medical necessity. Necessary measures are subject to constant review taking into account the epidemiological situation, World Health Organization recommendations and experience gained to prevent the spread and suppress this contagious disease.

All decisions made by the Government and other institutions of the Republic of Serbia are published with immediate effect in the Official Gazette and put on the website of the Government of the Republic of Serbia (https://www.srbija.gov.rs/). In addition, all information is also made readily available to the public via the Legal Information System website […].

[…]

109

Toetreding door Monaco onder de volgende verklaring:

The Principality of Monaco undertakes to respect the provisions of the Convention while emphasising that the fact that it forms a State with limited territorial dimensions requires paying special attention to the issues of residence and work as well as to social measures in respect of foreigners, even if these matters are not covered by the Convention.

Ratificatie door Monaco onder de volgende verklaring:

The Principality of Monaco recognises the principle of hierarchy of norms, essential guarantee of the rule of law. In the Monegasque legal system, the Constitution, freely granted by the Sovereign Prince— who is its source — to His subjects, constitutes the supreme norm of which He is the guardian and the arbitrator, as well as the other norms of a constitutional value constituted by the special conventions with France, the general principles of international law regarding the sovereignty and independence of States, as well as the Statutes of the Sovereign Family. International treaties and agreements regularly signed and ratified by the Prince are superior in authority to laws. Therefore, the Convention for the protection of Human Rights has an infraconstitutional, yet supra-legislative value.

The Principality of Monaco rules out any implication of its international responsibility with regard to Article 34 of the Convention, concerning any act or any decision, any fact or event prior to the entry into force of the Convention and its Protocols in respect of the Principality.

The Principality of Monaco declares that the provisions of Articles 6, paragraph 1, and 13 of the Convention apply without prejudice to the provisions, on the one hand, of Article 3, subparagraph 2, of the Constitution of the Principality according to which the Prince may in no instance be subjected to legal proceedings, His person being sacred and, on the other hand, of Article 15 of the Constitution relating to the royal prerogatives of the Sovereign, concerning more precisely the right of naturalisation and of re-instatement of nationality.

The provisions of Article 10 of the Convention apply without prejudice to the provisions, on the one hand of Article 22 of the Constitution establishing the principle of the right to respect for private and family life, especially concerning the person of the Prince whose inviolability is guaranteed in Article 3, sub-paragraph 2, of the Constitution and, on the other hand, of Articles 58 to 60 of the Criminal Code concerning the offence against the person of the Prince and His family.

Commentary

Article 3, sub-paragraph 2, of the Constitution establishes:‘The person of the Prince is inviolable’. Article 15 of the Constitution establishes: ‘Following the consultation of the Crown Council, the Prince exercises the prerogative of mercy and of amnesty, as well as the prerogative of naturalisation and of re-instatement of nationality’.

Article 22 of the Constitution establishes: ‘Everyone has the right to respect for his private and family life (…)’. Article 58 of the Criminal Code establishes: ‘'The offence towards the person of the Prince, if committed in public, is sanctioned with imprisonment from six months to five years, and the fine provided for in numeral 4 of Article 26. In the opposite case, it is sanctioned with imprisonment from six months to three years and the fine provided for in numeral 3 of Article 26.’ Article 59 of the Criminal Code establishes: ‘The offence towards the Prince's family members, if committed in public, is sanctioned with imprisonment from six months to three years, and the fine provided for in numeral 3 of Article 26. In the opposite case, it is sanctioned with imprisonment from three months to one year and the fine provided for in numeral 2 of Article 26. Article 60 of the Criminal Code establishes: ‘Any writing aiming to publicly undermine the Prince or his family, and done with the intention to harm, is sanctioned with the fine provided for in numeral 4 of Article 26’.

The Principality of Monaco declares that the provisions of Articles 6, paragraph 1, 8 and 14 of the Convention apply without prejudice to the provisions, on the one hand of Article 25, subparagraph 2, of the Constitution on the priority of employment for Monegasques and, on the other hand, of Articles 5 to 8 of the Law No. 1144 of 26 July 1991 and of Articles 1, 4 and 5 of the Law No. 629 of 17 July 1957, relating to the prerequisite authorisations for the exercise of a professional activity, as well as of Articles 6, sub-paragraph 1, and 7, sub-paragraph 2, of the same law concerning the order of dismissal and re-employment.’

