Hof 's-Hertogenbosch, 18-08-2016, nr. 200.177.786, 01
ECLI:NL:GHSHE:2016:3713
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
18-08-2016
- Zaaknummer
200.177.786_01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2016:3713, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 18‑08‑2016; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 121 Burgerlijk Wetboek Boek 5
- Vindplaatsen
AR 2016/2440
Uitspraak 18‑08‑2016
Inhoudsindicatie
VvE-zaak. Vervangende toestemming ex artikel 5:121 BW aan VvE voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden in hoger beroep alsnog verleend.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 18 augustus 2016
Zaaknummer : 200.177.786/01
Zaaknummer eerste aanleg : 3996264/EJ VERZ 15-222
in de zaak in hoger beroep van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging “Vereniging van Eigenaars [straatnaam] [A] tot en met [Z] (even)”,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. J.A. Vermeulen-Jonkers, advocaat te Arnhem,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.F.W. van Seumeren.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, van 30 juni 2015.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 september 2015, heeft de VvE onder aanvoering van vijf grieven verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog het inleidend verzoek van de VvE toe te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties, daaronder begrepen de kosten van de gemachtigde van de VvE.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 december 2015, heeft [geïntimeerde] verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met veroordeling van de VvE in de kosten van deze procedure in beide instanties.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 februari 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de heer [bestuurder] , bestuurder van de VvE;
- mr. Vermeulen, advocaat van de VvE;
- [geïntimeerde] en zijn echtgenote;
- mr. Van Seumeren, advocaat van [geïntimeerde] , alsmede mr. C.A.M. Slegers.
2.4.
Ter zitting in hoger beroep is op verzoek van het hof afgesproken dat de VvE zorg zal dragen voor het op schrift stellen van haar plan van aanpak, met daarbij aandacht voor het beperken van stofoverlast. Vervolgens zou [geïntimeerde] op dit op schrift gestelde plan van aanpak mogen reageren. Vervolgens zouden partijen bezien of ze het onderling alsnog eens zouden kunnen worden. Voor het geval partijen het niet eens zouden worden, heeft het hof ter zitting van 3 februari 2016 aangekondigd hetzij een nieuwe mondelinge behandeling te houden, hetzij beschikking te wijzen.
2.5.
De VvE heeft bij akte met bijlage (het door [Installatiebedrijf] Installatiebedrijf op schrift gestelde plan van aanpak), ingekomen ter griffie op 6 april 2016, het hof laten weten dat [geïntimeerde] afwijzend staat ten aanzien van het door de VvE gestuurde plan van aanpak.
[geïntimeerde] heeft bij antwoordakte, ingekomen ter griffie op 2 mei 2016, laten weten dat hij het door de VvE overgelegde plan van aanpak in de huidige vorm afwijst.
2.6.
Het hof heeft (voorts) kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg, ingekomen op 20 oktober 2015;
- de door mrs. Vermeulen en Van Seumeren ter zitting in hoger beroep overgelegde ‘aantekeningen ter zitting’ respectievelijk ‘spreekaantekeningen’;
- de ‘akte uitlating na mondelinge behandeling’ van de VvE, d.d. 6 april 2016;
- de ‘antwoordakte uitlating na mondelinge behandeling’ van [geïntimeerde] , gedagtekend 4 mei 2016 maar bij het hof binnengekomen op 2 mei 2016.
3. De beoordeling
3.1.
[geïntimeerde] is eigenaar van een appartementsrecht dat hem van rechtswege lid doet zijn van de VvE.
3.2.
De VvE is van mening dat de rookgasafvoeren en de schoorstenen op het dak waarop deze rookgasafvoeren uitkomen, aan vervanging toe zijn. De rookgasafvoeren zijn privé-eigendom van de betreffende appartementsrechteigenaar, maar de schacht waar de rookgasafvoeren doorheen lopen is gezamenlijk eigendom. De VvE vreest dat als de rookgasafvoeren niet tijdig en op juiste wijze worden vervangen, er kans op lekkage in de afvoeren is. Daarom is op aanraden van de beheerder van de VvE voorgesteld, aanvaard en besloten het vervangen van de rookgasafvoeren en schoorstenen collectief door de VvE te laten uitvoeren. Hierbij is aangegeven dat alle bewoners op een zeker moment verzocht zal worden hiervoor de woning toegankelijk te maken. (zie productie 3 bij beroepschrift: notulen vergadering VvE 20 maart 2014).
