Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/933
Wvggz. Machtiging voortzetting crisismaatregel, art. 7:7 Wvggz; gebrek in crisismaatregel ex art. 7:1 Wvggz; ontvankelijkheid OvJ.
HR 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1314
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 juli 2020
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
20/01416
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS230885:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1314, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:611, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑04‑2020
- Wetingang
Samenvatting
Bij de beoordeling van een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel dient blijkens de wetsgeschiedenis niet de rechtmatigheid van de crisismaatregel, maar alleen de rechtmatigheid van de voortzetting van de verplichte zorg te worden onderzocht. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de crisismaatregel heeft de wetgever in art. 7:6 Wvggz de mogelijkheid van beroep bij de rechtbank in het leven geroepen. Of de burgemeester al dan niet bevoegd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.