Commentary

Article 25, sub-paragraph 2, of the Constitution establishes :‘Priority is secured to Monegasques for the accession to public and private employment, within the conditions provided for by the law or the international conventions’. The conditions which secure the priority of employment to Monegasques are specified in the statutes of the public office and in various texts instituting a preferential treatment within certain sectors of activity: Ord. of 1 April 1921 (doctors); Law No. 249 of 24 July 1938 (dental surgeons); Law No. 1047 of 8 July 1982 (lawyers); Law No. 1231 of 12 July 2000 (chartered accountants); Ord.-Law No. 341 of 24 March 1942 (architects); Sovereign Ord. No. 15.953 of 16 September 2003 (shipping brokers); they may also follow from the power of nomination of the Prince: Ord. of 4 March 1886 (notaries). The conditions concerning the priority for employment which are intended to facilitate the exercise, by Monegasques, of a first independent activity are foreseen by Article 3 of the Ministerial Decree No. 2004-261 of 19 May 2003 (assistance and loan for professional settlement).

Article 5 of the law No. 1144 of 26 July 1991 concerning the exercise of certain economic and legal activities establishes: ‘The exercise of the activities foreseen in Article 1 [crafts, commercial, industrial and professional activities carried out on an independent basis] by individual foreign nationals is subordinated to the obtention of an administrative authorisation (sub-paragraph 1). The opening or the running of an agency, a branch or administrative or representative office, a firm or a company whose seat is located abroad is also subordinated to an administrative authorisation (sub-paragraph 2). The authorisation, given by decision from the State Minister, determines restrictively, for the duration it fixes, the activities which may be exercised, the premises where they will be deployed and indicates, where necessary, the conditions of their exercise (sub-paragraph 3). The authorisation is personal and non-transferable (sub-paragraph 4). Any modification of the activities carried out or any change of the owner of the former autorisation or of the premises requires the issuance of a new authorisation under the conditions provided for by the two preceding sub-paragraphs (sub-paragraph 5).’[The refusal of authorisation shall not be motivated: Article 8, sub-paragraph 2, a contrario to the law No. 1144].

Article 6 of the law No. 1144 establishes: ‘Any individual foreign national, who is the tenant manager of a business is submitted to the provisions of the previous article, in addition to those 4 resulting from the law on tenancy. The effects of the declaration made by the Monegasque lessor or that of the authorisation held by the foreign national lessor, are suspended during the life of the lease’.

Article 7 of the law No. 1144 establishes: ‘The partners referred to under numerals 1 and 2 of Article 4 [i. e. partners of a company established in the form of a public company whose purpose is the exercice of professional activities, as well as partners in a commercial partnership or in limited partnership whose purpose is the exercice of commercial, industrial or professional activities], when in possession of a foreign nationality, must obtain an administrative authorisation, issued following a decision from the State Minister’.

Article 8 of the law No. 1144 establishes: ‘The provisions of this section apply also to individuals in possession of the Monegasque nationality, who intend to provide, subject to payment and in whichever form, banking, credit, advice or assistance services in the legal, tax, financial and stock exchange fields, as well as brokerage, portfolio management or property management services with a power of disposal; they apply also to the same persons who are partners in one of the companies referred to in Article 4 and whose purpose is the exercice of these same activities (sub-paragraph 1). The administrative decision must be motivated with reference to the professional competencies and to the financial and moral guaranties presented (sub-paragraph 2)’.

Article 1 of the law No. 629 of 17 July 1957 aiming to settle the conditions of recruitment and dismissal in the Principality establishes: ‘No foreigner may hold a private job in Monaco without a work permit nor may he or she hold a job in a profession other than that indicated on this permit’.

Article 4 of the law No. 629 establishes: ‘Any employer who intends to engage or re-engage a worker with a foreign nationality must obtain, prior to the later taking up his or her duty, a written authorisation from the directorate for labour and employment’.