3.3.
In de beschikking waarvan beroep heeft de kantonrechter overwogen dat de door de heer [Installatiebedrijf] (het hof begrijpt: van het door de VvE ingeschakelde bedrijf) aangedragen opties om stofoverlast te beperken, niet eerder dan ter zitting (hof: in eerste aanleg) aan [geïntimeerde] zijn voorgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter dienen partijen eerst met elkaar concreet overleg te voeren over een mogelijke oplossing, alvorens tot het verlenen van een vervangende machtiging kan worden overgegaan. Het verzoek van de VvE tot het verlenen van een vervangende machtiging is vervolgens door de kantonrechter afgewezen. Hiertegen keren zich de grieven.
3.4.
Het hof overweegt als volgt.
3.4.1.
Allereerst merkt het hof op dat het bezwaar van de kantonrechter, te weten dat [geïntimeerde] pas ter zitting in eerste aanleg werd geconfronteerd met een voorstel tot stofbeperkende maatregelen en partijen niet (voldoende) de gelegenheid hebben gehad om onderling tot overeenstemming te komen, in hoger beroep door het hof is ondervangen door de VvE een schriftelijk plan van aanpak te laten opstellen en vervolgens aan [geïntimeerde] te doen toekomen. Bovendien heeft het hof partijen uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld om onderling tot een oplossing te komen, waarbij de termijn – overigens tegen de wens van de VvE – op verzoek van [geïntimeerde] (gedaan bij indieningsformulier van 5 april 2016) door het hof is verlengd. Ook in deze verlengde termijn zijn partijen kennelijk niet tot overeenstemming gekomen. Het hof acht zich op basis van de stukken voldoende geïnformeerd en het zal thans beschikking wijzen. Een tweede mondelinge behandeling acht het hof dan ook niet opportuun.
3.4.2.
Voorts overweegt het hof (in zoverre ook in verband met de vierde grief van de VvE) dat door [geïntimeerde] is aangevoerd dat de VvE geen machtiging van haar leden heeft om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis waarvan thans beroep. [geïntimeerde] stelt dat de VvE dan ook in het (zonder die machtiging) ingestelde beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
In de vergadering van de VvE van 29 april 2015 is volgens de notulen d.d. 29 april 2015 (productie 7 bij beroepschrift) het volgende aan de orde geweest en besloten:
“10. Rondvraag.
-De voorzitter legt de vergadering uit dat op alle adressen in het gebouw de rookgasafvoer is vervangen, op 1 adres na, namelijk bij meneer en mevrouw [geïntimeerde] op huisnummer [B] . Reden is dat zij het onderhoudsbedrijf geen toegang hebben willen verschaffen tot hun appartement voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Aangezien het hier een kwestie van veiligheid betreft, en leden van een VvE op basis van de splitsingsakte verplicht zijn om medewerking te verlenen aan onderhoudswerkzaamheden, is het in deze splitsingsakte verplicht om medewerking te verlenen aan onderhoudswerkzaamheden, is het in deze kwestie tot een juridisch conflict gekomen. De beheerder heeft [advocaten] advocaten ingeschakeld, onder de reeds bestaande Overeenkomst Juridische Dienstverlening die de VvE met hen heeft, om hierin stappen te ondernemen. Op korte termijn zal deze zaak dan ook voor de rechter komen. Op grond van de akte van splitsing en het daarin opgenomen splitsingsreglement is een machtiging van de vergadering van eigenaars benodigd om als bestuur namens de VvE een gerechtelijke procedure jegens de heer en mevrouw [geïntimeerde] aanhangig te kunnen maken. De leden stemmen unaniem in met het verlenen van de machtiging aan het bestuur luidende:
De vergadering van eigenaars van de VvE [straatnaam] machtigt hierbij het bestuur om namens de VvE een procedure jegens de heer en mevrouw [geïntimeerde] te starten wegens het niet verlenen van toestemming teneinde noodzakelijke (onderhouds)werkzaamheden aan de gemeenschappelijke zaken (de rookgasafvoeren t.b.v. de cv ketels) deels gelegen in het appartement van de heer en mevrouw [geïntimeerde] uit te kunnen voeren en in dat kader om namens de Vereniging van Eigenaars in rechte te verschijnen, ter zake verweer te voeren en tenslotte al datgene te doen, wat rechtens noodzakelijk is, waaronder het verstrekken van inlichtingen en het beproeven en zo nodig tot stand brengen van een minnelijke regeling.”
