Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa
Artikel 25 Grensoverschrijdende luchtverontreiniging
Geldend
Geldend van 11-06-2008 tot 12-12-2026
- Bronpublicatie:
21-05-2008, PbEU 2008, L 152 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/50/EG)
- Inwerkingtreding
11-06-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2008, PbEU 2008, L 152 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/50/EG)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
1.
Wanneer een alarmdrempel, grenswaarde of streefwaarde, verhoogd met de toepasselijke overschrijdingsmarge, of een langetermijndoelstelling ten gevolge van aanzienlijk grensoverschrijdend transport van verontreinigende stoffen of de precursoren daarvan wordt overschreden, werken de betrokken lidstaten samen en ontplooien zij, indien passend, gezamenlijke activiteiten, zoals het opstellen van gezamenlijke of gecoördineerde luchtkwaliteitsplannen overeenkomstig artikel 23, teneinde zulke overschrijdingen op te heffen door de uitvoering van passende maar evenredige maatregelen.
2.
De Commissie wordt uitgenodigd om bij de in lid 1 bedoelde samenwerkingsactiviteiten aanwezig te zijn en daaraan haar medewerking te verlenen. Indien opportuun onderzoekt de Commissie, rekening houdend met de uit hoofde van artikel 9 van Richtlijn 2001/81/EG opgestelde verslagen, of op Gemeenschapsniveau nadere actie moet worden ondernomen om de voor de grensoverschrijdende verontreiniging verantwoordelijke uitstoot van precursoren te verminderen.
3.
Indien opportuun overeenkomstig artikel 24 gaan de lidstaten over tot het opstellen en uitvoeren van gezamenlijke kortetermijnactieplannen die naburige zones in andere lidstaten bestrijken. De lidstaten zorgen ervoor, dat wanneer naburige zones in andere lidstaten kortetermijnactieplannen hebben ontwikkeld, zij alle relevante gegevens ontvangen.
4.
Wanneer de informatiedrempel of alarmdrempels worden overschreden in zones of agglomeraties in de nabijheid van nationale grenzen, worden zo snel mogelijk gegevens verstrekt aan de bevoegde instanties van de betrokken naburige lidstaten. Deze gegevens worden ook aan de bevolking ter beschikking gesteld.
5.
Bij het opstellen van plannen overeenkomstig de leden 1 en 3 en bij het verstrekken van informatie aan de bevolking overeenkomstig lid 4 streven de lidstaten, indien opportuun, naar samenwerking met derde landen en met name met kandidaat-lidstaten.