Article 5 of the law No. 629 establishes: ‘For candidates having the necessary ability to work, and in the absence of workers of Monegasque nationality, the authorisation foreseen in the previous article is given according to the following order of priority: 1. foreigners married to a Monegasque having kept her nationality and not legally separated, and foreigners born directly from a Monegasque; 2. foreigners resident in Monaco and having already carried out a professional activity there; 3. foreigners resident in the adjacent communes where they have been authorised to work’.

Article 6, paragraph 1, of the law No. 629 establishes: ‘Dismissal for suppression of posts or reduction of staff may be carried out, for a given professional category, only in the following order : 1. foreigners resident outside Monaco and the adjacent communes; 2. foreigners resident in the adjacent communes; 3. foreigners resident in Monaco; 4. foreigners married to a Monegasque (…) and foreigners born directly from a Monegasque; 5. Monegasques (.)’.

Article 7, sub-paragraph 2, of the law No. 629 establishes : ‘Re-engagements are done in the reverse order than the one for dismissals (.)’.

The Principality of Monaco declares that the provisions of Article 10 of the Convention apply without prejudice to the provisions of Article 1 of the law No. 1122 of 22 December 1988 concerning the distribution of radio and television broadcasts and to Sovereign Order No. 13.996 of 18 May 1999 approving the concession of public telecommunication services which entails the establishment of a monopoly in the field of broadcasting. This monopoly does not concern programs but only the technical modalities of broadcasting.

Commentary

Article 1 of the law No. 1122 of 22 December 1988 establishes: ‘The distribution, in each building, of radio-electrical waves to users of acoustical or visual broadcasting devices is ensured, under the conditions provided for by this law, by way of a public service installation which substitutes itself to private external receiving aerials’.

The Sovereign Order No. 13.996 of 18 May 1999 establishes: ‘The concession of public broadcasting services signed on 11 May 1999 by Our Domain Administrator and Mr Jean Pastorelli, Deputy President of ‘Monaco télécom, SAM’, a public limited company with a capital of 10.000.000 F, as well as the terms and conditions of the said concession and their appendices are hereby approved’.

110

Georgië heeft op 03-03-2006 een verklaring afgelegd in verband met artikel 15: Noodtoestand.

Georgië heeft op 28-03-2006 een verklaring afgelegd in verband met artikel 15: intrekking noodtoestand.

Georgië heeft op 09-11-2007 medegedeeld dat de noodtoestand is afgekondigd per 07-11-2007.

Georgië heeft op 23-03-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Georgia to the Council of Europe […] pursuant to Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms informs that Georgia exercises right of derogation from its obligations under the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms in the entire territory of Georgia.

Following the announcement of World Health Organization of 11 March 2020 characterizing COVID-19 as pandemic, taking into account the danger the spread of COVID-19 has posed to public health and in order to restraint the spread of the virus, on 21 March 2020, the President of Georgia declared the State of Emergency in the entire territory of Georgia, which was approved by the Resolution N5864 of the Parliament of Georgia on the same day.

Since the first case of COVID-19 was detected on the territory of Georgia on 26 February 2020, the Government has been taking concrete measures to protect public health, including suspension of education process, shifting of public servants to remote work and issuing same recommendations to public sector, gradual restriction of air as well as land traffic, establishment of quarantine procedures and self-isolation, closure of ski-resorts, cancellation of various large-scale cultural and sporting events, closure of all retail facilities apart from those designated within the framework of strategic infrastructure, as well as grocery shops. However, the increase in number of infected persons necessitated adoption of additional measures. The current epidemic situation in the State, has reached the point of public emergency threatening the life of the nation under Article 15(1) of the Convention necessitating further and now exceptional measures to ensure safety and protection of public health.