Uit het bovenstaande leidt het hof af dat de VvE het bestuur heeft gemachtigd om een procedure tegen [geïntimeerde] te entameren teneinde vervangende machtiging te krijgen om de werkzaamheden aan de gezamenlijke rookgasafvoer van de cv-ketel uit te (laten) voeren. Het hof is van oordeel dat de onderhavige procedure in hoger beroep, gezien de door de VvE in eerste aanleg betrokken positie, valt te beschouwen als een sequeel van de procedure in eerste aanleg, waarin de VvE haar verzoek om een vervangende machtiging heeft gedaan (vergelijk Hof Leeuwarden 21 juni 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8703). Een aparte toestemming voor het instellen van hoger beroep is derhalve niet nodig. Dit zou ook niet praktisch zijn, reeds gelet op de beroepstermijn van drie maanden.
Voor zover [geïntimeerde] onder 88 en 89 van het verweerschrift in hoger beroep -onder verwijzing naar artikel 41 (lid 1, maar bedoeld zal zijn lid 4) van de splitsingsakte- heeft aangevoerd dat het de VvE heeft ontbroken aan toestemming voorafgaand aan het verzoekschrift in eerste aanleg (d.d. 27 maart 2015), merkt het hof op dat het in lid 4 van artikel 41 gaat om “...machtiging ‘voor’ het instellen van en berusten in rechtsvorderingen....”. Er staat niet ‘vóór’ en ook overigens blijkt niet dat het expliciet gaat om voorafgaande toestemming. Bovendien is de toestemming (d.d. 29 april 2015) in ieder geval voorafgegaan aan deze procedure in hoger beroep.
Het hof acht de machtiging, zoals verleend in de vergadering van 29 april 2015, toereikend.
Het hof verwerpt het verweer.
Het (gedeeltelijk) slagen van de vierde grief van de VvE leidt nog niet tot vernietiging van de beschikking waarvan beroep.
3.5.
De (andere) grieven
3.5.1.
De VvE heeft diverse grieven genomen, die er – kort weergegeven – op neerkomen dat de VvE een (totale) herbeoordeling van haar verzoek wenst en toewijzing van de vervangende machtiging.
[geïntimeerde] bestrijdt dat vervangende machtiging kan worden verleend en hij wenst een nader onderzoek teneinde te bezien of de door de VvE voorgestelde werkwijze (het rookgasafvoerkanaal aansluiten van onderaf, derhalve vanuit het privé-woongedeelte van [geïntimeerde] ) wel noodzakelijk is.
3.5.2.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat het wonen in een appartementencomplex en het lidmaatschap van een vereniging van eigenaars met zich brengt dat besluiten met meerderheid van stemmen genomen kunnen worden. Dit betekent dat – indien een meerderheid tot een besluit komt waaronder een beslissing tot onderhoud en de wijze waarop het onderhoud zal worden uitgevoerd – dit besluit (in beginsel) geldt voor alle bewoners c.q. eigenaars van een appartementsrecht. Ook degenen die niet gestemd hebben en degenen die tegen een dergelijk besluit hebben gestemd en/of het er (alsnog) niet mee eens zijn, dienen (in beginsel) een dergelijk besluit te accepteren en er vervolgens naar te handelen.
In de onderhavige zaak is door de VvE besloten de rookafvoerkanalen te vervangen via het dak, waarbij de aansluiting aan de onderkant moet worden aangesloten vanuit de verschillende appartementen en waarbij de eigenaar/bewoner zal worden verzocht toegang tot zijn woning/appartement te verschaffen teneinde die werkzaamheden te laten uitvoeren. In beginsel geldt dit ook voor [geïntimeerde] . Aan hem is dan ook verzocht zijn medewerking te verlenen. Hij is aangeschreven toegang te verlenen tot het privé-gedeelte behorende bij zijn appartementsrecht. [geïntimeerde] heeft aangegeven zijn medewerking niet te verlenen wegens de door hem gevreesde gevolgschade voor zijn woning.
