Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de Europese Unie
Artikel 28 [Operationeel optreden van de Unie]
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2009
- Redactionele toelichting
Zie voor de partijgegevens van deze versie het Verdrag van Lissabon. Voorheen art. 14. Art. 28 (oud) vernummerd tot art. 41.
- Bronpublicatie:
13-12-2007, Trb. 2008, 11 (uitgifte: 01-02-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2010, Trb. 2010, 43 (uitgifte: 05-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Wanneer een internationale situatie een operationeel optreden van de Unie vereist, neemt de Raad de nodige besluiten. In een gemeenschappelijk optreden worden de doelstellingen, de draagwijdte, de middelen welke de Unie ter beschikking dienen te worden gesteld, zo nodig de tijdsduur, en de voorwaarden voor de uitvoering van dat optreden omschreven.
Indien zich een verandering van omstandigheden voordoet met een duidelijke invloed op een vraagstuk dat het voorwerp is van een dergelijk besluit, beziet de Raad de beginselen en de doelstellingen van dat besluit opnieuw en neemt hij de noodzakelijke besluiten.
2.
Een in lid 1 bedoeld besluit bindt de lidstaten bij het innemen van standpunten en bij hun verdere optreden.
3.
Telkens wanneer op grond van een besluit in de zin van lid 1 een nationale standpuntbepaling of een nationaal optreden wordt overwogen, wordt daarvan door de betrokken lidstaat op een zodanig tijdstip kennis gegeven dat zo nodig voorafgaand overleg binnen de Raad mogelijk is. De verplichting tot voorafgaande kennisgeving geldt niet voor maatregelen die slechts de nationale omzetting van de besluiten van de Raad vormen.
4.
In geval van dwingende noodzaak voortvloeiend uit veranderingen in de situatie en bij gebreke van een herziening, als bedoeld in lid 1, van het besluit van de Raad, kunnen de lidstaten met spoed de noodzakelijke maatregelen nemen, rekening houdend met de algemene doelstellingen van dat besluit. De betrokken lidstaat stelt de Raad onverwijld van iedere zodanige maatregel in kennis.
5.
In geval van ernstige moeilijkheden bij de uitvoering van een in dit artikel bedoeld besluit, legt een lidstaat deze voor aan de Raad, die daarover beraadslaagt en passende oplossingen zoekt. Deze mogen niet in strijd zijn met de doelstellingen van het in lid 1 bedoelde besluit noch afbreuk doen aan de doeltreffendheid ervan.