The Decree N1 of 21 March 2020 of the President of Georgia on the Measures to be Taken in Relation to the Declaration of the State of Emergency in the Entire Territory of Georgia adopted in accordance with the Georgian Constitution and the Law of Georgia on the State of Emergency, includes the emergency measures considered necessary in order to limit the spread of the virus and ensure public health. The Presidential Decree restricted certain fundamental human rights and freedoms enshrined in Articles 13, 14, 15, 18, 19, 21 and 26 of the Constitution of Georgia. In particular, the measures adopted by the Decree, among others, include establishing special rules of isolation and quarantine; suspension of international passenger air, land and sea traffic; special regulations on passenger transportation inside Georgia; suspension of visiting of penitentiary institutions; special regulations on public service delivery and administrative proceedings; restriction of assembly, manifestation and gathering; establishment rules and conditions of education other than those established by the relevant laws of Georgia, restrictions on the right to property. Application of these measures give reasons for the necessity to derogate from certain obligations of Georgia under Articles 5, 8 and 11 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, Articles 1 and 2 of Protocol to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, Article 2 of Protocol No.4 to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms. In particular, these derogations apply to the obligations only to the extent strictly required by the exigencies of the situation as underscored in the Presidential Decree. The Permanent Representation of Georgia to the Council of Europe attaches to this Note the unofficial translations of the Order N1 of the President of Georgia on the Declaration of the State of Emergency in the Entire Territory of Georgia of 21 March 2020, the Decree N1 on the Measures to be Taken in Relation to the Declaration of the State of Emergency in the Entire Territory of Georgia of 21 March 2020, the Resolution N5864 of the Parliament of Georgia on the Approval of the Order N1 of the President of Georgia of 21 March 2020 on the Declaration of the State of Emergency in the Entire Territory of Georgia and the Resolution N5865 of the Parliament of Georgia on the Approval of the Decree N1 of the President of Georgia on the Measures to be Taken in Relation to the Declaration of the State of Emergency in the Entire Territory of Georgia of 21 March 2020.

We also clarify that the derogations are consistent with the State’s other obligations under international law as Georgia makes the same derogation from the relevant UN treaty.

The Permanent Representation of Georgia to the Council of Europe kindly asks that this Note to be considered as notification for the purposes of Article 15 paragraph 3 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.

The State of Emergency has been instituted for the period of 30 days, the emergency situation commenced on 21 March 2020 and shall remain into force until 21 April 2020. Pursuant to Article 15, paragraph 3, of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, the Permanent Representation of Georgia to the Council of Europe will subsequently inform of any changes that might occur in relation to the situation.

[…]

[The English translations of Decree N1 and Resolutions N5864 and N5865 are available on the Council of Europe website, document JJ9018 Tr./005-230.]

Georgië heeft op 23-04-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Georgia […] in addition to its Note No. 24/9861, dated 21 March 2020 and pursuant to Article 15 […], has the honour to inform […] on the development with regard to the State of Emergency declared on 21 March 2020 by the Presidential Order N1 in the entire territory of Georgia due to the spread of COV1D-19.

Following the growing dynamics of the spread of COVID-19 in Georgia, the country has entered the level of massive internal transmission. Taking into account the significant danger posed to public health, by the Order N2 of President of Georgia of 21 April 2020, the State of Emergency has been extended to 22 May 2020 (included). This Order of the President of Georgia has been approved by the Resolution N5866 of the Parliament of Georgia of 22 April 2020. Pursuant to the Decree N1 of the President of Georgia of 21 March 2020 on the Measures to be Taken in Relation to the Declaration of the State of Emergency in the Entire Territory of Georgia, the restrictions imposed by it shall remain in force for the whole period of the State of Emergency.

The Permanent Representation of Georgia […] shall inform the Secretary General of the Council of Europe on the future developments with regard to the State of Emergency and shall notify the Secretary-General when these measures have ceased to operate.

[…]

[The links to the unofficial translations of Order N2 of the President of Georgia and Resolution N5866 of the Parliament of Georgia are available on the Council of Europe website, document JJ9032C Tr./005-240.]

Georgië heeft op 25-05-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Georgia […] pursuant to Article 15 of the European Convention on Human Rights has the honor to inform on the developments with respect to the measures already notified by Notes N24/9861, dated 21 March 2020 and N24/11396, dated 22 April 2020.