3.5.3.
Nu [geïntimeerde] weigert zijn medewerking te verlenen kan de VvE alleen via een vervangende machtiging diens woning binnentreden teneinde de werkzaamheden alsnog uit te laten voeren.
De weigering van [geïntimeerde] dient te worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid, die de verhoudingen tussen de appartementseigenaren en de VvE beheerst. De vervangende machtiging kan worden verleend als kan worden vastgesteld dat de medewerking of toestemming door de betrokken appartementseigenaar, hier [geïntimeerde] , zonder redelijke grond wordt geweigerd. Voor de vraag of daarvan sprake is zijn alle relevante omstandigheden van het geval van belang.
3.5.4.
Ten aanzien van het (sec) vervangen van het rookgasafvoerkanaal wijst het hof erop dat het aan de VvE is om tijdens de vergadering een besluit te nemen over de vervanging van deze rookgasafvoerkanalen aangezien deze door een gezamenlijke schacht lopen en een eventuele schade aan een rookgasafvoer gevolgen kan hebben voor de andere rookgasafvoerkanalen die eveneens door die schacht lopen en die het de afvoer vormen van de zich in de appartementen bevindende cv-ketels. Daarmee is reeds het gezamenlijke belang gegeven. [geïntimeerde] heeft zich – zoals in het verweerschrift in hoger beroep is aangegeven – niet verweerd tegen het besluit tot vervanging zelf.
De noodzaak tot vervanging blijkt ook uit een rapport van de firma [Installatiebedrijf] van 16 september 2015 (waarin [Installatiebedrijf] reageert op de bevindingen van een door [geïntimeerde] ingeschakeld bedrijf, productie 8 bij beroepschrift), waarin [Installatiebedrijf] (onder meer) schrijft dat het huidige rookgasafvoerkanaal van [geïntimeerde] is berekend op een VR-ketel en niet op een HR-ketel en deze afvoerkanalen bovendien al meer dan 17 jaar oud zijn. Daarnaast heeft mr. Vermeulen-Jonkers ter zitting in hoger beroep aangegeven dat uit een scan blijkt dat de rookgasafvoerkanalen gruis bevatten en de kans op koolmonoxidevergiftiging aanwezig is. Om die reden dienen alle rookgasafvoerkanalen te worden vervangen en deze kanalen zijn daarom inmiddels vervangen. Ook voor het appartement van [geïntimeerde] is reeds een nieuw rookgasafvoerkanaal aangebracht, dat echter nog niet is aangesloten (omdat het vanwege de weigering van het verlenen van toegang niet aangesloten kon worden).
Gelet op zowel het feit van algemene bekendheid dat een verouderde, slechte of lekkende afvoer van een CV-ketel gevaarzettend kan zijn als het gegeven dat er meerdere rookgasafvoerkanalen per schacht zijn en er diverse rookgasafvoerkanalen zijn die kennelijk aan vervanging toe zijn in verband met gruisvorming, is naar het oordeel van het hof de noodzaak om alle rookgasafvoerkanalen (al dan niet preventief) op betrekkelijk korte termijn te vervangen (zoals inmiddels is gebeurd), alsmede om deze vervanging centraal te regelen, in voldoende mate gegeven.
Zo [geïntimeerde] al bedoeld heeft tevens verweer te willen voeren tegen de noodzaak van het (sec) vervangen van het rookgasafvoerkanaal, wordt dit verweer op grond van bovenstaande verworpen.
3.5.5.
