RFR 2013/80
Gezag. Moet het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing van de kinderen worden afgewezen en dient er een belangenafweging plaats te vinden nu de moeder geen uitvoering heeft gegeven aan een bevel tot teruggeleiding van de kinderen?
HR 26-04-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ0293
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 april 2013
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders
- Zaaknummer
12/03433
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BZ0293
- JCDI
JCDI:ADS914259:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ0293, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑04‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BZ0293, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑01‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑07‑2012
- Wetingang
Art. 1:253a BW; art. 8 EVRM
Essentie
Gezag. Omgang.
Moet het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing van de kinderen worden afgewezen en dient er een belangenafweging plaats te vinden nu de moeder geen uitvoering heeft gegeven aan een bevel tot teruggeleiding van de kinderen?
Samenvatting
Uit het huwelijk van de ouders zijn twee kinderen geboren, die ten tijde van het cassatieberoep vijftien en veertien jaar oud zijn. Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden in 2005, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is bepaald en voor contact met de vader een weekendregeling en de helft van de schoolvakanties is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.