As follows, the special regulations imposed by the Government on the basis of the Presidential Decrees N1 and N2 of 21 March and 21 April 2020, enabled the authorities to successfully control the epidemic situation with the coronavirus in Georgia. On 22 May 2020 the Presidential Decrees enabling the Government to impose certain restrictions expired and in order to ensure further containment of the spread of the virus the same day the Parliament of Georgia adopted and the President promulgated special emergency legislation: 1) amendments to the “Law on Public Health’' and 2) amendments to Criminal Procedure Code of Georgia which established the remote court hearings and enabled the Government to introduce special rules of isolation and quarantine until 15 July 2020. […]

For these reasons, it is submitted hereby that Georgia extends the derogations from certain obligations under Articles 5, 6, 8, 11 of the Convention, Articles 1 and 2 of Protocol 1 to the Convention, Article 2 of Protocol 4 to the Convention until 15 July 2020. As underscored in our previous communications, these derogations apply to the obligations only to the extent strictly required by the exigencies of the persisting situation with the coronavirus limited to the scope of the amended “Law on Public Health” and Criminal Procedure Code of 22 May 2020. Notably, the Government of Georgia has already started gradual lifting of certain restrictions since 27 April 2020.

The Permanent Representation of Georgia […] shall inform the Secretary General of the Council of Europe when these measures cease to operate.

[…]

[Links to the unofficial English translations of the amendments to the Law of Georgia on “Public Health” and the Criminal Procedure Code of Georgia are available on the Council of Europe website, document JJ9055C Tr./005-255.]

Georgië heeft op 15-07-2020 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Georgia to the Council of Europe […] pursuant to Article 15 of the European Convention on Human Rights has the honor to inform on the developments with respect to the measures already notified by Notes N24/9861, dated 21 March 2020, N24/11396, dated 22 April 2020 and N24/13560 dated 25 May 2020.

As your Excellency has been already informed, upon expiry of the Presidential Decrees enabling the Government to impose certain restrictions regarding COVID-19, on 22 May 2020 the Parliament of Georgia adopted and the President promulgated special emergency legislation: 1) amendments to the “Law on Public Health” and 2) amendments to Criminal Procedure Code of Georgia which established the remote court hearings and allowed the Government to introduce special rules of isolation and quarantine until 15 July 2020.

Despite the fact that the overall pandemic situation in Georgia remains stable and the Government is gradually lifting the restrictions, in order to maintain the successful results achieved and to effectively combat the coronavirus which still exists in the region and elsewhere, representing a common threat for the whole world, on 14 July 2020 the Parliament of Georgia extended the application of the emergency legislation until 1 January 2021.

For these reasons, it is submitted hereby that Georgia retains the already notified derogations from certain obligations under Articles 5, 6, 8, 11 of the Convention, Articles 1 and 2 of Protocol 1 to the Convention, Article 2 of Protocol 4 to the Convention until 1 January 2021. As underscored in our previous communications, these derogations apply to the obligations only to the extent strictly required by the exigencies of the persisting situation with the coronavirus. As noted above, the Government of Georgia has already started gradual lifting of certain restrictions since 27 April 2020.

The Permanent Representation of Georgia to the Council of Europe attaches to this note the unofficial translations of the amendments to Law of Georgia on “Public Health” and Criminal Procedure Code of Georgia dated 14 July 2020.

The Permanent Representation of Georgia to the Council of Europe shall inform the Secretary General of the Council of Europe when these measures cease to operate.

[…]

[Links to the unofficial English translations of the amendments to the Law of Georgia on “Public Health” and the Criminal Procedure Code of Georgia are available on the Council of Europe website, document JJ9086C Tr./005-265.]

Georgië heeft op 01-01-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Georgia to the Council of Europe […] pursuant to Article 15 of the European Convention on Human Rights wishes to inform that the emergency legislation already notified by previous Note N24/18596 of 15 July 2020 has been extended until 1 July 2021. In particular, since the global and the local threat of COVID-19 still remains significant, on 29 December 2020, the Parliament of Georgia adopted and the President of Georgia approved the prolongation of the special emergency legislation until 1 July 2021. For these reasons, it is submitted hereby that Georgia retains the already notified derogations from certain obligations under Articles 5, 6, 8, 11 of the Convention, Articles 1 and 2 of Protocol 1 to the Convention, Article 2 of Protocol 4 to the Convention until 1 July 2021. As underscored in our previous communications, these derogations apply to the obligations only to the extent strictly required by the exigencies of the persisting situation with the coronavirus.

The Permanent Representation of Georgia […] attaches to this Note the unofficial translations of the amendments to Law of Georgia on “Public Health” and Criminal Procedure Code of Georgia dated 29 December 2020.

