Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/926
Vermogensrecht. Verjaring; vordering op rechtspersoon die na faillietverklaring is ontbonden en is opgehouden te bestaan; mogelijkheid van heropening van vereffening in faillissement (art. 194 Fw); verlengingsgrond voor verjaring gedurende periode dat rechtspersoon is opgehouden te bestaan (art. 3:320 BW)?
HR 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1310
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 juli 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/01909
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1310, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:391, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2019
- Wetingang
Essentie
Vermogensrecht. Verjaring; vordering op rechtspersoon die na faillietverklaring is ontbonden en is opgehouden te bestaan; mogelijkheid van heropening van vereffening in faillissement (art. 194 Fw); verlengingsgrond voor verjaring gedurende periode dat rechtspersoon is opgehouden te bestaan (art. 3:320 BW)?
Samenvatting
Art. 3:320 BW bepaalt dat, wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, die termijn voortloopt totdat zes maanden na het verdwijnen van de verlengingsgrond zijn verstreken. Verlengingsgronden zijn in de wet geregeld en zien op bijzondere omstandigheden waarin ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.