Anders dan door de VvE in de eerste, tweede en derde grief lijkt te worden betoogd is naar het oordeel van het hof in het kader van onderhavige procedure inzake het verlenen van een vervangende machtiging een discussie over een eventuele alternatieve werkwijze -die voor [geïntimeerde] tot minder schade zou leiden- mogelijk en noodzakelijk. Naar het oordeel van het hof dient die discussie in het teken te staan van het hierboven onder 3.5.3. weergegeven criterium. Indien immers het doel van de VvE, te weten het voorkomen van gevaarzetting door het vervangen van de rookgasafvoeren, net zo goed of beter zou kunnen worden bereikt middels de door [geïntimeerde] voorgestane werkwijze (van De Dak- en Schoorsteenspecialist, te weten -kortgezegd- ‘van bovenaf’), zou de weigering van medewerking door [geïntimeerde] mogelijk als redelijk kunnen worden beschouwd.
Naar het oordeel van het hof is (afwegende de standpunten van partijen –in die discussie-) daarvan echter geen sprake.
Naar het oordeel van het hof is het voorstel van het door [geïntimeerde] ingehuurde bedrijf “De Dak- en schoorsteenspecialist” (productie 18 bij verweerschrift in hoger beroep) onvoldoende uitgewerkt en wordt het in het door de firma [Installatiebedrijf] in een uitvoerige reactie hierop onderbouwd afgewezen (rapport van de firma [Installatiebedrijf] van 16 september 2015, productie 8 bij beroepschrift). Ten aanzien van de noodzaak van een aansluiting vanuit het appartement schrijft de firma [Installatiebedrijf] dat de norm voorschrijft dat de flexibele stang (het hof begrijpt: de van onderaf vanuit het appartement te maken aansluiting, zoals te zien op de in dat rapport opgenomen afbeelding) goed moet worden ondersteund en in de schacht dient over te gaan in de starre buis (het hof begrijpt: het rookgasafvoerkanaal, zoals te zien op de in dat rapport opgenomen afbeelding). Om dit technisch en veilig uit te voeren moet de schacht geopend worden door middel van een gat van 70 cm bij 70 cm. De rookgasafvoerkanalen lopen immers in collectieve schachten en door geforceerd rookgas te onttrekken (het hof begrijpt: zoals in het voorstel van het door [geïntimeerde] ingehuurde bedrijf “De Dak- en schoorsteenspecialist” betoogd) ontstaat er gevaar voor veiligheid in het complex. De firma [Installatiebedrijf] schrijft zelfs dat het alternatieve voorstel indruist tegen alle (onderstreping door de firma [Installatiebedrijf] ) regels en zou bij toepassing hiervan leiden tot het niet meer functioneren van de ketel en een gevaar kunnen opleveren voor het gehele systeem. Gelet op zowel de uitgebreide en onderbouwde reactie van de firma [Installatiebedrijf] op het summiere stuk van de Dak- en schoorsteenspecialist als de bij dit rapport opgenomen afbeeldingen, acht het hof de noodzaak van de aansluiting op het rookgasafvoerkanaal vanuit het appartement door de VvE meer dan aannemelijk gemaakt. Daarmee stelt het hof vast dat de weigering van [geïntimeerde] van zijn medewerking op grond van dit alternatief in zoverre zonder redelijke grond wordt geacht te zijn gedaan. Dat De Dak- en schoorsteenspecialist een gerenommeerd bedrijf is op wiens deskundigheid [geïntimeerde] mag vertrouwen, zoals in het beroepschrift staat, doet hieraan niet af.
3.5.6.
Aan het verzoek om alsnog een deskundige onderzoek te laten verrichten naar de vraag of de rookgasafvoer ook via het dak kan worden vervangen, wordt op grond van bovenstaande afgewezen. Naar het oordeel van het hof is voldoende onderbouwd dat de door de Dak- en Schoorsteenspecialist voorgestane alternatieve werkwijze als (mogelijk) gevaarzettend en in strijd met de geldende technische normen van de hand dient te worden gewezen. Bovendien heeft [geïntimeerde] (en diens partner) ter zitting in hoger beroep verklaard de kosten van dit eventuele onderzoek niet te willen dragen. Het verzoek van [geïntimeerde] om op grond van de artikelen 284 juncto 194 Rv een deskundige aan te wijzen, wordt door het hof afgewezen.
3.5.7.