The Permanent Representation of Georgia […] shall inform the Secretary General of the Council of Europe when these measures cease to operate.

[Links to the unofficial English translations of the amendments to the Law of Georgia on “Public Health” and the Criminal Procedure Code of Georgia are available on the Council of Europe website, document JJ9158C Tr./005-273.]

Georgië heeft op 30-06-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Georgia […] pursuant to Article 15 of the European Convention on Human Rights wishes to inform that the emergency legislation already notified by previous Note N24/18596, dated 15 July 2020, and the subsequent Note N24/1, dated 1 January 2021, has been extended until 1 January 2022.

In particular, since the global and the local threat of COVID-19 still remains significant, on 22 June 2021, the Parliament of Georgia adopted and the President of Georgia approved the prolongation of the special emergency legislation until 1 January 2022.

For these reasons, it is submitted hereby that Georgia retains the already notified derogations from certain obligations under Articles 5, 6, 8, 11 of the Convention, Articles 1 and 2 of Protocol 1 to the Convention, Article 2 of Protocol 4 to the Convention until 1 January 2022. As underscored in our previous communications, these derogations apply to the obligations only to the extent strictly required by the exigencies of the persisting situation with the coronavirus.

The Permanent Representation of Georgia […] attaches to this Note the unofficial translations of the amendments to Law of Georgia on “Public Health” and Criminal Procedure Code of Georgia dated 22 June 2021.

The Permanent Representation of Georgia […] shall inform the Secretary General of the Council of Europe when these measures cease to operate.

[The links to the unofficial translation of the annexes (English only) are available on the Council of Europe website, document JJ9254C Tr./005-280.]

Georgië heeft op 31-12-2021 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Georgia […] pursuant to Article 15 of the European Convention on Human Rights wishes to inform that the emergency legislation already notified by previous Note N24/18596, dated 15 July 2020, and subsequent Notes N24/1, dated 1 January 2021, and N24/17898 dated 30 June 2021 have been extended until 1 January 2023.

In particular, since the global and the local threat of COVID-19 still remains significant, on 22 December 2021, the Parliament of Georgia adopted and the President of Georgia approved the prolongation of the special emergency legislation until 1 January 2023.

For these reasons, it is submitted hereby that Georgia retains the already notified derogations from certain obligations under Articles 5, 6, 8, 11 of the Convention, Articles 1 and 2 of Protocol 1 to the Convention, Article 2 of Protocol 4 to the Convention until 1 January 2023. As underscored in our previous communications, these derogations apply to the obligations only to the extent strictly required by the exigencies of the persisting situation with the coronavirus.

The Permanent Representation of Georgia […] attaches to this Note the unofficial translations of the amendments to Law of Georgia on “Public Health” and Criminal Procedure Code of Georgia dated 22 December 2021.

The Permanent Representation of Georgia […] shall inform the Secretary General of the Council of Europe when these measures cease to operate.

[Links to the unofficial English translations of the amendments to the Law of Georgia on “Public Health” and the Criminal Procedure Code of Georgia are available on the Council of Europe website, document JJ9303C Tr./005-285.]

Georgië heeft op 31-12-2022 de volgende verklaring afgelegd:

The Permanent Representation of Georgia […] pursuant to Article 15 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms wishes to inform that the emergency legislation notified by the previous Note N24/18596, dated 15 July 2020, and subsequent Notes N24/1, dated 1 January 2021; N24/17898, dated 30 June 2021 and N24/36213, dated 31 December 2021, shall cease to operate on 1 January 2023 and shall not be further extended.

As of the above indicated date the obligations under Articles 5, 6, 8 and 11 of the Convention, Articles 1 and 2 of Protocol No. 1 to the Convention and Article 2 of Protocol No. 4 to the Convention shall again be fully executed.

[…]

111

Montenegro heeft 03-03-2004 de volgende verklaring afgelegd:

Succession to declaration of Serbia and Montenegro:

While affirming its willingness fully to guarantee the rights enshrined in Articles 5 and 6 of the Convention, Serbia and Montenegro declares that the provisions of Article 5, paragraph 1[.c] and Article 6, paragraphs 1 and 3, shall be without prejudice to the application of […] Articles 61 to 225 of the Law on Minor Offences of the Republic of Montenegro (Službeni list Republike Crne Gore, Nos. 25/94, 29/94, 38/96, 48/99) that regulate proceedings before magistrates’ courts.

The relevant provisions of the laws referred to in this reservation regulate the following matters:

—

proceedings before the magistrates’ courts, including rights of the accused, rules of evidence and legal remedies ([…] Articles 61 to 67 and 97 to 225 of the Law on Minor Offences of the Republic of Montenegro), and

—

establishment and organization of the magistrates’ courts (Articles 68 to 96 of the Law on Minor Offences of the Republic of Montenegro. […] );

The Ministry of Foreign Affairs of Serbia and Montenegro wishes to inform the Secretary General of the Council of Europe that Serbia and Montenegro shall withdraw the reservations contained in its instrument of ratification as soon as the legislation mentioned therein has been brought into conformity with the European Convention for the Protec-tion of Human Rights and Fundamental Freedoms.

Serbia and Montenegro declares that the right to a public hearing enshrined in Article 6, paragraph 1, of the Convention shall be without prejudice to the application of the principle that courts in Serbia do not, as a rule, hold public hearings when deciding in administrative disputes. The said rule is contained in Article 32 of the Law on Administrative Disputes (Službeni list Savezne Republike Jugoslavije, No. 46/96) of the Republic of Serbia.

Verklaring van voortgezette gebondenheid van Montenegro op 14-06-2006.

112

Verklaring van voortgezette gebondenheid van Montenegro op 14-06-2006.

113

Armenië heeft op 14-03-2008 een verklaring afgelegd.

114

Slowakije heeft op 30-06-1993 de volgende verklaring afgelegd:

During the ceremony of accession to the Council of Europe, the Minister of Foreign Affairs of Slovakia declared that the reservation made by the Czech and Slovak Federal Republic to Articles 5 and 6 of the Convention will remain applicable. The reservation reads as follows:

"The Czech and Slovak Federal Republic in accordance with Article 64 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11] makes a reservation in respect of Articles 5 and 6 to the effect that those articles shall not hinder to impose disciplinary penitentiary measures in accordance with Article 17 of the Act No. 76/1959 of Collection of Laws, on Certain Service Conditions of Soldiers."

The terms of section 17 of the Law on certain conditions of service of members of the armed forces, No. 76/1959 in the Compendium of Legislation, are as follows:

Section 17

Disciplinary Sanctions

1.

Disciplinary sanctions shall comprise: a reprimand, penalties for petty offences, custodial penalties, demotion by one rank, and in the case of non-commissioned officers, reduction to the ranks.

2.

Disciplinary custodial penalties shall comprise: confinement after duty, light imprisonment and house arrest.

3.

The maximum duration of a disciplinary custodial penalty shall be 21 days.

115

Tsjechoslowakije heeft op 02-08-1993 de volgende verklaring afgelegd:

During the ceremony of accession to the Council of Europe, the Minister of Foreign Affairs of the Czech Republic declared that the reserva-tion made by the Czech and Slovak Federal Republic to Articles 5 and 6 of the Convention will remain applicable. The reservation reads as follows:

“The Czech and Slovak Federal Republic in accordance with Article 64 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms [Article 57 since the entry into force of the Protocol No 11] makes a reservation in respect of Articles 5 and 6 to the effect that those articles shall not hinder to impose disciplinary penitentiary measures in accordance with Article 17 of the Act No. 76/1959 of Collection of Laws, on Certain Service Conditions of Soldiers.”

The terms of section 17 of the Law on certain conditions of service of members of the armed forces, No. 76/1959 in the Compendium of Leg-islation, are as follows:

Section 17

Disciplinary Sanctions

1.

Disciplinary sanctions shall comprise: a reprimand, penalties for petty offences, custodial penalties, demotion by one rank, and in the case of non-commissioned officers, reduction to the ranks.

2.

Disciplinary custodial penalties shall comprise: confinement after duty, light imprisonment and house arrest.

3.

The maximum duration of a disciplinary custodial penalty shall be 21 days.

Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.