De weigering van medewerking door [geïntimeerde] vindt voorts zijn grond in een ander bezwaar van [geïntimeerde] tegen het uitvoeren van werkzaamheden in zijn woning, te weten zijn angst voor stofvorming en het daardoor ontstaan van eventuele schade en overlast. Volgens [geïntimeerde] weigert de VvE ten onrechte met hem afspraken te maken over de te nemen schadebeperkende maatregelen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Dat het uitvoeren van werkzaamheden in een appartement tot overlast van de bewoner leidt, is een gegeven en is inherent aan het uitvoeren van werkzaamheden. Dit geldt overigens niet alleen voor [geïntimeerde] , maar voor alle bewoners in het complex. Dit is op voorhand ook door de VvE aangegeven tijdens de vergadering van 20 maart 2014 (productie 3 bij beroepschrift). Een tijdelijke overlast mag echter geen belemmering vormen voor het uitvoeren van werkzaamheden.
Specifiek noemt [geïntimeerde] de angst voor overlast door stofvorming die schade zou kunnen toebrengen aan de zaken in zijn appartement. [geïntimeerde] wijst op het gegeven dat in zijn appartement binnenmuren zijn verwijderd waardoor stof zich makkelijk door het gehele appartement zou kunnen verplaatsen.
Het hof overweegt enerzijds dat de indeling van het appartement (in dit geval het gebrek aan binnenmuren) een factor is die in beginsel voor rekening en risico van de eigenaar ( [geïntimeerde] ) komt. Ook mag van een eigenaar/bewoner worden verwacht – zoals ter zitting in hoger beroep besproken – dat hij (in zijn eigen belang zelf ) zorg draagt voor het afdekken dan wel verwijderen van eenvoudig af te dekken of te verwijderen zaken als elektronische apparatuur, lampenkappen en gordijnen.
Anderzijds mag van de uitvoerder van werkzaamheden ook worden verwacht dat deze een plan opstelt teneinde stofvorming zoveel mogelijk tegen te gaan. In het verweerschrift in hoger beroep en in de door mr. Van Seumeren ter zitting in hoger beroep voorgedragen en overgelegde pleitnota wordt aangegeven dat er geen concreet plan van aanpak is opgesteld en overgelegd. Dit laatste is inmiddels ondervangen doordat – na opdracht hiertoe door het hof ter zitting in hoger beroep – door de VvE in samenwerking met de firma [Installatiebedrijf] een plan van aanpak om stofvorming tegen te gaan, is opgesteld en overgelegd bij akte van 6 april 2016. Hierin is onder meer sprake van het plaatsen van een stofscherm, gebouwd uit telescopische profielen welke het plastic afschermzeil/stofscherm tussen vloer en plafond klemmen, het plaatsen van een stofafzuiging en het opvangen door middel van protectiekarton en het vervolgens direct afzuigen van water dat gebruikt wordt tijdens het boren. Het hof acht dit een voldoende uitwerking teneinde zoveel mogelijk te voorkomen dat stof zich verspreidt.
Weliswaar acht [geïntimeerde] de voorgenomen maatregelen onvoldoende (zie akte van uitlating d.d. 4 mei 2016, bij het hof binnengekomen op 2 mei 2016), omdat hierbij geen rekening wordt gehouden met de indeling van zijn appartement. Echter [Installatiebedrijf] is van die indeling bij het opstellen van het plan op de hoogte geweest. [geïntimeerde] heeft onvoldoende onderbouwd dat met die indeling geen rekening is gehouden. Bovendien, zoals eerder overwogen, is de indeling van het appartement een omstandigheid die in beginsel voor rekening en risico van [geïntimeerde] komt. Bovendien vermag het hof niet inzien, dat het afdekken door middel van plastic wanden van plafond tot aan grond (stofschermen), zoals bij afbeelding in het op schrift gestelde plan van aanpak aangegeven, niet voldoende zou zijn. Het hof ziet dan ook geen noodzaak tot het inhuren van een ander gespecialiseerd bedrijf, zoals door [geïntimeerde] bij antwoordakte is geëist (en waarop de VvE overigens niet meer heeft kunnen reageren). Evenmin ziet het hof gronden om een deskundige op het gebied van het nemen van stofbeperkende maatregelen te laten rapporteren (als door [geïntimeerde] verzocht en waarop de VvE overigens evenmin op heeft kunnen reageren). Het hof wijst het verweer c.q. de verzoeken van [geïntimeerde] van de hand. Dergelijke eisen kan [geïntimeerde] in redelijkheid niet stellen.
3.5.8.
[geïntimeerde] noemt in het verweerschrift ook de angst voor geluidsoverlast als reden voor het weigeren van de werkzaamheden. De afdekplaat zou slechts één centimeter dik zijn
Daarnaast noemt [geïntimeerde] de angst voor een inbraak via de schacht van de rookgasafvoerkanalen. Het hof overweegt dat het in de wand te zagen gat, dat overigens niet 80 cm bij 80 cm, zoals door [geïntimeerde] gesteld, maar 70 cm bij 70 cm zal zijn (zie rapport firma [Installatiebedrijf] , productie 8 bij beroepschrift), zal worden afgedicht door een in dubbele dikte brandwerende beplating, bekleed met steenwol. Van geen van de andere bewoners in het appartementencomplex zijn klachten over geluidsoverlast ontvangen (zie akte uitlating na mondelinge behandeling, d.d. 6 april 2016). Het hof acht ook het risico van geluidsoverlast niet dusdanig groot, dat hiervoor het belang van aansluiting op het vernieuwde rookafvoerkanaal en daarmee een veilig rookgasafvoerkanaal in een gezamenlijke schacht met andere rookgasafvoerkanalen, zou moeten wijken. Ook in zoverre is sprake van weigering van medewerking zonder redelijke grond.
3.5.9.
Het hof concludeert op grond van al het bovenstaande dat de weigering van [geïntimeerde] van zijn medewerking, mede in aanmerking genomen het gerechtvaardigde belang van de VvE bij een vervangende machtiging om het privé-gedeelte van [geïntimeerde] te betreden teneinde aldaar werkzaamheden aan het rookgasafvoerkanaal te laten verrichten, door het hof wordt geoordeeld als te zijn gedaan zonder redelijke grond.
Het hof zal het verzoek van de VvE dan ook toewijzen en daarmee de grieven honoreren.
Anders dan door [geïntimeerde] in diens antwoordakte d.d. 4 mei 2016 (doch binnengekomen op 2 mei 2016) betoogd, heeft het hof geen noodzaak tot noch wenselijkheid van het houden van een tweede mondelinge behandeling gezien (vgl. hierboven onder 3.4.1.).
Hetgeen voorts nog door partijen is aangevoerd, behoeft – gelet op het voorgaande – geen bespreking meer.
3.6.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen, de vervangende machtiging (als verzocht met nevenverzoeken) verlenen en [geïntimeerde] veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Het hof ziet geen aanleiding om [geïntimeerde] ook te veroordelen in de kosten van de eerste aanleg, nu de VvE haar plan van aanpak destijds niet schriftelijk in het geding heeft gebracht opdat [geïntimeerde] daarop reeds in een eerder stadium had kunnen reageren.
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende
verleent vervangende machtiging ten aanzien van de vereiste medewerking c.q. toestemming die de VvE van [geïntimeerde] behoeft teneinde de noodzakelijke werkzaamheden aan de gemeenschappelijke gedeelten en het privé-gedeelte behorende bij het appartementsrecht van [geïntimeerde] te kunnen laten verrichten;
verleent toestemming aan de VvE om daadwerkelijk al dan niet met behulp van de sterke arm van politie en justitie het appartement van [geïntimeerde] te betreden op de dagen dat de werkzaamheden zullen worden verricht;
veroordeelt [geïntimeerde] tot voldoening van de (eventuele) kosten die het verkrijgen van toegang van het privé-gedeelte van zijn appartementsrecht, gelegen aan de [straatnaam] [B] ( [postcode] ) [woonplaats] , met zich meebrengt, en zulks binnen vijf dagen nadat de factuur aan [geïntimeerde] is verzonden;
alles onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- (zegge: duizend euro) voor iedere dag, dat [geïntimeerde] met bovenstaande in gebreke blijft;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van de VvE op € 711,-aan griffierecht en op € 2.235,- aan salaris advocaat;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, L.Th.L.G. Pellis en G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2016.